Toen ik afstudeerde in Geschiedenis op een onderwerp inzake religie gedurende de Tweede Wereldoorlog, stelde mijn hoogleraar bij de eindondervraging: ‘Draai nu je conclusie eens om, die lijkt me ook heel goed te onderbouwen.’ Ik stond totaal perplex: daar kon ik niets tegenin brengen.
Helaas pas ik die les niet altijd toe als journalist. Terwijl zij zo principieel nodig is; je eigen bevindingen in twijfel trekken. Ook ‘objectieve journalisten’ die menen dat ze vrij zijn van vooroordelen en van het graaien van argumenten, hebben baat bij ‘Waarom iedereen altijd gelijk heeft’ van Ruben Mersch. Bovenal de talloze Nederlandse columnisten die nogal overtuigend hun gelijk presenteren en vooral blijven herhalen, tappend uit hun bekende vaatje argumenten.
In de inleiding van Waarom iedereen gelijk heeft, schrijft de Belgische auteur en onderzoeker Mersch aanvankelijk een boek te zijn begonnen om het gebrekkig en vooral willekeurig argumenteren aan te tonen in het al jaren zo heftige klimaatdebat. Dat gaat immers meer over gelovigen en sceptici dan over ‘waarheid’.
Gaandeweg verlegde Mersch het accent naar de onzekerheid van argumenteren in het algemeen: er is in vrijwel elke discussie die we voren wel ondersteuning van argumenten te vinden; zowel in goede als in kwade zin. Met internet is een warenhuis aan argumenten voorhanden, voor elk wat wils.
De onderbuik regeert
Uitgangspunt van Mersch, en dat maakt zijn boek goed, is niet het ‘zenden’ van boodschappen, maar het ontvangen en verwerken. Mensen beschikken over een nogal soepel ingesteld brein in de omgang met onwelgevallige informatie; die skippen ze bij voorkeur, nep of niet.
Een tweede uitgangspunt van Mersch is dat hij geenszins de behoefte voelt om alles zelf te bedenken. Hij leunt uitgebreid op vaak recent, wetenschappelijk werk. Bijvoorbeeld van Dan Kahan met zijn Cultural Cognition Project, en uiteraard Daniel Kahnemann en Dan Ariely. En natuurlijk op John Ioannidis die leugenachtige wetenschap beschreef, een gevolg van breed gekoesterde vooroordelen.
En vervolgens past Mersch zijn bevindingen toe om ons te overtuigen van zijn hoofdstelling: ‘De onderbuik regeert’. (Analoog aan het bekendste citaat van onze gewezen vorstin over onze media; en toen moesten sociale media zich nog ontpoppen.) Of het nu gaat over islam en aanslagen, Zwarte Piet en racisme, oorzaken van opwarming; we plaatsen onszelf te snel in een kamp, ook wetenschappers en journalisten.
Niet weten helpt de onderbuik het best: ‘Wat er precies in het brein van Bush of Blair gebeurde voor ze besloten ten oorlog te trekken, zal wel altijd een vraagteken blijven…Maar juist deze onzichtbaarheid van intenties maakt ze zeer geschikt om onze onderbuik tevreden te stellen.’
Vandaar is het een korte weg naar nepnieuws en ‘Feiten zijn ook maar een mening’ die momenteel zo’n opgang maken. En niet alleen in populistische kring. Vandaar ook de groeiende verwarring bij de zogenaamde ‘weldenkenden’. Is dat denken wel zo welvoeglijk?
Mersch over het steeds meer optreden van ‘valse consensus’: ‘Als je zelf niet echt overtuigd bent, kun je je niet voorstellen dat iemand anders oprecht gelooft in een standpunt dat niet het jouwe is…als je zelf heilig overtuigd bent van jouw grote gelijk, vind je het natuurlijk vreemd dat niet iedereen jouw mening deelt.’
Dit impliceert ook m’n grootste bezwaar tegen dit boek dat, want dat bevordert imago en verkoop, nuances mijdt: het negeert mensen die liever twijfelen, altijd op zoek zijn naar betere argumenten, zich graag van ongelijk laten overtuigen, dus liever luisteren dan uiten. Die ‘draaikonten’ zijn er immers ook, alleen wat te weinig wellicht.