Dit trieste beeld doemt op uit het rapportje Internet Eigenwijs dat Bit produceerde uit een enquête van Markteffect in de zomer van 2016 ‘onder 992 consumenten met een kantoorbaan’. (De maker spreekt niettemin van ‘de Nederlanders’ die met deze groep kantoorwerkers gerepresenteerd zouden worden. De uitkomsten verschaffen wel een beeld dat ertoe doet.)
De meest karakteristieke uitkomst van het regeren van Koning Onbenul vanuit de enquête is het antwoord op de vraag of je apparatuur weleens gehackt is:
Respondenten kunnen nauwelijks vaststellen of ze slachtoffer zijn van een hack. Van de onwetenden zegt niettemin driekwart dat dit betekent dat nooit gehackt te zijn. Een kwart vermoedt van vanuit onzekerheid dat dit wel het geval is geweest. Geestig optimisme. En 47 procent weet zeker nimmer gehackt te zijn. Dat is schijnzekerheid.
‘Opvallend is dat Nederlanders aangeven geen idee te hebben van privacybescherming op internet, maar dit blijkbaar ook niet als belangrijk ervaren. Slechts 4 procent ziet gebrek aan privacybescherming als een grote frustratie bij het gebruik van internet. Trage en slechte werking van de internetverbinding wordt door het merendeel (47 procent) als grootste frustratie aangekaart.’
Stel dat je dit toepast op auto- of scooterrijden: harder kunnen rijden is belangrijker dan veiligheid. Maar van internetten kun je – nog – niet ernstig gewond raken of gedood worden. De pijn van beperkte veiligheid en privacy wordt nauwelijks gevoeld, dus die wordt als niet ernstig ondervonden. Beveiliging is een achilleshiel in de groep die de vragen invulde:
Wel een beetje benul
Betalen voor een virusscanner vindt 30 procent onnodig, de anderen vinden 50 euro per jaar eraan besteden genoeg.
Maar in feite beseffen de meesten wel dat het online minder pluis is dan in de fysieke wereld, getuige antwoorden op deze aardige vraag:
Wat vindt u het meest waarschijnlijk?
Uit het laatste antwoord blijkt het meeste onbenul
Jongeren slordiger
Opvallend is dat jongeren, tot 35 jaar, zich nog aanzienlijk minder om veiligheid bekommeren dan de 35-plussers. Van de jongeren probeert 28 procent de veiligheid van een download te controleren, van ouderen 48 procent. Bijna twee keer zoveel ouderen zijn argwanend bij onbekende afzenders van berichten dan jongeren. Althans, dat zeggen ze, want het betreft een enquête en geen gedragsonderzoek,
Ook met wachtwoorden zijn jongeren aanzienlijk roekelozer dan ouderen naar eigen zeggen, ofschoon ook het gemiddelde weinig hoopvol is. (Vergeten is te vragen naar gebruik van wachtwoordmanagers.) Louter met gebruik van adblockers doen jongeren het beter dan ouderen (51 om 39 procent).
Bijna 60 procent maakt regelmatig back-ups van bestanden op de privécomputer. Veelal is dit automatisch ingeregeld. Op de werkvloer maakt maar 29 procent back-ups, in de veronderstelling dat de IT-afdeling dit regelt. Op zowel privé- als werkgebied maakt rond de 15 procent nooit een back-up. Van de back-uppers gebruikt slechts 11 procent een clouddienst, het overgrote deel pakt een externe schijf of USB-stick.
Privacyvalkuilen
Welke privacygevoelige informatie bent u bereid te verstrekken om kans te maken op een prijs of om een korting te krijgen?
Nog een: hoeveel verschillende wachtwoorden heeft u in gebruik?
Zo’n 40 procent van de gebruikers neemt genoegen met gratis maildiensten ook al kunnen aanbieders de inhoud scannen, om welke reden ook. Dat is de uitkomst van de enquete. In de praktijk gebruikt vrijwel iedereen een Gmail- of Hotmail-adres, al is het maar als tweede postbus.
Ruim 40 procent van de respondenten gaf aan niet precies te weten welke acties zij moeten ondernemen om hun privacy goed te beschermen op internet. Maar liefst 40 procent deelt login-gegevens met nog één ander persoon bekend zijn, 10 procent zelfs twee of drie personen.
Ondanks zeer actieve actiegroepen die elke week een keer hard ‘boe’ roepen en boeken en waarschuwingen is online privacy voor het overgrote deel van het volk één groot zwart gat. En het maakt kennelijk weinig uit.