Bedrijf mag weghalen wat het wil

Wij hebben recht op Facebook censuur

Links en vooral rechts staan zelfbenoemde helden van het vrije woord op om Facebook te tarten. Maar net als winkel en concertzaal of zelfs voetbalstadion of kroeg is Facebook een private ruimte met recht op even perfide als lucide handhaving van eigen normen naar goeddunken.

Ruben Oppenheimer, begenadigd cartoonist, bevocht aan de hand van  journalistenvereniging NVJ met succes zijn vrijheid van meningsuiting tegenover advocaat Theo Hiddema. Vrijwel iedereen vernam opgelucht de correctie van de rechtbank Maastricht door het Hof te Den Bosch.

Oppenheimer kwam afgelopen weken in aanvaring met Facebook. Herhaaldelijk verwijderde dit ‘sociale medium’ spotprenten met Erdogan als onderwerp, afgebeeld in zwoele relaties met andere nazaten van overlevers van de Ark van Noach.

Ophef – what else - was het gevolg. Facebook wist kennelijk nog niet dat dit land, ter viering van haar vrijheid, van alles en nog wat als lont voor ophef verheft. Culminerend in voorspelbaar gejeremieer op meningensites van opgewonden standjes en niet te vergeten in de leuterprogramma’s die des avonds de spijsvertering helpen bevorderen en ons genoegzaam grinnikend in slaap doen soezen.

Aanvankelijk stonden de eerst verwijderde uitingen weldra weer op Facebook en Oppenheimer mocht een excuus boven zijn ledikant hangen. Het gejuich alom van de als nieuwssites vermomde ophefsnorren verstomde alras. Volgende prenten verdwenen van het Facebook-scherm. Zo ook andere protesten van helden die het opnemen tegen het vermeende bevriende staatshoofd met  versjes, schotschriften en sketches; in een poging dezelfde eeuwige roem te verwerven als Jan Böhmermann. Vooralsnog eist Ankara haar immateriële betaling voor vluchtelingenselectie alleen op Duitsland en nog niet op haar westelijke provincie die zo graag wil meedoen.

‘Gratis’ gemak genieten

Tussen 1982 en 1988 hebben (ook) Nederlandse technici Europa op het internet aangesloten. Daarop is de vrije ruimte bevochten, hier ondermeer door Xs4all en Karin Spaink. Echter, alras kwamen grote partijen die technologie aanboden voor veel eenvoudiger communicatie en publicatie. En al dat gemak werd ook nog een volkomen gratis aangeboden. Dus miljarden mensen gebruiken van Google met Androïd, Gmail en YouTube en Facebook met dochters Instagram en Whatsapp. Hartstikke lekker gratis, dat wil zeggen in ruil voor databergen en reclame. De reclame per Google zoekopdracht levert 2 cent op en Facebook beurt 20 euro per jaar per gebruiker. Abonneren met reclamevrij gebruik kan niet eens. Vindt ook de NSA niet goed.

In feite vormt Facebook een laag over het vrije internet, een tuin met eigen regels. Net als blote borsten, vloeken, schelden, beledigend bedoelde versjes en tekeningen de bewakers van Ikea, Rijksmuseum of moskee tot actie brengen, zo is dat ook met het censuurleger van Facebook.

Dat bestaat uit laag betaalde jongens en meisjes van daartoe ingeschakelde bedrijven die in hokjes met schermen en een vel met Facebooks censuurregels aan de wand de godganse dag de drek proberen te scheiden van de massale trivia uit de kranen van 1,8 miljard gebruikers. Ze voelen zich zo ongeveer als de werksters die in hotels de klodders van tv-schermen mogen poetsen, bleek uit reportages.

Baas in eigen buik

Clubs als Onlinecensorship.org en Bits of Freedom nagelen Facebook aan het kruis vanwege de censuur. Maar dit is goedkoop scoren tegen een club die aandeelhouders tevreden stelt door ondermeer zich als braafste wereldburgertje aan zo’n 200 nationale wetgevingen te houden.

Heel vervelend van Facebook, maar het is zinniger ons te bekommeren om behoud van de vrije ruimte zoals internet ooit hier is begonnen. Zodat iedereen daar naar hartenlust ge- en misbruik van kan blijven maken om anderen te helpen, kietelen of het gewoon het leven zuur te maken. Gewoon omdat dit lekker mag en moet mogen.

Bovendien, de schreeuwsites die zo’n punt maken van Facebookcensuur filteren en verdelen ook zelf hun publicaties volgens verborgen criteria vanuit opportunisme. Veelal gericht op maximaal klikken en reclameopbrengst. Is dat zoveel nobeler dan Facebook?

*) Dit artikel verscheen in een iets andere versie op 7 mei 2016 in NRC Opinie & Debat onder de kop Facebook mag weghalen wat het wil. Daarover werd een debat gevoerd in De NieuwsBV van BNNVara op Radio 1 op 12 mei 2016

Gepubliceerd

14 mei 2016

Wat vinden de experts?

Jaap-Henk Hoepman
14 mei 2016
Mag Facebook weghalen wat het wil?

Vorige week vroeg ik me, met de naderende bevrijdingsdag in mijn achterhoofd, af hoe vrij we nu eigenlijk zijn als Facebook bepaalt wat satire is en spotprenten van president Erdogan van Turkije verwijdert. In de NRC van zaterdag 7 mei schrijft Peter Olsthoorn dat Facebook mag weghalen wat het wil:

"Facebook is een private ruimte en hanteert eigen regels. Terecht, vindt Peter Olsthoorn. In Ikea mag je toch ook niet je borsten ontbloten?"

Is dat inderdaad terecht?

Peter’s analogie met Ikea is natuurlijk vanuit demagogisch oogpunt een mooi gekozen argument, maar slaat bij nadere inspectie de plank toch volledig mis.

Ten eerste verkoopt Ikea meubels. Het is geen platform voor het al dan niet ontbloten van borsten. Facebook is bij uitstek een platform voor het delen van informatie en meningen. Daar kan Facebook dus ook op aangesproken worden. Als Ikea een open platform voor de verkoop van meubelen zou zijn (zeg maar een soort Marktplaats), dan zou Ikea ook aangesproken kunnen worden op het weigeren van de verkoop van een meubel dat niet bij Ikea in de smaak valt.

Ten tweede: het hangt er erg van af in welk land de vestiging van Ikea staat die je bezoekt. Niet dat er een vestiging zal zijn die het ontbloten van borsten verplicht zal stellen. Maar een Ikea in zeg Afghanistan zal niet toestaan dat je als vrouw zonder burqa binnenkomt terwijl een vestiging in Rotterdam niet zal toestaan dat ze met een burqa binnenkomt. Met andere woorden: de van toepassing zijnde wetten maken nogal wat uit.

Dat is voor een wereldwijd opererend bedrijf als Facebook natuurlijk lastig. Vooral omdat er op veel terreinen in deze wereld geen algemeen onderschreven normen en waarden zijn. Daar waar de ene samenleving vrijheid van meningsuiting hoog in het vaandel heeft staan, draaien andere landen hun handen niet om voor censuur.

Het is wat mij betreft dan niet vanzelfsprekend dat Facebook dan dus maar haar eigen (conservatief Amerikaanse) normen aan de wereld oplegt. Niet alleen als het gaat om de vraag wat censuur is, maar bijvoorbeeld ook over de vraag wat pornografisch is, kwetsend is, politiek incorrect is, etc.

Heel vervelend van Facebook, maar het is zinniger ons te bekommeren om behoud van de vrije ruimte zoals internet ooit hier is begonnen. Zodat iedereen daar naar hartenlust ge- en misbruik van kan blijven maken om anderen te helpen, kietelen of simpelweg het leven zuur te maken. Gewoon omdat dit lekker mag en moet mogen.

Facebook’s ambitie is niets meer of minder dan voor veel gebruikers (in landen als India) het hele internet te zijn dat ze ooit te zien krijgen. Juist daarom moeten we ons wel hier om bekommeren! Een private partij mag niet zomaar doen wat haar goeddunkt. Zeker niet als deze een welhaast publieke functie uitvoert.

Arnoud Engelfriet
23 aug 2016
Belang van Facebook noopt tot andere afweging

Op zich heb je op andermans site inderdaad geen recht om je mening te uiten. “Freedom of the press is guaranteed only to those who own one” zei Abbott Joseph Liebling al in 1960. Je kunt natuurlijk een eigen blog beginnen, maar dat je dan geen lezers hebt is toch echt jouw probleem. Andere sites hoeven jouw mening niet toe te laten.

Het zou ook wel een grote uitholling van het eigendomsrecht zijn als een ieder al te gemakkelijk met een beroep op vrije meningsuiting zich onbeperkt toegang tot en gebruik van andermans eigendom kon verschaffen. Maar onmogelijk is het niet. Zo werd in de jaren zeventig het recht bevochten om andermans eigendom te mogen gebruiken ten behoeve van een eigen meningsuiting, namelijk door posters met meningen te mogen plakken op muren of gebouwen. Dat bleek heel soms te mogen bij de rechter: als de staat -de gemeente, meestal- totaal géén mogelijkheid gaf om legaal aan te plakken, dan moesten de burgers maar tolereren dat er op hun muur werd geplakt. Vandaar dus dat er allerlei openbare aanplakborden in vrijwel elke gemeente staan.

In de jaren tachtig speelde deze kwestie bij de vraag of verslaggevers toegang moesten krijgen tot voetbalstadions, dit op grond van het recht van vrije nieuwsgaring. De gebouwen zijn eigendom van de voetbalclubs, maar in principe kan iedereen (tegen betaling) naar binnen gaan. Mag de voetbalclub dan de voorwaarde stellen dat men alleen naar binnen mag indien men niet filmt? De Hoge Raad oordeelde van wel. Ook in situaties als deze behoort het eigendomsrecht boven de vrije meningsuiting te gaan. De stadions waren opgesteld voor publiek, maar nog steeds privé-eigendom.

Deze lijn kun je prima doortrekken naar sociale-mediasites als Google, Facebook of Twitter. Hun servers zijn privé-eigendom en zij beslissen dus wat daar gebeurt. Willen ze geen blote borsten, dan is dat hun keuze. Wil men wel expliciet geweld toestaan, nou ja hun keuze dan ook al word ik er misselijk van. Ik moet dan mijn sociale media maar ergens anders halen.

Alleen: wélke ergens anders. Facebook, Twitter en Google zijn inmiddels zo groot dat hun beslissing om geen aandacht te schenken aan een bepaald nieuwsfeit bepalend kan zijn voor de verdere ontwikkeling daarvan, merkt Zenger terecht op. En je bent de facto ook als gebruiker best afhankelijk van deze sites. Je stapt niet zomaar op bij Facebook of Google.

En die marktmacht, die meningsmacht die die sites hebben, maakt dat hier wellicht een uitzondering moet gaan gelden op de ondernemersvrijheid van deze bedrijven om te kiezen wat ze wel en niet toestaan.

Daarvoor is een precedent. In de Europese Appleby-zaak uit 2003 wilde een groep demonstranten in een winkelcentrum – ook een semi-openbare ruimte – haar mening uiten. De (private) eigenaar verbood dit op grond van zijn eigendomsrecht. Het EHRM oordeelde dat dit in beginsel inderdaad toegelaten was. Het eigendomsrecht woog zeer zwaar en kon in beginsel slechts opzij gezet worden wanneer sprake was van

"preventing any effectieve exercise of freedom of expression or [if] it can be said that the essence of the right has been destroyed (r.o. 47)."

Bij het Appleby-winkelcentrum was hiervan geen sprake, omdat je als demonstrant ook de individuele winkels zou kunnen vragen of je daar mocht flyeren in plaats van in de algemene hal.

Hoe trek je dit nu door naar internet? Als een site of dienst zó groot is dat zonder je daar te kunnen uiten je vrijheid van meningsuiting effectief dood is, dan mag de dienst niet zomaar je mening verbieden. Met het aantal gebruikers op Facebook en Twitter en vooral het feit dat grosso modo iedereen daar kijkt en nergens anders, zie ik dat nog wel een eind opgaan.

Voor mij is het dus te makkelijk om te zeggen "hun site, hun regels". Als hun site zó groot wordt dat er effectief geen alternatief meer te vinden is, dan gelden die gewone regels niet meer. Dat is gewoon niet fair meer voor al die mensen die er afhankelijk van zijn.

Netkwesties
Netkwesties is een webuitgave over internet, ict, media en samenleving met achtergrondartikelen, beschouwingen, columns en commentaren van een panel van deskundigen.
Colofon Nieuwsbrief RSS Feed Twitter

Nieuwsbrief ontvangen?

De Netkwesties nieuwsbrief bevat boeiende achtergrondartikelen, beschouwingen, columns en commentaren van een panel van deskundigen o.g.v. internet, ict, media en samenleving.

De nieuwsbrief is gratis. We gaan zorgvuldig met je gegevens om, we sturen nooit spam.

Abonneren Preview bekijken?

Netkwesties © 1999/2024. Alle rechten voorbehouden. Privacyverklaring

1
0