Zelfs James Bond schijnt zich tegenwoordig druk te maken over de manier waarop de overheid omgaat met informatietechnologie, zo begrijp ik uit de recensies van Spectre. De lust van de overheid naar data zou onze privacy bedreigen, vreest James.
Altijd goed om de overheid scherp te houden, daar niet van. Maar mij bekruipt steeds vaker het gevoel dat de overheid ook maar een logge en ietwat sullige gebruiker is van ICT, die gedwongen zaken doet met een kartel van IT-bedrijven dat haar een bepaalde omgang met informatie inrommelt.
De afgelopen jaren heb ik veel rondgelopen in kringen van technologiestudies, en daar heb ik een vuistregel opgedaan: als je wilt nadenken over de invloed van technologie op de samenleving, kijk dan niet zozeer naar de gebruikers, maar vooral naar de ontwerpers van technologie. Wat zijn dat voor mensen? Wat drijft hen? Welke waarden houden zij erop na?
Een Tegenlicht-documentaire van een tijdje geleden, Cybertopia, de dromen van Silicon Valley, is in dit opzicht heel verhelderend. Naast de gebruikelijke blije en energieke internetondernemers komt er een bedaagde man aan het woord die wijst op de wortels van Google en Apple in het Californische hippiedom. 'De mensen die hier de toon zetten, dromen van een commune van gelijkgezinden - van een knusse, egalitaire groep waarin de creativiteit kan bloeien', was zijn boodschap. Nu is er natuurlijk niets mis met die dromen.
Zeker niet als je ze nog waar maakt ook, wat gezien de riante arbeidsvoorwaarden voor de leden van de Valley-familie aardig lukt. Maar toen zei die man nog iets interessants: 'Dit zijn mensen die niet geloven in een openbare ruimte'. En juist dat zinnetje zeurt bij mij door.
Anderdenkenden ontmoeten
Wat is een openbare ruimte? Een plek waar je andersdenkenden ontmoet. Mensen waarmee je moet zien te leven, ook al kijken ze totaal anders naar de wereld dan jij. Mensen die je niet uit de weg kunt gaan, maar waarmee je te schaften hebt, omdat ze nu eenmaal tot jouw gemeenschap behoren. De openbare ruimte vraagt daarmee iets heel moeilijks van je: verschil toelaten, en ermee leven.
Google en Apple zijn private bedrijven die hun eigen wereldje kunnen scheppen. Niets dwingt hen zich te verdiepen in ideeën die hen wezensvreemd zijn. Mocht je hun commune niet leuk vinden, dan richt je toch je eigen clubje op!
En zo doen de ontwerpers van de belangrijkste informatietechnologie ter wereld geen ervaring op met diversiteit. Zeker, je kunt het in de Valley maken, wie je ook bent en waar je ook vandaan komt. Afkomst en uiterlijk doen er niet toe.
Maar een andere overtuiging over het goede leven en de manier waarop technologie daaraan kan bijdragen, is niet wenselijk. Het toelaten van fundamenteel verschillende visies verstoort de ideologische gemeenschap die een commune au fond is.
Bedreigende macht
Het is niet dat ik Google en Apple wantrouw. Ik denk eigenlijk dat zij werkelijk geloven in waarden als openheid en creativiteit. Waarden die ik zelf toevallig ook hoog in het vaandel heb staan. Ik voel me persoonlijk dus niet bedreigd door de moraal van de informatiegiganten. Maar wel door hun macht. Je moet hun producten wel gebruiken als je een beetje mee wilt komen in de wereld. Dat geldt voor mij. En dat geldt ook voor overheden.
Het wijs vormgeven van diversiteit in de openbare ruimte is de grootste, prachtigste uitdaging van de overheid. En om dit project uit te voeren, halen overheden technologieën in huis die zijn ontworpen in een sfeer die wars is van diversiteit.
Wat betekent dit? Glibberen we daarmee niet ongemerkt richting een nieuwe vorm van communisme, een technologisch communisme? Ik pretendeer geen moment het antwoord op die vraag te kennen. Maar vrolijk word ik niet als ik zie hoe overheden zich laten imponeren door 'nudging', 'social engineering' en meer van dat soort door informatietechnologie gedreven 'oplossingen' van sociale kwesties.
Dat sociale vraagstukken worden ontsloten via technologie die uit één waardekoker komt, vind ik persoonlijk een veel enger idee dan dat de overheid data over mij verzamelt. Mijn zorg is niet dat mijn gegevens bekend zijn bij de overheid. Mijn zorg is dat mijn data voer zijn voor het gelijkheidsmonster.
*) Marjan Slob is journalist en filosoof. Deze column verscheen eerder op Volkskrant.nl