Vorige week was het in Nederland zo ver. De Nederlandse Vereniging van Producenten en Importeurs van Beeld- en Geluidsdragers (NVPI) wist voornamelijk zichzelf te verrassen met de droeve boodschap dat vorig jaar de Nederlandse consument minder geld aan cd's en dvd's besteedde, ondanks de prijsverlagingen die over de hele linie voorzichtig werden doorgevoerd. Volgens de NVPI zijn er twee boosdoeners die de dvd-opbrengsten in de weg zitten: de 'weggeefcultuur' (eufemisme voor kopiëren) en het illegale aanbod van films op internet.
Ik weet het nog niet.
Zou het ook kunnen zijn dat de koopprijs van dvd's in Nederland veel te hoog is? Dat het huren van een dvd (zo'n vier euro voor een dagfilm) veel aantrekkelijker is, omdat je een film in het algemeen toch maar één keer bekijkt? Dat het prijsverschil tussen Nederland en het buitenland te groot is? Dat er domweg veel te veel fludderfilms worden aangeboden en dat goede films veel te zeldzaam en veel te laat in het koopcircuit terechtkomen? Dat het veelzeggend is dat videotheken nog steeds videotheken heten?
Ik weet het eigenlijk wel.
De filmwereld slaapt.
Een simplificatie: er is een aanbieder van muziek en er zijn luisteraars. Die twee moeten elkaar zien te vinden, dat is het idee. Vroeger bespeelde iemand een luit en er waren toehoorders. Later kwamen er concerten, nog later kwam de elpee van vinyl. En toen de digitale cd zijn intrede deed en daarna het internet de huiskamers binnendrong, waren de rapen gaar en bleek het oude model van de muziekindustrie niet bestand tegen de straatvechtersmentaliteit van de nieuwe technologie.
Na een ongelijke strijd van zo'n jaar of vijf lijkt in ieder geval de muziekwereld langzaam maar zeker het begin van een antwoord te vinden. Het legaal downloaden van muziek krijgt enige substantie. Vorig jaar werden er 420 miljoen nummers via internet verkocht, een stijging van 169 procent ten opzichte van 2004. Blijkbaar is er de bereidheid om te betalen voor iets wat betaalbaar is.
De muziekwereld innoveerde noodgedwongen. Je hoeft niet meer hele albums te kopen, je kunt volstaan met een aantal nummers. Je koopt daarbij het recht om naar een nummer te luisteren, waar je ook bent.
Dat betekent ook - het is zo logisch - dat je meerdere versies van hetzelfde nummer mag hebben (in je telefoon, in je iPod of op een cd in je auto). De muziek wordt verrijkt met beelden (videomusic), het is mogelijk om ringtones van artiesten te kopen, het is ook mogelijk om een fragment vantevoren te beluisteren. Actuele concerten worden tegen betaalbare prijzen aangeboden. Er is al met al sprake van een grote diversificatie van het productaanbod, en daarbij veranderde de distributie ingrijpend.
Analoog daaraan is de redenering dat als ik abonnee ben van een papieren krant ik ook toegang heb tot de volledige website van de krant, waar ik ook ben; ik abonneer me immers op de informatie, en niet alleen op het vehikel dat die informatie vervoerde. Ik abonneer me op 'het wat', en niet op 'het hoe'. Dát nu is de belangrijkste oogst van de digitalisering in combinatie met internet.
De moraal: de muziekwereld heeft de laatste jaren haar uiterste best gedaan om de trefkans tussen muziek en luisteraar zo groot mogelijk te maken.
Je zou hopen dat de filmwereld de bui zag aankomen en passende voorzorgsmaatregelen zou nemen. Het Katrina-gaat-naar-New-Orleans gevoel. Maar de filmwereld zag het nauwelijks, en nu jammert de NVPI en met haar de traditionele distributeurs van films (bioscoop, dvd).
Terug naar de essentie van de verandering. In een wereld waarin informatie zonder kwaliteitsverlies vervoerbaar en kopieerbaar is, vindt de klant (lezer, luisteraar) steeds meer dat hij het recht heeft om naar eigen goeddunken gebruik te maken van diezelfde informatie (het wat). De uitgever is niet meer de maker van het korset van de publicatie (het hoe); de uitgever biedt het aan en zijn abonnee mag het ophalen zoals het hem belieft.
En overigens wil ik de krant ook nog graag iedere dag in mijn bus krijgen.
Copyright © 2006 Het Financieele Dagblad