Boris Veldhuijzen van Zanten, 20 jaar serieondernemer en een beetje artiest

"Geen peil te trekken op falen of slagen van noviteiten"

‘De’ Amsterdamse Boris blikt terug op een kleine kwart eeuw internetgeschiedenis en in het bijzonder op de rol van innovatie. Wat ging er goed en minder goed, en waarom?

C.V.

  • 1971 8 augustus geboren te Delft
  • 1987-1989 Circusschool in Arnhem
  • 1990-1995 ArtEZ, Hogeschool voor de Kunsten in Enschede
  • 1995-1997 Rijksacademie voor de Beeldende Kunsten in Amsterdam
  • 1997 Oprichting Bomega, persoonlijke holding
  • 1997-1999 Mede-oprichter en -eigenaar V3 Redirect Services
  • 1999-2001 Freelance medewerker FortuneCity, 2001–heden Oprichter en directeur The Next Web Holding
  • 2002-2004 Mede-oprichter en -eigenaar wifi-aanbieder HubHop
  • 2006-heden Oprichter-directeur The Next Web congres. Blog, tijdschrift en iPad-magazine Shift

Verder

Serial Internet Entrepreneur noemt Boris Veldhuijzen van Zanten zichzelf terecht. Niemand richtte de afgelopen twintig jaar zoveel internetondernemingen op en realiseerde zoveel creatieve webapps. Twee bedrijven werden duur verkocht. Het derde, The Next Web, is het eerste grote succes en daarmee de stap naar een ambitieuze toekomst op het gebied van online uitgeven.
Dit is een interview in de serie geschiedenis van internet in Nederland. Zie hieronder ook een interview met Boris en zijn neef uit 1998, 16 jaar geleden!)

Wat deden je ouders? Wat heb je meegekregen?

“M’n vader is architect en m’n moeder kunstenaar. Ze exposeert veel en staat op een Elsevierlijst van 100 beste kunstenaars van Nederland. De creatieve inslag kreeg ik van jongs af aan mee. Ontwerpers en kunstenaars zien kunst, dus hoe een object eruit ziet, niet als buitenkant die je er na het maken op plakt, maar als het fundament van je creatie. Dat zat er sterk in bij mijn opvoeding.”

Wanneer gebruikte je internet voor het eerst?

“Rond 1994, toen ik nog studeerde liet een buurjongen het me zien. Hij had een modem en speelde spelletjes op een bulletin board. Van m’n vakantiegeld had ik m’n eerste Mac gekocht en dacht direct: ‘dit is echt spannend, hier moet ik ook iets mee doen’.
Na m’n afstuderen kocht ik een modem, nam een aansluiting bij Digihub in Rotterdam en kocht een HTML-boek. Ik besteedde de vakantie aan het bouwen van mijn eerste website: The PhotoDelivery Page. Bezoekers konden een foto/beeldopdracht geven die ik vervolgens fabriceerde met m’n eerste digitale toestel Apple Quicktake 1.0 en Photoshop.
De ISP gebood me de homepage te staken, want die veroorzaakte te veel verkeer. Maar, zei ik, ik krijg toch 10 megabyte voor een homepage? Ik genereerde volgens hen 1.500 gulden per maand verkeer en betaalde maandelijks 30 gulden.” 

Zag je een verdienmodel?

“Mijn intentie was om vanuit m’n opleiding kunst te maken. Maar al vrij vlug keek ik naar verdienmodellen. Ik leerde al snel dat als iets succesvol is, je eraan kunt verdienen. Daarna ontmoette ik een paar jongens met een internetbedrijfje die er brood in zagen. Ze vroegen me om te programmeren en websites te helpen maken. Het betere hobbyisme, maar ook serieuze sites in opdracht van Clockwork, het bedrijf van Menno de Jong en Bernhard van Oranje. Vrij snel daarna ben ik met V3 begonnen.”

Dat was een dienst om personen eigen domeinen te geven, als bijvoorbeeld this.is/Tessa en listen.to/Jeanine en surf.to/Ger. Met neef Hans–Paul van Veldhuijzen als zakelijke chef. Hoe kwam je op het idee?

“Een leraar van de Kunstacademie had het IJslandse domein this.is. Dat vond ik geweldig, wat een creatief gebruik van internet! Dat je zo’n domeinnaam niet als technologie ziet, maar als taal. Bijna poëtisch. Hij wilde voor een uitbreiding op het domein, bijvoorbeeld this.is/peter, 100 dollar per maand per persoon vangen. Dat was veel te duur. Dat moet je gratis met reclame of voor een klein bedrag aanbieden. Ik vond Tonga’s domein .to, nog veel mooier en registreerde go.to, come.to, listen.to, travel.to. Ik betaalde die Tonga-domeinen met een creditcard van m’n vader.
Daar kon je bij elkaar heel veel webpagina’s achter zetten, zoals travel.to/Amsterdam, come.to/Amazon. Mijn klanten konden met die adressen doorverwijzen naar hun eigen homepages, die veel langere url’s hadden. Je kon dan de korte naam overal verspreiden, in reclame en op visitekaartjes.
Ik vertelde Hans-Paul van het idee om deze domeinnamen te gaan verkopen. Hij had net een bedrijf verkocht en wilde met zakenpartner Eric Visser meedoen. Toen zijn we wat gaan hacken, pakten het vervolgens serieuzer aan en V3 Redirect Services was geboren.”

V3 werd één van de eerste verkopen van een Nederlands internetbedrijf aan een Amerikaan, FortuneCity (archief dode homepages). Gedenkwaardig?

“Hans-Paul, Eric en ik tekenden met FortuneCity in Monaco, voor 21 miljoen gulden in aandelen. We belden enthousiast onze ouders: ‘het is gelukt’. In ons huurautootje reden we terug en stopten in Nice. Lekker eten aan de haven. Toen moesten we betalen; net 21 miljoen verdiend, maar geen cent op zak. Moest ik ook afrekenen met die creditcard van m’n vader. Vindt hij nog steeds de mop van de eeuw.”

Een groot deel van de aandelen FortuneCity hebben jullie pas verkocht toen ze weinig tot niets meer waard waren. Waarom? 

“We zaten eerst aan een lock-up vast. Die aandelen stonden gereserveerd bij een notaris. We kregen ze in 1999 op 19,80 euro per aandeel. In 2001 waren ze nog vier eurocent waard. Natuurlijk reden voor spijt, maar niet om lang bij stil te staan. Ik kon niet bevroeden dat internet kleiner zou worden. Dus waarom zouden aandelen in waarde dalen? Toen de beurs inklapte, was ik er van overtuigd dat het tijdelijk was. Mijn vertrouwen in internetgroei was groot en ik weigerde om een cynische pessimist te worden toen de beurskoersen van internetbedrijven begonnen te dalen. Pessimisme zou me financieel geholpen hebben want dan had ik die aandelen op tijd verkocht, maar als ondernemer helpt zo’n houding je niet.”

Hield je er nog geld aan over?

“Ja, omgerekend heb ik het tussen 2000 en 2010 gedaan met ongeveer een ton in euro’s  per jaar. Niet echt veel, maar ook niet slecht dus. Genoeg om van te leven en genoeg om in 2002 in HubHop te investeren. Dat vervolgens weer verkocht en het geld in The Next Web gestoken.”

Terecht dat die waarde zo kelderde, want aan die korte domeinnamen van V3 viel uiteindelijk nauwelijks wat te verdienen door FortuneCity. Er bleek geen behoefte aan te zijn?

“Op go.to van V3 staat nu een soort chat service. Onze andere domeinen lijken inderdaad dood. We gebruiken er zelf ook een, TNW.co, niet van V3. Met Twitter is er weer meer behoefte aan verkorte adressen. We hebben wel Twitter.dm geregistreerd; Twitter direct message. Maar daar is verder niets mee gedaan.”

Je bleef in dienst van FortuneCity. Wat kon je toevoegen?

“Weinig, zij bleven vasthouden aan hun hostingdiensten. Ze vroegen me wel hun nieuwe website te bouwen. Ik wilde in New York bij hen op kantoor werken. Brachten ze me onder in een heel fraai hotel op Manhattan aan de mooie kant van Central Park. Dat moet een vermogen gekost hebben, maar dat geld was er kennelijk nog.”

Was je optimisme over internet terecht?

”Zowel de hype als het klappen van de zeepbel waren extreme, tijdelijke reacties. Ik las in Wired dat de projecties van 1999 over aantallen gebruikers, de tijd online doorgebracht, breedband en vooral mobiel, ruimschoots zijn overtroffen. En ook de koersen van technologiebedrijven, ook de nieuwkomers, liggen gemiddeld aanmerkelijk hoger dan van de gewone index. Met terugwerkende kracht  was er geen bubble.”

Natuurlijk wel. De aandelenwaarden in 2000 waren absurd en hielden totaal geen tred met de realiteit. Niemand kocht aandelen om die vijftien jaar te houden. Kortetermijn hebzucht zegevierde.

“Ja, ja dat is wel zo…Maar de groei en de invloed van internet zijn toch fenomenaal geweest. Vertrouwen van ondernemers zoals ik, is helemaal niet beschaamd. Alleen in de geldmarkt, maar die boeide me minder.
Hans-Paul wel. Hij is na V3 in 2001 in het vastgoed gegaan want daar vermoedde hij heel rijk mee te kunnen worden. Vastgoed!? Terwijl internet er was! Geld vind ik ook belangrijk en ik weet ook hoe je geld kunt verdienen. Maar vastgoed?”

Jij zette veel nieuwe diensten op.  Ook al nadat je in 1999 V3 had verkocht?

“Ja hoor, altijd mee bezig geweest. Bijvoorbeeld PageProfile, een pop-up voor websites om bezoekers onderling te laten communiceren, met chat, reacties, contactformulier en bezoekstatistiek.
Iedereen had destijds een homepage, dus dat kon een grote markt worden. De bedoeling was dat te koppelen aan V3. Iedereen die een homepage via V3 zou beginnen kon die tools dan automatisch krijgen. Maar de homepage raakte op z’n retour. De blogdiensten kwamen op en het mislukte.”

Hoe kwamen je samen met Koen Kam op het idee van HubHop, aanbieder van openbare wifi?

“Koen was een kennis, die voor V3 een website bouwde. Een ontzettend goede technicus. Hij opperde het idee voor een bedrijf voor installatie van wifitoegang in openbare gelegenheden, zoals in de horeca. Aan zoiets zat ik ook te denken, dus zijn we het samen begonnen.
We begonnen heel klein met het hacken van de draadloze verbinding van Apple Airport. Zo eenvoudig was het niet en vervolgens zijn we zelf wifi gaan bouwen. Liepen we tegen een probleem aan, losten we het op. Tot we tegen het volgende probleem aanliepen dat we weer moesten oplossen. Tot het er uiteindelijk stond.”

Waar installeerde je het eerste wifi-toegangspunt?

“In een bar in de Wolvenstraat, hier in Amsterdam. De eigenaar wilde het wel proberen. Wij verkochten het aan caféhouders met het verhaal dat er eens per uur iemand langs zou komen die een wifikaartje en een consumptie zou kopen.”

Sloeg het aan?

De technologie werkte redelijk, maar een daverend succes was het niet. Als er eenmaal per week iemand voor die wifi-toegang in een café kwam, was het al veel. We ondervonden dat HubHop niet het snelle grote succes zou worden, maar misschien in de loop van jaren zou groeien.”

Toch kocht KPN het snel. Eerst 51 procent en toen de rest? Voor hoeveel hotspots?

“We hadden er 50 geïnstalleerd en het aantal gebruikers was ongetwijfeld te verwaarlozen. Maar wel een paar heel enthousiaste, zoals een vertegenwoordiger die zijn planning instelde op onze hotspotlokaties. Openbare wifi was nieuw en KPN wilde er de eerste telecomaanbieder mee zijn. Ze hadden de kracht om het landelijk uit te rollen, zodat de dekking zou toenemen.”

Jullie waren je tijd vooruit met wifi, nu is het gemeengoed. Eerder, in de periode 1992-1998, was Greenpoint, een KPN-netwerk van decentrale, niet verbonden punten om mobiel te bellen,al mislukt.

“Dat onderbouwt m’n stelling dat je op het goede moment met de goede dienst moet komen. Wifi was goedkoop, maar de golf van openbaar gebruik kwam pas op gang nadat mensen eerst thuis wifi gingen gebruiken en er zo aan gewend raakten. De cyclus van adoptie van nieuwe technologie en falen of slagen zijn niet te bepalen.

Ik was een van de weinige fans van Greenpoint en nam het ook als een voorbeeld voor de verspreiding van HubHop. Ik gebruikte een gids van alle Greenpoint hotspots destijds, een paar duizend, als voorbeeld voor de beoogde verspreiding van wifi-hotspots met HubHop. Wij kwamen niet ver, maar KPN heeft er nu 2.300.” 

Wifi was een Nederlandse vinding, speelde dat een rol?

“Nee, maar ik heb die ontdekkers wel eens ontmoet. Ze mopperden dat onze implementatie niet was zoals zij het bedoeld hadden. Voor ons speelde het geen enkele rol of de technologie van Nederlandse origine was. Waar Apple, Google et cetera hun oorsprong hebben, maakt voor mondiale toepassing niets uit. Ook wij bereiken vanuit Amsterdam met The Next Web de mondiale markt. Dat boeit me veel meer.”

KPN betaalde voor HubHop geen miljoenen. Maar jullie hadden weer wat geld om te investeren in nieuwe diensten?

“We begonnen toen met location based services, zoals smseenhuis.nl. Kon je op straat een sms sturen met het adres van de tekoopstaande woning en kreeg je een sms terug met informatie, zoals de vraagprijs.
We bouwden nog een bijzondere locatiedienst. Een kennis vertelde dat elke gsm-antenne een unieke code heeft en met drie masten elk mobieltje te lokaliseren is. Dus kon je familie en vrienden real-time volgen, bedacht ik. Dat was een gouden kans voor het aanbieden van lokalisering.
We maakten lijsten van antennes van alle GSM-aanbieders en gingen bouwen. Het is nooit gelanceerd, omdat we niet snel een bedrijfsmodel vonden. Inmiddels was het 2007 en kwam de iPhone op de markt met die toepassing.”

Jullie hadden later wel zo’n dienst onder de naam Feest.je. Niet gebaseerd op antennelocaties van GSM, maar net als  Foursquare en Apple op satellieten van GPS. Waarom mislukte Feest.je?

“Puur door gebrekkige uitvoering. We vonden investeerders en twee Groninger studenten die Feest.je heel graag wilden opzetten. Aanvankelijk groeide het snel, maar na acht maanden haakten ze af, omdat ze facturen aan klanten wilden kunnen sturen.
Het is  goed om location based services lokaal aan te bieden, omdat een Foursquare niet alle mogelijkheden hier begrijpt en aanbiedt. Ik ben een enorme fan van ‘find my friends’ op de iPhone en krijg alerts als die vrienden in m’n netwerk een grens passeren die ik aangeef. Dus als Tessa [partner] de straat inrijdt, weet ik dat ik het eten op kan zetten.” (even later merkt hij op: ‘Tessa verlaat nu het gebied dat ik heb begrensd…’)

Je had het lef om een hele serie online diensten te lanceren. Behalve feest.je hebben ook Jippy.com (interactieve verjaardagskalender), Junker (anti-spam mail), Preople (zoekdienst met profilering), Fleck.com (annotatie van webpagina’s) het niet gehaald.
Een aantal draait nog wel: Pressdoc (pr-dienst) Feest.je (locatieverklikker), TwitterCounter (analyse), InboxPro.com (gestructureerde mail) en Spread.Us (tweet-distributie), Introduction.To (contactmanager), Paydro (betalingen). De meesten kennen echter een beperkt gebruik. Gebrek aan marketingkracht?

“Dat is zeker zo, maar je hoeft niet eens veel geld te hebben om ze te bouwen en lanceren. TwitterCounter bijvoorbeeld is winstgevend en groeit goed. Het nieuwe ding moet zichzelf versterken en virale aandacht krijgen. Dat mensen tegen elkaar zeggen: ‘probeer dit, want het is zo gaaf’. Er moet tenminste één element van zo’n nieuwe dienst meteen aanslaan. Veel services worden niet direct succesvol, maar hebben wel potentie. Zo niet, dan wordt het sleuren aan een dood paard.
De fout is een dienst te produceren en de marketing pas ter hand te nemen als het goed functioneert. Zo werkt het niet meer. Marketing moet inherent onderdeel zijn van het product.”

Dat is je les uit al die initiatieven die (nog) niet aansloegen?

“Als er één les is, is het dat een idee op zich niets waard is. Het gaat puur om de kracht van de uitvoering. Neem YouTube. Adam Curry claimt het al in 1999 uitgevonden te hebben. Vóór YouTube waren er wel 17.000 videodiensten. Die 16.999 anderen  zijn niets geworden.  Nul betekenis, niets waard, waardeloos.
Het recept voor succes heb ik niet, want niemand weet tevoren of iets werkt. Dus ik blijf het gewoon proberen.”

Ook de investeerders in Silicon Valley zeggen toch al lang dat het om de uitvoering gaat, niet om het idee?

“Er komen zoveel mensen met louter een lumineus idee bij me langs voor een investering. Ik wil het niet horen, ga weg. Niet meer van die entrepreneurs aan de deur die zeggen: ‘Ik heb een heel goed idee, ik zoek alleen nog iemand die het bouwt’. Het is net als met een boek; iedereen heeft een idee, maar wie gaat het schrijven?
Wat telt is of je een idee in een heel goede dienst hebt omgezet. Met de virale marketing en bovenal op het juiste moment. Maar ook dat is niet tevoren te bepalen.
Toch zijn de beste diensten vaak met een ander idee begonnen. Neem Google, die alleen het web wilde indexeren met verwijzingen. Neem Facebook en ook LinkedIn, die stuurden bij toen het oorspronkelijke idee niet levensvatbaar bleek en ze een succesvollere toepassing ontdekten.”

Na veel niet geslaagde pogingen voor  vernieuwende diensten werd juist het ouderwetse The Next Web, een congres, vanaf 2006 wel een succes. In 2008 gevolgd door een blog met simpele tekstartikelen. Is dat ook het bewijs dat het niet gaat om een goed idee, maar om de uitvoering?

“We deden geen marktonderzoek voor The Next Web, maar dachten: ‘een conferentie, hoe moeilijk kan het zijn!’ Gewoon hele goede sprekers vergaren en dan kaartjes verkopen.
Pas later ontdekten we dat die congresmarkt helemaal niet zo werkte. Eerst worden sponsors gezocht voor de inkomsten. Daar wordt een publiek voor gegenereerd, dus met veel gratis kaartjes. En aan het eind volgen de sprekers, met veel sponsorpraatjes.”

Dus min of meer bij toeval fundeerden jullie The Next Web met boeiende content?

“Ja, pas anderhalve week voor het eerste congres dachten we: ‘o ja, sponsors, logo’s’. We werden door concurrenten uitgelachen, als een stelletje amateurs. Door de crisis stortte de sponsormarkt in, met het bankroet van talloze congresorganisaties tot gevolg. Met ons model hadden we daar weinig last van. We konden steeds betere sprekers arrangeren.”

Jij hecht aan goede inhoud. Bij een congres in de Westergasfabriek zag ik hoe gespannen je volgde of sprekers het goed zouden doen. Wat kun je topsprekers bieden?

“Geen trucjes, maar twee belangrijke factoren; een goed publiek met aandacht en Amsterdam als locatie. Amsterdam heeft voor Amerikanen dezelfde status als Venetië, maar voor technologieliefhebbers is Amsterdam veel belangrijker dan Venetië.
De sfeer bepaalt ook veel. Het grootste compliment stond vorig jaar in de Volkskrant: ‘het voelt meer als een feestje van Patrick en Boris dan als een businessconferentie’. Met tweeduizend man wisten we het toch persoonlijk te houden.”

Ik herinner me uit 2013 Robert Scoble, die na zijn optreden urenlang geduld had om iedere belangstellende zijn Google Glass te laten proberen. Fenomenaal, die honger naar nieuwe technologie is kenmerkend voor The Next Web gemeenschap. Andrew Keen, de scepticus met wie hij even eerder het podium deelde, stond plompverloren in een hoekje.

“Dat is het antwoord: naar The Next Web komt publiek dat de sprekers wil begrijpen en er enthousiast over wil worden. Ook als ze het er niet mee eens zijn. We hebben ook een speakersbar waar sprekers na hun verhaal bezoekers ontmoeten. Eén van hen bleef er vijf uur en kwam er ook de volgende dag nog terug met zijn boeken.
Soms gaat het wel mis. Eén keer had ik een mevrouw die vellen volgeschreven had en die ik halverwege er vriendelijk op moest wijzen dat haar tijd om was. Kan gebeuren.”

Congres Picnic redde het, ondanks heel veel subsidie, niet. The Next Web wel. Trots?

“Een gevoelig onderwerp. Het spijt me niet dat Picnic ter ziele is, juist vanwege die subsidie. De gemeente Amsterdam dat evenement neergezet zonder naar de markt te kijken. Subsidie geef je niet als het bestaande bedrijven in de weg zit, en ook niet als iets zonder subsidie ook ontstaat. Iedere subsidiegever kent die regels. Met Picnic zijn beide regels enorm overtreden. De eDay van Emerce is de stad uitgejaagd en ons is oneerlijke concurrentie aangedaan. Ik heb daaraan een hele vervelende smaak overgehouden.
Amsterdam had met The Next Web en andere marktpartijen als Bright en eDay iets kunnen opzetten. Nu krijgen we geen subsidie omdat de gemeente zegt geleerd te hebben van de fouten van Picnic. Dat maakt het dubbel erg. Maar we hebben met nul subsidie een partij die miljoenen kreeg verslagen.”

The Next Web is één van de drukste bezochte internationale congressen en het blog een hit.

“We staan tussen plek 15 en 25 van meest invloedrijke blogs wereldwijd, op basis van links naar onze site elders. Daar zijn we heel trots op. Er is geen land waar het niet wordt gelezen. Maandelijks trekken we 6,5 miljoen bezoekersen hebben we 1 miljoen Twittervolgers.
Het congres hielden we inmiddels ook in New York en Sao Paolo gehouden, met 1000 bezoekers. Als volgende stations spreken Azië, Rusland, Midden-Oosten en Afrika me allemaal aan, maar we hebben nog geen concrete plannen.” 

Wat is je jongste uitgevoerde idee?

“Een betaald pro-account bij The Next Web. Dat sloeg niet direct aan, maar groeit wel heel snel. De eerste week boekten we tien dollar, toen vijftig dollar, toen 500.”

Waarom werd je zelf weer directeur van TNW?

“We hadden een tijdje een editor, die heel ambitieus was. Hij zei ‘Ik wil naar de VS, geld ophalen en keihard groeien’. Dat leek ons prima dus we besloten dat hij  CEO van de blog zou worden. ‘Go for it’. Hij heeft een Arabische vader en kreeg geen  werkvergunning voor de VS . Na twee jaar gooide hij de handdoek in de ring. Dan kom je er opeens achter dat er toch beperkingen zitten aan wereldwijd ondernemen. Nu heb ik zelf de leiding op me genomen, want ik kan alle activiteiten van The Next Web in samenhang sturen.” 

Wat wil je nog doen in de toekomst?

“De uitgeversmarkt komt van een hele traditionele manier van werken en staat voor veel innovatie. We spelen een pokerwedstrijd tegen partijen met veel meer geld, maar hebben hele goede kaarten. Zij praten voortdurend over zorgen en problemen met een teruglopende printmarkt. Wij zien  alleen maar digitale groeikansen.”

Wil je met jullie uitgave TNW verder andere publicaties aanvallen, of met jullie manieren van uitgeven ook andere  thema’s oppakken met nieuwe uitgaven?

“Op het gebied van technologische berichtgeving hebben we veel concurrenten; zoals The Verge en Mashable. Mijn ambities reiken verder. We hoeven kennis die we opdoen met vernieuwingen in het uitgeven niet te beperken tot één titel over technologie.
Ik kijk naar partijen als News Corp., met een uitgeverstak van 20 miljard en tentakels over de hele wereld. Voor hen is technologie een noodzakelijk kwaad en voor ons is het de kern. Als er een nieuwe iPad uitkomt sta ik in de rij om hem te kopen en we gaan direct nadenken wat we ervoor kunnen maken. Dat is zo’n andere invalshoek.
Toen de Apple Watch uitkwam, begonnen wij direct content te ontwikkelen, terwijl traditionele uitgevers een heel traject met dure adviseurs in gang moeten zetten omdat ze een nieuw probleem hebben. Onze website is niet af en toe nieuw, maar biedt voortdurend noviteiten.”

De Correspondent en Blendle gezien, de eerste iTunes met alle uitgevers?

“Dat zijn nationaal hele interessante voorbeelden van vernieuwend uitgeven. Het maakt niet uit of het lukt, maar je moet dit soort experimenten doen om nieuwe markten te kunnen ontsluiten.
Wat zij goed doen, stelen wij meteen. Of nee, dat ‘inspireert’ ons. Iedereen kijkt om zich heen welke nieuwe modellen er werken en imiteert die dan. We krijgen nog grote doorbraken op uitgeefgebied, vooral in distributie.”

Alleen in uitgeven of nog meer?

“Zeker meer nog. De wereld gaat nog zo spectaculair veranderen. Wij zitten in de positie dat we het niet alleen zien aankomen maar er een rol in spelen. Zelf de veranderingen aanbrengen. Ik hoop nog vele projecten te mogen starten en nog veel nieuwe toepassingen te mogen bedenken.” 

In deze interviewreeks uiten velen de noodzaak voor een nieuwe sociaal netwerk, decentraal opgezet, vanuit eigen domeinen van mensen. Dan zouden homepages weer kunnen opkomen, met de diensten die jij al hebt bedacht, zoals Fleck.

“De tijd is nog niet rijp voor zo’n nieuw groot netwerk, want je zou concurreren met Facebook. Dat is niet haalbaar, want Facebook groeit nog altijd mondiaal en ook in functionaliteit. Je moet het lanceren op het moment dat de neergang van Facebook begint. Dat is niet binnen één jaar, misschien wel binnen vijf jaar.”

Waarin heb je, terugkijkend op 20 jaar internet, je creativiteit het best toegepast?

“Ik denk in m’n hele werkwijze. Al tijdens mijn opleiding aan de Kunstacademie heb ik al geleerd om anders naar de wereld en m’n omgeving te kijken. Daar heb ik dagelijks profijt van. Als ondernemer moet je een ‘competitive edge’ hebben en dat is bij mij het benaderen van problemen als kunstenaar. Ook in de techniek. Dat is een ander uitgangspunt dan anderen hebben.”

Botst dat niet?

“Ongetwijfeld, maar daar kun je ook voordeel van hebben door de confrontatie aan te gaan en samen tot het beste resultaat te komen. Churchill zei: ‘Als je nog nooit een vijand hebt gemaakt, dan heb je ook nooit ergens voor gestaan’. Daar ben ik me erg van bewust. Als je vaak je nekt uitsteekt, zijn er altijd mensen die dat niet kunnen appreciëren.”

Wat waren voor jou de zwarte zwanen - onverwachte wendingen - afgelopen twintig jaar internet?

“Ongetwijfeld de financiële crisis in 2001. Ook onverwacht was het succes van Twitter vanaf 2007. In eerste instantie dacht ik dat het een soort slechte kopie van de chatdiensten ICQ of MSN Messenger was. Ook de opkomst en ondergang van Hyves, Blackberry en MySpace waren bijzondere momenten. Vooral MySpace is vanaf 2007 in duizelingwekkende vaart afgebroken vanaf 2007 terwijl het even eerder door News.corp nog voor een half miljard was gekocht. Dat zulke grote bedrijven die zo breed geadopteerd waren zo snel konden verdwijnen was spectaculair. Daar gaan ze ooit nog films over maken. Laatste is dat we opeens in het post-PC tijdperk zitten en hoe snel die switch heeft plaatsgevonden.”

En mogelijk de komende periode?

“Domotica en robotica voor particulieren zijn van die gebieden die al jaren veelbelovend zijn maar nog niet echt doorbreken. Je moet nog steeds een (hardware)hacker zijn om je huis echt te automatiseren. Je ziet een aantal spelers die nu stappen maken, maar het voelt toch als de eerste MP3- spelers. Het wachten is op de partij die met iets komt wat alles gaat veranderen. Hetzelfde geldt voor robotica.”

Je begon in Rotterdam, maar werd spoedig een echte Amsterdamse ondernemer, met de bijbehorende flair. Wat maakt Amsterdam bijzonder?

“Het kweken van tulpenbollen heeft in Nederland grote hoogten bereikt vanwege de moeilijke grond om op te telen. Doen de bollen het hier, dan kunnen ze overal ter wereld tot bloei komen.
Met ondernemen zie ik een parallel. De Nederlandse markt is moeilijk. En zeker Amsterdammers zijn lastig. Maar ook geschikt om succes te boeken en daarna internationaal te gaan. Er zijn relatief weinig goede Nederlandse entrepreneurs, maar ze doen op een hoog niveau mee.”

*) Eindredactie: Jeanine van Ooijen

 

Gepubliceerd

16 nov 2014
Netkwesties
Netkwesties is een webuitgave over internet, ict, media en samenleving met achtergrondartikelen, beschouwingen, columns en commentaren van een panel van deskundigen.
Colofon Nieuwsbrief RSS Feed Twitter

Nieuwsbrief ontvangen?

De Netkwesties nieuwsbrief bevat boeiende achtergrondartikelen, beschouwingen, columns en commentaren van een panel van deskundigen o.g.v. internet, ict, media en samenleving.

De nieuwsbrief is gratis. We gaan zorgvuldig met je gegevens om, we sturen nooit spam.

Abonneren Preview bekijken?

Netkwesties © 1999/2024. Alle rechten voorbehouden. Privacyverklaring

1
0