Deze week kwam het censuurformulier van Google in het Nederlands online en mocht Google de eerste paar duizend Europese verzoeken ontvangen om webpagina niet langer te indexeren.
Google zegt in een keurige uitleg elk verzoek om verwijdering inhoudelijk te beoordelen. Dat kan een tijdrovende klus worden, weet ik uit ervaring met Leugens.nl na behandeling van tientallen eisen voor verwijdering. Vooral waar advocaten in de bres sprongen.
Reacties zijn vaker verwijderd, maar slechts één keer heb ik een artikel verwijderd: een man werd vals beschuldigd van misbruik van zijn buurmeisje. In zoekresultaten werd zijn naam steeds gekoppeld aan misbruik. Dat drukte psychisch onevenredig zwaar. Verder heb m’n mening over ‘vergeetrecht’ drie jaar geleden al uiteengezet als Vergeet het vergeetrecht. Tevergeefs.
Google legt verschillende eisen neer om verwijdering te overwegen, met als belangrijkste: “Leg uit hoe deze URL in de zoekresultaten irrelevant, verouderd of anderszins ongepast is.” In de uitleg schrijft Google iets uitgebreider dat het moet gaan om duidingen van personen die “ontoereikend, irrelevant of niet langer relevant [zijn], of buitensporig ten aanzien van de doeleinden waarvoor ze zijn verwerkt.”
Maar ja, hard zijn die criteria geen van alle. Juridisch en qua tijdsbesteding oftewel onkosten is het gunstiger voor Google om niet al te principieel te zijn, zo betoogde Egbert Dommering al. Google vraagt alvast geduld, want er is geen juridische termijn vastgelegd voor verwijdering.
Al betreft het hier censuur, absoluut is de indexering van Google niet en elk algoritme, ook dat van Google, vanuit menselijke criteria gevormd en niet objectief. Zo vind je relatief weinig seks- en drugssites in de eerste resultaten. Bovenal is Google – en niet je antivirus - de belangrijkste beveiliger van het internet geworden door websites weg te filteren met (mogelijk) malicieuze code en bedoelingen zoals phishing sites.
Bovendien blijft een groot Deepnet verscholen voor Google. Om het ‘diepe web’ te doorzoeken kun je aanvullende zoekdiensten raadplegen, wel tientallen. Voor die ‘donkere kant’ van internet is er Shodan, waar je van alles en nog wat aan systemen op internet kunt vinden, tot en met tritsen wachtwoorden.
Komen nu door Google verwijderde webpagina’s elders terecht, bijvoorbeeld op een site in een juridisch Verwegistan? Ik heb Google gevraagd om de hyperlinks die het uit de index verwijdert aan mij te verschaffen, maar daar is vooralsnog geen antwoord op gekomen. Om het juridisch weer aanvaardbaar te maken binnen Europa is het de kunst die resultaten te verwerken in journalistieke artikelen die 'relevant' zijn en dan niet worden verwijderd. Wat dat ook moge betekenen volgens de Europese rechter.
Echter, vooralsnog is er een eenvoudiger methode om de censuur te ontwijken: zoeken als niet-Europeaan. Immers, het resultaat verwijdert Google uit de Europese index. Dus je fingeert via een proxyserver een Amerikaan te zijn, en krijgt dan nog wel het volledig resultaat. Maar geldt dit ook voor zoeken in Google.nl via de VS?
De uitspraak van het Europese Hof (zie ook het persbericht) over Google maakt zoekdiensten zelfstandig verantwoordelijk voor verwerking van persoonsgegevens. Immers, zegt het Hof, Google vergaart niet alleen de data systematisch en geautomatiseerd, maar bewaart ze, verwerkt ze tot hapklare resultaten en stelt ze tenslotte ter beschikking aan de gebruikers in een door haar bepaalde vorm. In die zin wordt Google dus als een heruitgever beschouwd en is het aansprakelijk voor ‘verwerking’ van persoonsgegevens conform de privacyrichtlijn.
Ook als de oorspronkelijke publicatie volkomen rechtmatig is, moet Google indexering toch achterwege laten. Het oordeel geldt niet voor alle personen, bijvoorbeeld niet voor beroemdheden. Het Hof noemt de rol die een persoon in het openbare leven speelt als criterium. De Spanjaard is een nono, en het vonnis is niet een-twee-drie van toepassing op Julio Iglesias en Lionel Messi.
Ook Twitter ‘beetje openbaar’
Het argument dat ‘een beetje openbaar’ evenmin bestaat als ‘een beetje zwanger’ wordt daarmee na twintig jaar publiek internet omver gekegeld. De tijdgeest tendeert naar bescherming van het individu en diens recht om met rust gelaten te worden, in dit geval verschoond te blijven van zijn bedenkelijke verleden.
Opvallend in dit licht is een artikel in Volkskrant van 17 mei met als kop ‘En dan verschijnt uw tweet ineens op tv’. Daarin wordt opgeworpen dat Twitter ‘ook een beetje privé’ is. Wederom komt het ‘herpubliceren’ terug: een massamedium citeert het communicatiemedium.
Ene Eric Schellingerhoudt schreef op de Facebookpagina van de NOS naar aanleiding van het nieuws over de overval op de juwelierszaak in Deurne 'Ze gingen voor goud maar kregen lood'. Dat kwam in het NOS Journaal. Openbaar, dus volgens de redactie toegestaan zonder toestemming van de betrokkenen.
Of niet? Een redactrice van de populaire publicatie BuzzFeed verzamelde tweets als reactie op een vraag van ene Christine Fox: “Wat droeg je toen je seksueel werd misbruikt?”. Ze wilde het vooroordeel bestrijden dat het dragen van sexy kleding mede oorzaak is van verkrachting.
Op Buzzfeed zagen een half miljoen internetgebruikers het bericht. Protest van Fox was het gevolg. Nog niet zo lang geleden zouden journalisten dit weggewuifd hebben met het beroep op openbaarheid van Twitter. Nu zei ondermeer Oliver Burkeman van The Guardian dat journalisten onderscheid moeten maken tussen wat echt publiek is en meer bedoeld als privé.
Immers, journalistieke codes schrijven voor dat prudente omgang met kwetsbare bronnen vereist is, dus zeker met slachtoffers van verkrachting. Maar zoeken ze niet zelf de openbaarheid, zoals in een kritiek op Poynter.org werd geschreven
Twitteraars en Facebookers beseffen bij het publiceren de openbaarheid niet. ze hebben een ander idee van de context en hun publiek zo schreven Alice E. Marwick en Danah Boyd in 2010 in I tweet honestly, I tweet passionately: Twitter users, context collapse, and the imagined audience'.
De vraag is, net als met Google: hoe kwetsbaar zijn individuen? Moet je hen bescherming bieden of moeten ze leren omgaan met de nieuwe realiteit? Zeg het maar...
Ik sta hier wat ambivalent in. Uiteraard ben ik helemaal niet tegen voorzichtig omgaan met individuele belangen, maar momenteel lijkt het er op dat de tendens wel heel erg aan het doorslaan is richting de bescherming van het individu. Het nadeel daarvan is dat de drempel te laag komt te liggen voor het verwijderen van berichten. Het is aannemelijk dat partijen als Google in het grijze gebied zullen neigen naar het gelijk geven van het individu.
Dit alles heeft een nadelig gevolg voor het collectieve geheugen dat internet ook is.
Het lijkt mij evident dat een gewone burger kan eisen dat misstappen uit het verleden niet telkens ten onrechte zijn huidige bestaan kleuren. Met die opening is dan meteen het probleem gegeven: wat is een "gewone burger"? En wat is "ten onrechte"? Die criteria moeten verder ontwikkeld worden. De rechter heeft daar in de Spaanse zaak al een begin mee gemaakt.
Wat ik in deze discussie mis is de nuance met betrekking tot het bereik van de gewraakte berichten. Als Google bepaalde zoekresultaten niet weergeeft, maakt dat het achterliggende nieuwsarchief nog niet incompleet. Voor velen (en in ieder geval voor journalisten) zijn de berichten nog te vinden.
Ik denk dat het mogelijk is zowel de integriteit van de persarchieven te bewaren, als het terechte verlangen niet meer achtervolgd te worden door irrelevante zoekresultaten te honoreren. Dat doe je door de gewraakte berichten wel te bewaren maar de toegang te beperken. Ik zou denken dat deze werkwijze ook de rechterlijke toets zou moeten kunnen doorstaan.
Naar mijn mening heeft Het Hof van Justitie een visieloze, ondoordachte, slecht gemotiveerde en onduidelijke uitspraak gedaan. Zonder oog voor het internationale, grensoverschrijdende karakter van het internet, denkt het Hof van Justitie een hek om het Europese internet te kunnen zetten. Door met oogkleppen de Europese privacyrichtlijn – als ware die onaantastbaar en onvergankelijk – op de Google-casus toe te passen, gaat het Hof volledig voorbij aan de betekenis van zijn uitspraak in internationaal perspectief en in het licht van de informatievrijheid.
Het Hof van Justitie beschouwt een zoekmachine als een modern kwaad dat de privacy “ernstig kan aantasten” omdat het gegevens bij elkaar kan brengen die vroeger moeilijk met elkaar in verband konden worden gebracht. Dat is het vertrekpunt van het Hof.
Vervolgens reduceert het Hof het grondrecht van de vrijheid van meningsuiting tot slechts één aspect daarvan, namelijk “het gerechtvaardigde belang van de internetgebruikers die potentieel toegang [tot de privacy-gevoelige informatie] willen krijgen”. Het Hof verzuimt het belang van de vrijheid van meningsuiting in bredere zin in zijn overwegingen mee te nemen. Zo is er in de uitspraak geen aandacht voor het belang van de media dat hun berichtgeving via zoekmachines gevonden kan worden. Ook is het opmerkelijk dat het Hof überhaupt het grondrecht van de vrijheid van meningsuiting en het feit dat dat recht is gewaarborgd in artikel 11 van het Handvest en artikel 10 van het EVRM niet met zoveel woorden benoemt, maar enkel verwijst naar bovengenoemd “belang van de internetgebruiker”.
Als het Hof daarna het privacybelang afweegt tegen het belang van de internetgebruiker bij toegang tot informatie, stelt het Hof zonder enige motivering dat het privacybelang “in de regel” “voorrang” heeft. Dat is alleen anders “in bijzonder gevallen” waarbij met name van belang is “de rol deze persoon in het openbare leven speelt”. Waar het Hof van Justitie zich op baseert is niet duidelijk.
De redenering is in ieder geval in strijd met de vaste rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens, waarin is bepaald dat artikel 8 EVRM (privacy) en artikel 10 EVRM (vrijheid van meningsuiting) gelijkwaardige grootheden zijn. De een heeft geen voorrang boven de ander. Ook de redenering dat alleen “in bijzondere gevallen” de vrijheid van meningsuiting het recht op privacy opzij kan zetten, is strijdig met artikel 10 EVRM.
Immers, het Hof van Justitie bepaalt hier dat een rechtvaardiging voor de uiting noodzakelijk is (alleen toegestaan “in bijzondere gevallen”), terwijl ingrijpen de hoofdregel is (privacy heeft in de regel voorrang).
Dat is in wezen een omkering van het noodzakelijkheidscriterium van artikel 10 EVRM. Het Hof van Justitie miskent dat er geen noodzaak moet zijn om een uiting weer te geven, maar dat het juist noodzakelijk moet zijn om in te grijpen in de vrijheid van meningsuiting.
Waar het belang van de internetgebruiker in uitzonderingsgevallen nog tegenwicht zal kunnen bieden aan het ingeroepen privacybelang, geldt dat in ieder geval niet voor het belang van Google zo oordeelt het Hof van Justitie. Het “louter economisch belang dat een exploitant van een zoekmachine bij verwerking heeft” wordt door het Hof a priori ondergeschikt geacht aan het privacy-belang. Hieraan wijdt het Hof één zin.
Dat staat in schril contrast met de conclusie van de advocaat-generaal. De AG concludeerde dat een aanbieder van een internetzoekmachine bij het beschikbaar stellen van informatie “op rechtmatige wijze gebruik [maakt] van zowel zijn vrijheid van ondernemerschap als zijn vrijheid van meningsuiting”.
Deze rechten staan er wat de AG betreft in de weg om een “algemeen recht om vergeten te worden” in het leven te roepen. In dit verband wijst de AG op het gevaar dat zoekmachines automatisch bestreden content zullen verwijderen of een onhanteerbaar aantal verzoeken te behandelen krijgen. Ook vindt hij het ongewenst dat in een geschil tussen een persoon en een zoekmachine het belang van de uitgever van de gewraakte pagina niet is gewaarborgd.
Dat zijn allemaal punten waarvan het Hof het kennelijk niet nodig vond die in zijn overwegingen te betrekken. Net zo min als dat het Hof een woord heeft gewijd aan hoe deze uitspraak zich verhoudt tot de safe-harbour verweren waarop internettussenpersonen zich op grond van de E-Commerce-richtlijn kunnen beroepen.
Het Hof van Justitie komt zonder omwegen tot de slotsom dat de verwerking van persoonsgegevens door een zoekmachine onverenigbaar met de privacy-richtlijn kan zijn “omdat zij ontoereikend, niet ter zake dienend of bovenmatig zijn voor de doeleinden van de verwerking, omdat zij niet zijn bijgewerkt of omdat zij langer worden bewaard dan noodzakelijk is, tenzij de bewaring ervan is vereist wegens historische, statistische of wetenschappelijke doeleinden”. De betreffende persoon heeft in dat geval recht op verwijdering van de koppeling in de zoekresultaten, zonder dat sprake hoeft te zijn van geleden schade, aldus het Hof.
De consequentie van deze uitspraak is dat nu in 28 Europese jurisdicties door zoekmachines en nationale rechters moet worden uitgevogeld wat de betekenis is van “ontoereikend”, “niet ter zake dienend”, “bovenmatig” en “langer dan noodzakelijk”. Rechtszekerheid voor alle betrokkenen lijkt ver te zoeken. Dat staat nog los van de vraag hoe zoekmachines de verwijderingsverzoeken territoriaal gezien zullen behandelen. Mogelijk krijgt het Europese internet Chinese trekjes en moeten we voor ongecensureerde informatie naar het buitenland.
Mijn persoonlijke mening: ik zie het vonnis niet als enorm bedreigend voor de vrijheid van meningsuiting, tenzij Google meer verzoeken gaat honoreren dan noodzakelijk, bijvoorbeeld om claims te voorkomen en/of te besparen op kosten van een zorgvuldige afweging. Al 41.000 verzoeken kwamen er al binnen volgens de krant. Nu zal dat aantal wel stabiliseren, maar toch: ik geef het ze te doen.
'Censuurformulier' vindt ik trouwens wel heel mooi geframed van Netkwesties. Maar of je dit nou wel echt censuur moet noemen? De informatie blijft natuurlijk nog wel bij de bron beschikbaar, deze is alleen niet meer vanuit Europa vindbaar via Google.
Goede journalisten kunnen ook zonder Google al veel vinden (of via de VS googelen) en Google toont ook nu ook niet alle informatie uit alle bronnen. Bovendien: juist personen die voor journalisten en uitgeverijen het interessantst zullen zijn, zullen dat vaak zijn vanuit hun publieke functie en zij kunnen juist geen beroep doen op enig recht om vergeten te worden.
De identiteit van verdachten wordt in Nederland trouwens al beschermd door gebruik van initialen, dus het lijkt me niet dat zij met succes beroep zullen kunnen doen op wissen van links.
Als ik het vonnis lees, is het vooral de bedoeling van het Hof om gewone burgers waarover toevalligs iets stoms, gênants, emotioneel gevoeligs of akeligs op internet staat te beschermen tegen een eeuwigdurende achtervolging door die feiten, bijvoorbeeld bij het zoeken naar een nieuwe baan. Vanuit die gedachte vind het op zich wel begrijpelijk dat het lastiger wordt gemaakt om in één klik informatie over een persoon uit meerdere bronnen tegelijk te vergaren.
Zowel de huidige richtlijn (waarnaar het vonnis ook verwijst) als de aanstaande Europese privacyverordening bevat overigens een uitzondering op het 'recht vergeten te worden' (dat heet inmiddels geloof ik weer anders) voor de vrijheid van meningsuiting: lidstaten krijgen in art. 80 de opdracht maatregelen te treffen om dat grondrecht veilig te stellen. (Jammer genoeg mag elke lidstaat dat op zijn eigen manier regelen, want niet elke lidstaat neemt dit recht even serieus, maar dat terzijde.)
Het artikel maakt in ieder geval wel duidelijk dat Europese Commissie het recht vergeten te worden niet als absoluut recht ziet, en het Hof zegt dat feitelijk ook in haar vonnis.
Hoe je om moet gaan met personen die pas ná het wissen van links een publiek persoon worden, bijvoorbeeld minister of Kamerlid, is trouwens nog wel een interessant vraagstuk. Kunnen links als ze eenmaal zijn ontmanteld bijvoorbeeld achteraf weer worden geactiveerd? Wie zou daartoe een verzoek kunnen indienen?