Mens en techniek. Dat is het centrale thema van de Maand van de Filosofie die in april plaatsvindt. Een onderwerp dat de gemoederen flink bezighoudt, zowel binnen als buiten de kring van techniekdenkers. Buiten die kring domineert het privacydebat. Sinds de NSA-onthullingen van klokkenluider Edward Snowden staat die kwestie in het middelpunt van de maatschappelijke belangstelling. Binnen die kring probeert men, naast het privacyvraagstuk, ook na te denken over de gevolgen van de toenemende versmelting tussen mens en techniek. Wat betekent het voor onze zelfbeschikking wanneer we steeds meer gaan samenvallen met onze techniek? Voor ons mens-zijn überhaupt? Wat buiten én binnen die kring echter chronisch onderbelicht blijft, is de wijze waarop de digitale revolutie de aard van de publieke ruimte ondermijnt.
Google Glass beleving
Die ondermijning krijgt gestalte doordat slimme technologieën de publieke sfeer vergaand verpersoonlijken. Neem een interactieve internetbril als Google Glass die binnenkort op de markt komt. Het zal de gemiddelde gebruiker een geheel nieuwe beleving van het publieke domein bezorgen. Wandelend door park of winkelstraat wordt hij onafgebroken vergezeld door al zijn Facebook-vrienden en Twitter-volgers.
Bovendien zal hij dankzij zijn gepersonaliseerde Google Maps, waar zijn persoonlijke voorkeuren in voorgeprogrammeerd staan, blindelings de weg weten te vinden naar zijn voorkeursbestemming. Een bestemming waar Google hem naartoe navigeert aan de hand van zijn surf- en swipegeschiedenis. Het is een innovatie die de digitale kaartlezer in staat stelt blind te blijven voor alles en iedereen waar hij volgens de zoekmachine geen interesse in heeft.
En vanzelfsprekend deelt hij zijn hyperpersoonlijke, enigszins verkokerde publiekservaring in realtime door zijn wederwaardigheden te livestreamen met zijn ingebouwde camera.
Mocht hij een bekende op straat tegenkomen, dan kan hij met zijn FaceReader – een applicatie die op basis van gezichtsexpressie achterhaalt hoe iemand zich werkelijk voelt – ontdekken of de enthousiaste begroeting wel echt gemeend is.
Internet of Things-stad
Google’s slimme internetbril is een voorbeeld van intieme informatietechnologie die zich ‘in snel tempo tussen, zeer dicht bij en zelfs in ons nestelt, steeds meer over ons te weten komt en zelfs menselijke trekjes krijgt.’ Aldus het Rathenau Instituut in zijn onlangs verschenen essay Intieme technologie. Deze denktank rept dan ook over de intiem-technologische revolutie; een term die duidelijk maakt dat onze ervaring van de publieke sfeer eveneens een intiemer karakter krijgt.
Het zogenoemde ‘Internet of Things’ is een voorafschaduwing hiervan. Dit ‘Silicon Valley’-visioen droomt van een wereld waarin allerhande objecten zijn uitgerust met slimme sensoren, chips en genetwerkte feedbackmechanismen die reageren en anticiperen op individueel gedrag.
De eerste stad ontworpen op dit principe, Songdo in Zuid-Korea, is momenteel in aanbouw. Inwoners van deze brave nieuwe stad zullen hun dagelijkse beslommeringen en gedrag, zowel binnenshuis als buitenshuis, gemanaged weten door sensoren, feedbackloops en vernuftige voorwerpen. Nu heeft dat ongetwijfeld voordelen (denk aan afval -en mobiliteitsvraagstukken), maar de vraag hoe ver we willen gaan in deze tailormade-versie van de publieke ruimte, wordt nauwelijks gesteld.
Willen we werkelijk wachten op de komst van slimme abri’s die op basis van geolokalisatie, sociale mediascans en surfgedrag persoonsgerichte reclame op voorbijgangers afvuren? Of wat te denken van een overheid die gebruikmakend van hetzelfde medium de onvermoede burger aanspoort zijn belastingaangifte te doen of openstaande boetes te betalen?
Verlengstuk van de woonkamer
Interactieve brillen, smartphones en andere slimme, op de persoonlijke maat afgestemde dingen, hollen het neutrale en bovenpersoonlijke karakter van de openbare ruimte uit. In het ‘Internet of Things’ leeft iedereen op den duur in zijn eigen hybride en hyperindividuele realiteit.
Wie dezer dagen het zombie-achtige straatbeeld bevolkt met smartphone-autisten gadeslaat, weet dat dit bepaald geen overdrijving is. Intieme technologie radicaliseert een geatomiseerde beleving van de publieke sfeer en transformeert deze in een ruimte waar persoonlijke verlangens en belangen maatgevend zijn, in plaats van collectieve verlangens en het algemeen belang. Dat heeft verreikende maatschappelijke en politieke consequenties.
Wanneer de publieke sfeer als een verlengstuk van de woonkamer wordt beleefd, treedt namelijk precies die grilligheid naar buiten die kenmerkend is voor de privésfeer. Particuliere wensen en voorkeuren zijn immers veranderlijk, soms zelfs tegenstrijdig. De sfeer van het huis is bij uitstek de omgeving waar onze kuren en zwakheden gezien, en onze primaire behoeften bevredigd mogen worden. Bovendien is het privédomein kwetsbaar. Wanneer het noodlot hier toeslaat (dood, ziekte of verlies van inkomen), kan de ontwrichting langdurig of zelfs blijvend zijn.
Debat rond Google Glass
Deze ervaring staat in scherp contrast met de aard van ons gemeenschappelijke onderkomen. Hier zal het noodlot (ramp of terreurdaad) de stabiliteit slechts tijdelijk ondermijnen. Zodra we deze ruimte betreden weten we bovendien wat ons te wachten staat. Ze is betrekkelijk immuun voor de gril van het individu, ge- en verboden zijn er voor iedereen gelijk en zeden en gebruiken min of meer eenduidig.
Juist aan deze voorspelbaarheid van de publieke sfeer ontlenen we in belangrijke mate onze bestaanszekerheid. Voor de relatieve onbestendigheid van de persoonlijke leefsfeer biedt de bestendigheid van de publieke leefwereld, met haar wetten, instituties en omgangsvormen, een geruststellend en onmisbaar tegengewicht.
Naarmate slim-intieme techniektoepassingen de openbare ruimte verder veroveren, zal dat de stabiliteit van deze sfeer ondermijnen. Intieme technologie voegt zich namelijk naar de persoonlijke behoeften en voorkeuren van de gebruiker. Ze cultiveert daarmee een strikt persoonlijke beleving van de publieke sfeer, ontmantelt het neutrale decor ervan en vervangt deze door duizend-en-een privésettings. In zo’n situatie is men niet meer betrokken op hetzelfde en valt de samenleving in losse delen uiteen.
De intiem-technologische revolutie vraagt om een fundamenteel debat over de aard en inrichting van ons gezamenlijke onderkomen. Dat debat dient zowel binnen als buiten de kring van techniekdenkers gevoerd te worden. De aanstaande introductie van Google Glass biedt een unieke kans hiertoe. Mogelijke inzet: waarom zouden we zo’n gadget in onze publieke ruimte toelaten? Gewenste uitkomst: uitsluitend voor professionele toepassingen, ongeschikt voor publiek gebruik door privépersonen.
*) Hans Schnitzler is filosoof en publicist. Komend najaar verschijnt van hem Het digitale proletariaat bij de Bezige Bij.
Zie hier een ridder te paard, die zich zorgen maakt om de komst van de stoomtrein. Inderdaad, het ding is gevaarlijk en wijkt niet van zijn spoor, maar ondertussen kunnen reizigers de krant lezen, met elkaar kletsen en komen ze sneller van A naar B.
Dat is het gevoel dat ik krijg als ik “Intieme technologie holt de publieke ruimte uit” lees van Hans Schnitzler. Het beeld dat de mens met een smartphone een ‘zombie-achtige authist’ is, komt toch vooral van iemand die hem alleen gebruikt om te bellen. Zou je meekijken wat al die mensen doen, dan zal je zien dat zij een virtuele ontmoetingslaag toevoegen aan de publieke ruimte.
Tinderaars hebben een levendig datingnetwerk, gebaseerd op nabijheid en intieme behoeften. Burgerwachten houden niet alleen de straat, maar ook de staat in de gaten door foto’s en video’s te delen. Partypeople schuimen van feest naar feest, net waar het gezellig is. Plane- en boatspotters wisselen technische gegevens uit over hun geliefde voertuigen. En binnenkort kunnen we in het OV en op de weg zien waar de drukte is en zo kiezen om minder of juist meer onder andere mensen te zijn.
En hij, de filosoof, hij doet niet mee. Want wat hem ontgaat, is dat de mens inherent een sociaal wezen is, een groepsdier, ook digitaal. Kern van mijn kritiek op zijn stuk is dan ook het individuele mensbeeld dat erachter zit. Hij gaat uit van een individu dat is omringd door sturende apparaten, maar vergeet wie er aan de andere kant van de lijn is. Natuurlijk wordt de gebruiker door de aanbieders met hun programmatuur gestuurd naar hun belang – niets is immers gratis – maar met de vele medegebruikers vormt hij een intelligente zwerm die in een mum van tijd de waarde van hun aandelen kan doen verdampen. Dat zal met de Google Glasses niet anders gaan dan met eerdere applicaties en dat wat komen gaat.
Debat al op straat
Nieuwe technologieën leiden ook vaak tot conceptuele verwarring en daar zijn filosofen tuk op. Komtie: Internet of Things is geen ‘Silicon Vally vision’. De oorsprong ligt bij wetenschappelijk bolwerk MIT. Ondertussen is de term in de EU en China te lezen in vele beleidsstukken.
Zuid-Korea past netwerken van sensoren al meer dan tien jaar toe. Dus nee, Songdo is niet de eerste stad volgens dit principe. Seoul is dat al jaren; overal wifi en je kunt op je tablet de bus real time zien naderen. Dit is overigens ook te lezen in het werk van datzelfde Rathenau Instituut.
Neem dan ook meteen het essay nog een keer door. Technologie ‘tussen mensen’ betekent niet dat het hen per se uiteen drijft. Technologie levert ook onverwachte ontmoetingen op, geeft meer betekenis aan gebeurtenissen en brengt mensen ook tot elkaar. Intieme technologie vermenigvuldigt de openbare ruimte.
De filosoof “vraagt om een fundamenteel debat over de aard en inrichting van ons gezamenlijke onderkomen.” Dat debat vindt niet alleen plaats binnen zijn kring techniek denkers. Het ligt op straat. Kijk maar eens. Het hangt er maar vanaf door welke bril je kijkt.