De afgelopen dagen is minister van binnenlandse zaken Ronald Plasterk zwaar onder vuur komen te liggen, nadat zijn eerdere uitspraken over afluisterpraktijken van de Amerikaanse afluisterdienst NSA niet juist blijken te zijn geweest.
Dit naar aanleiding van een grafiek die zo'n 1,8 miljoen metadata van telefoonverkeer weergeeft. Deze grafiek is afkomstig van het softwareprogramma BoundlessInformant dat door de NSA wordt gebruikt om details van de wereldwijde dataverzameling weer te geven.
Grafieken uit dit programma zijn door Edward Snowden doorgespeeld aan de opiniemaker Glenn Greenwald, die ze liet publiceren in diverse grote Europese kranten.
Die kwamen met grote koppen over dat de NSA tientallen miljoenen telefoongesprekken van burgers afluisterde. Precies dat wilde Greenwald met die grafieken ook aantonen: een bewijs voor de bewering van Snowden dat de NSA op wereldwijde schaal de communicatie van gewone mensen zou onderscheppen.
Onjuist beeld
Dat afluisterdiensten zich in werkelijkheid voor een groot deel op militaire zaken richten hebben zij steeds zorgvuldig verzwegen. Met voor Nederland als gevolg dat iedereen de pijlen alleen op minister Plasterk en de AIVD richtte en niemand op het idee kwam om zijn collega van Defensie, waar de Nederlandse afluisterorganisatie NSO onder valt, om opheldering te vragen.
Zo werd door The Guardian bijvoorbeeld wel gepubliceerd dat Nederland lid was van de samenwerkingsverbanden 9-Eyes en 14-Eyes, maar werd daar niet bij vermeld dat die bedoeld zijn om militaire inlichtingen uit te wisselen.
Toen minister Plasterk op 6 november 2013 naar de 9-Eyes werd gevraagd kwam hij dan ook met een antwoord dat even misleidend zou blijken te zijn als zijn eerdere reactie van 30 oktober inzake de 1,8 miljoen metadata.
De grafiek die deze data weergeeft zal in augustus 2013 ook onder ogen van de MIVD zijn gekomen. Volgens een reconstructie door het NRC wist deze dienst aanvankelijk echter nog niet zeker of het hierbij daadwerkelijk ging om de gegevens die zij met de NSA gedeeld hadden.
Dit is toen eerst samen met de Amerikanen onderzocht, wat kennelijk pas na een paar maanden tot de conclusie leidde dat er een "perfecte match" was. Dit werd op 22 november aan de ministers Hennis en Plasterk meegedeeld.
Uit antwoorden van de regering is gebleken dat premier Rutte pas op 10 december, maar de inlichtingencommissie van de Tweede Kamer in het geheel niet is ingelicht over het inmiddels vaststaande feit dat de 1,8 miljoen metadata door Nederland zijn verzameld. Ook hadden Defensie en Binnenlandse Zaken dus zowel de Tweede Kamer als de Nederlandse bevolking liever in de waan gelaten dat de VS, nota bene een belangrijke bondgenoot, onze communicatiegegevens onderschepte, dan toe te geven dat het een legitieme activiteit van de MIVD betrof.
De Duitse en de Noorse inlichtingendiensten hebben daarentegen wel direct laten weten dat zij verantwoordelijk waren voor de data uit de grafieken van hun landen. Pas toen een groep verontruste burgers een rechtszaak tegen Plasterk aanspanden, kwam de landsadvocaat noodgedwongen met een verweer met daarin de juiste toedracht.
Volgens de regering kon daar niet eerder toe worden overgegaan omdat anders een 'modus operandi' openbaar gemaakt zou worden, en het is "staande praktijk" om dat nooit te doen.
Inhoudelijke vragen afgeweerd
Omdat van gewoontes altijd kan worden afgeweken, zal dit een handig politiek gelegenheidsargument geweest te zijn, ware het niet dat het door beide ministers in het Kamerdebat gebruikt werd om nagenoeg elke ook maar enigszins inhoudelijke vraag af te weren.
Dat is een zorgelijke zaak. Dat AIVD en MIVD metadata vergaren en uitwisselen heeft niets te maken met specifieke methodes en operaties. Het is zelfs gewoon terug te vinden in de jaarverslagen van deze diensten en in die van de toezichtscommissie CITVD.
Deze veel te ver gaande geheimhouding werkt niet alleen doelmatige controle tegen, maar ondergraaft ook de publieke acceptatie van wat onze geheime diensten doen.
*) Peter Koop is deskundige inzake afluisterdiensten en publiceert daarover op Electrospaces.net. Een versie van dit artikel verscheen eerder in De Volkskrant