Waar de geschiedenis van de totstandkoming van internet in de VS er echt een was van wetenschappelijk onderzoek en technische doorbraken, was dat in Nederland nauwelijks het geval. We spreken echt over een ander niveau.
Toch vond hier in de periode 1982-1993, die we hier bespreken, wel innovatie plaats dankzij krachtig pionierschap. Middenin die periode valt het moment dat in Amsterdam de lijn open ging naar het internet in de Verenigde Staten: 17 november 1988. Bepaald geen groots moment, want de lijn lag er en het was een kwestie van toestemming.
Sterker nog, de netwerkverbindingen met de VS waren er al vanaf 1982, maar nog niet via internetstandaarden. Gedurende de hele periode 1982-1992 was een stel Nederlanders heftig aan het pionieren met datacommunicatie. Belangeloos, alles voor de technologie.
Hun beloning, ook in latere jaren, lag in het succes en in mooie reizen naar de vele bijeenkomsten over de hele wereld. Hoe virtueel hun netwerken, fysieke bijeenkomsten waren altijd van het grootste belang om vooruitgang te boeken. Zoals met beheer en standaardisatie van internet waarover Netkwesties eerder een uitgebreide serie schreef
We presenteren de geschiedenis in verschillende inleidingen en de uitgebreide interviews en fotografie van 13 ‘aartsvaders’ en één ‘aartsmoeder’ van het Nederlandse – en Europese – internet als pdf's onder dit artikel. Het betreft de volgende pioniers:
Teus Hagen, de voorman van de Unix gebruikersgroep (NLUUG) die het netwerken in Nederland mede begon en in 1982 in Parijs het Centrum voor Wiskunde en Informatica (CWI) op het Science Park in Amsterdam naar voren schoof als centrum voor het eerste Europese netwerk voor e-mail en Usenet (nieuwsgroepen);
Ted Lindgreen, de grote man achter NLnet dat het Nederlandse bedrijfsleven het eerst online bracht, die ondermeer eigenhandig de infrastructuur van de NS bespeelde om een landelijk netwerk voor internettoegang te bieden;
Erik Huizer, die als student experimenteerde met internet, later Surfnet de eerste schreden richting internet liet zetten, een eerste Europees internetcongres organiseerde en een grote bijdrage leverde aan het beheer en standaardisatie van internet;
Kees Neggers, de man die Nederland met Surfnet tot voorloper maakte in netwerken voor de wetenschap en zelf in 1992 met het netwerk Ebone de doorbraak voor internet forceerde;
Daniel Karrenberg, vanuit Duitsland naar het CWI gekomen, deed veel beheer van EUnet en richtte het Ripe NCC, het coördinatieorgaan voor internet voor Europa en Azië mede op;
Rob Blokzijl was medeoprichter van Ripe NCC, bovendien aanjager van snel internet bij natuurkunde-instituut Nikhef, was internationaal actief en stond mede aan de basis van de Amsterdam Internet Exchange;
Piet Beertema van het CWI beheerde het Amsterdamse centrum voor EUnet, en sloot daarop in 1988 het Amerikaanse open internet aan; Regelde al in 1986 het .nl landendomein voor Nederland, was cruciaal in beheer en verdeling van domeinen en hielp andere landen met domeinen;
Jaap Akkerhuis, de low-profile technicus bij het CWI die in Nederland en in de VS veel bijdroeg aan de technologie die de eerste internetverbindingen mogelijk maakte;
Rop Gonggrijp pionierde met hackersverband en blad Hack-Tic, richtte mede Xs4all op, organiseerde baanbrekende netwerkfestivals en was internationaal prominent gezicht in de verdediging van digitale vrijheden en beveiliging;
Cor Bosman, mr. Xs4all vanaf de opbouw in 1992 tot op de dag van vandaag het technologisch baken voor het bedrijf en boegbeeld van alles waar technici voor staan met internet.
Boudewijn Nederkoorn, de belangrijkste en innovatieve bestuurder van vrijwel alles wat met internet in Nederland te maken heeft, van Stichting Domeinregistratie en de Amsterdam Internet Exchange tot uiteraard Surfnet dat hij twee decennia leidde;
Frances Brazier was als vroege Unix-gebruiker en NLUUG—bestuurder, medeoprichter van NLnet, hoogleraar en aanjager voor het internetgebruik in Nederland;
Dick Bulterman, begenadigd professor en ondernemer, leidde vanaf begin 1988 de afdeling van het CWI waar het Europese internetcentrum bloeide;
Walter Hoogland, belangrijk natuurkundige, was als baas van Nikhef en latere directeur bij Cern betrokken bij het opstuwen van de vraag naar snel internet in Europa en bracht de vinding van Cern, het World Wide Web, in het open domein.
De laatste drie waren meer ‘chiefs’ die de pioniers nodig hadden, bestuurders die hen uit de wind hielden, geld vrijmaakten en de ‘goede zaak’ door dik en dun verdedigden. De selectie is voor een deel arbitrair. Zo ontbreken bijvoorbeeld nu nog de vermaarde professor Andy Tanenbaum en Wytze van der Raay die veel deed voor stichting NLnet, alsmede Erik-Jan Bos van Surfnet, plus anderen. Dit project is nog niet af.
Met de genoemde veertien personen zijn interviews gehouden, vaardig geredigeerd door Jeanine van Ooijen en van schitterend beeld voorzien door de Amsterdamse fotograaf Frank Groeiliken. Hieronder staan de pdf’s naar de reportages, die te danken zijn aan een opdracht van de Amsterdam Economisch Board. De geschiedschrijving van de periode 1993-2013 gaat het komende halfjaar verder, ook vanwege jubilea van De Digitale Stad en Ams-Ix.
De interviews staan hieronder op een rij, voorafgegaan door inleidingen over de internetgeschiedenis, geschreven vanuit de vraaggesprekken. De inleiding over Xs4all kon nog niet voltooid worden, want het project gaat verder met andere providers zoals Euronet. Xs4all staat op Wikipedia.
Curieus is dat een aantal van de genoemde personen niet op Wikipedia is (h)erkend. Wel staan drie van hen in de internationale Internet Hall of Fame: Neggers, Karrenberg en Hagen. Erik Huizer (nog) niet.
De stukken die volgen vertonen de nodige doublures. Aan dezelfde gebeurtenissen hebben individuen hun eigen herinneringen. De verhalen zijn vaak technisch van aard en soms moeilijk te begrijpen door de vele namen van betrokken personen en netwerken. Vandaar hieronder een korte uitleg
Wat uitleg
De Staat verzelfstandigde het nationale telecom- en postbedrijf PTT in 1989, waarna het Koninklijke PTT Nederland (KPN) heette, met PTT Telecom als dochter. Voor telecom raakte meer en meer KPN als naam in zwang. Deze naam werd officieel na de afsplitsing van TNT Post in 1998. PTT en KPN worden in de interviews door elkaar gebruikt.
Dan iets over de lagen datacommunicatie en de verschillende netwerken en namen: De onderste laag, zoals dat heet, is de fysieke infrastructuur. Dat waren in de jaren tachtig louter de koperen telefoonnetten. Je kon dan via een kieslijn met een modem inbellen. Je betaalde telefoontikken per minuut, soms wel 5 gulden per minuut naar de VS.
Je kon later ook een verbinding huren als vaste lijn. Je betaalde geen telefoontikken meer, maar een vast bedrag per maand. Die lijn had een beginsnelheid van 1.200 bits per seconde, later oplopend naar 9.600, 64.000 of 64 Kilobit en uiteindelijk 2 miljoen bits (2 megabit).
Speciaal voor datatransport kon een deel van het kopernet worden opgewaardeerd met apparatuur. De PTT’s hanteerden X.25 als standaard. PTT exploiteerde Datanet1 als openbaar X.25 netwerk. Je kon ook, bijvoorbeeld voor een banken- of industrienetwerk, over de PTT-lijnen met eigen apparatuur je eigen X.25 netwerk bouwen.
Het alternatief voor X.25 was een netwerk met routers gebaseerd op het TCP/IP protocol. Dat kennen we als ‘het internet’. Je kon internet toepassen in het openbaar, maar ook in besloten netwerken. Binnen een terrein, gebouw of campus werd in plaats van X.25 ook Ethernet veel gebruikt als transportmiddel. Ethernet was zeer geschikt voor internetverkeer.
Voor een datatransportnet kun je in principe verschillende protocollen gebruiken, formats of enveloppen voor verkeer. Behalve TCP/IP (internet) ook Earn (IBM-verkeer) of Decnet (van Digital).
In de interviews komen de volgende netwerken voor:
EUnet (1982): het netwerk van dataverbindingen, eerst met inbellen, later met huurlijnen, opgezet door gebruikers van Unix computersystemen. Eerst met een eigen standaard UUCP, later TCP/IP of internet.
NLnet, het Nederlandse deel ervan, sinds 1986 zo genoemd en vanaf 1989 de eerste internetprovider van Nederland, vooral voor instellingen en bedrijven
X.25 van PTT (Datanet1);
X.25 specifiek voor Surfnet;
IXI, het X.25 Europese backbone net voor de koppeling van de nationale researchnetwerken:
X.25 was onderdeel van Osi (Open Systems Interconnection), een geheel van protocollen voor datatransport.
Tot de Osi-familie behoorden ook de standaarden X.400 (mail), X.500 (adresbestanden) en FTAM (bestandoverdracht)
Cosine (1987) was een Europees Eureka project om een op OSI gebaseerde research netwerk infrastructuur tot stand te brengen.
Internetstandaarden waren er voor e-mail, Newsgroups oftewel Usenet, ook wel ‘het nieuws’ genoemd. Gopher was een voorloper van World Wide Web voor toegang via internet tot openbare databanken zoals bibliotheken.
Surfnet (1988) is het wetenschappelijk netwerk in Nederland.
Ebone (1992), eerste Europese op TCP/IP of internet gebaseerd backbone netwerk voor zowel academisch als commercieel gebruik.
Dante (1994) de door Europese nationale wetenschapsnetwerken opgezette werkmaatschappij voor de onderlinge koppeling van hun netwerken.