Net ervoor had ik na oppervlakkig lezen De Nieuwsfabriek van Rob Wijnberg een 13-in-een-dozijn mediakritiek genoemd in een verder positief verhaal over marketing van zijn nieuwe initiatief de Correspondent.
Wijnberg’s kritiek op de nieuwsproductie, beperkt tot de Nederlandse tv, wat dagbladen en Nu.nl, kwam bekend en dus obligaat over. Ik weet met het lezen vele mediakritieken van Postman tot Chomski en Ball-Rokeach tot Stiegler nu wel dat media een sterk vervormd beeld van de realiteit scheppen.
De opmerkingen in de familie brachten me ertoe om te pogen zonder die voorkennis De Nieuwsfabriek gedurende een treinreis naar Eindhoven nogmaals van kaft tot kaft te lezen.
Wijnberg citeert mediacritici die hem voorgingen en bekent eerlijk ook sterk geïnspireerd te zijn door het essay Avoid News van Rolf Dobelli. Wat is Wijnberg’s kritiek op de nieuwsmedia?
* Nieuws is een verslaving en media zijn de dealers die deze aanwakkeren;
* Nieuwsproductie is onderhevig aan winstbejag. Exploitanten zijn ‘handelaren in aandacht’;
* ‘Kopieerdrang’ leidt tot een ‘papagaaiencircuit’, in plaats van eigen wegen zoeken en context bieden;
* Versimpeling en gebrek aan diepgaand onderzoek, ook door ‘ontknopingsdrang’;
* Nieuws brengen gebeurt vluchtig en oppervlakkig, genoodzaakt door ‘extreme bondigheid’ vanwege beperkte tv-tijd, krantenruimte of jagende bezoekers (online Nu.nl);
* Nieuws is veelal helemaal niet nieuw, maar vormt herhaling van feiten met andere poppetjes;
* Toch is nieuws vooral een uiting van het uitzonderlijke, in de meeste gevallen negatief. Dus vooral willen scoren met schandalen, ten koste van maatschappelijke relevantie;
* De vooruitgang van de wereld - die Wijnberg vaststelt een de hand van statistiek - blijft daardoor geheel buiten beeld;
* Verkeerd gebruik van de eis/wens tot objectiviteit en wederhoor;
* Malle indeling van rubrieken en redacties zoals in ‘binnenland’ en ‘buitenland’;
* Selecties van rubrieken en bijlagen zoals NRC Lux en Volkskrant Magazine en reis-, kook- en klus-tv zijn louter geënt op potentiële reclameverkoop;
* Polarisatie met snelle oordelen (ook ‘toevalsblindheid’);
* Wezenloze opiniepeilingverslaving;
* Slechte journalistiek over media.
Talloze columns
Wijnberg adstrueerde zijn analyse met aardige feiten:
* De NOS-hoofdredacteur vindt het meegaan met de snelheid van nieuws belangrijker dan feitelijke juistheid (“Reden voor ontslag op staande voet”);
* De ‘politieke fragmenten van het jaar’ van Pauw & Witteman over 2011 bevatten louter lullige en lollige incidenten, die het beeld van het publiek over politiek als slecht theater stutten;
* Van de zendtijd van P&W gaat 32 procent naar amusement (De vraag of het hele programma niet als zodanig wordt ervaren komt niet aan bod.);
* Kranten hebben veel te veel columns en commentaren; de Volkskrant als koploper met maar liefst 124 per week, AD 89, NRC 82 en Telegraaf 59.
Jij-bakken
Kortom, de nieuwsmedia vervormen door deze waanvandedagcultus ons wereldbeeld drastisch. Wijnberg verdedigt journalisten vaak, maar schrijft toch: “Nieuws dringt zich niet op aan de journalist, nieuws is een keuze.” Geen keuze van lezers dus, hun zelfstandige rol in de nieuwsmarkt gaat hij goeddeels uit de weg. De bal ligt bij de makers; zij moeten de spiraal ombuigen.
Wijnberg eindigt De Nieuwfabriek met mogelijke kritiek op zijn boek, bijvoorbeeld dat ook hij aan effectbejag doet en selectief onderzoekt en citeert. Dat vind ik niet bezwaarlijk, wel het volgende. Ondanks dat Wijnberg Mark Twain (1835-1910) als motto voor zijn boek nam (“If you don’t read the newspaper, you’re uninformed. If you do read the newspaper, you’re misinformed.”) , mist De NieuwsFabriek het historisch verklarend perspectief. Hoe is het zo gekomen? Is het van alle tijden? Welke oorzaken liggen bij de producent en consument? En de meer filosofische vraag: is niet alle nieuws amusement, ook al is het diepgravend en zet de berichtgeving aan tot nadenken.
Hij citeert met instemming Christ Klepp die schreef dat we 50 jaar nodig hebben voor het eindoordeel over de Arabische Lente, en dat media veel te rap zijn met definitieve conclusies. Wijnberg zelf breekt de staf over een metier in het heden waarin hij zelf onderdeel van uitmaakt. Distantie ontbreekt.
Zo had analyse met diepgang niet misstaan na de volgende geestige opmerking van Wijnberg: “Neem de politiek. In hun namen dragen politieke partijen weliswaar nog verheven termen als democratisch, sociaal, groen en vrij, maar in de praktijk hadden ze beter PriceWaterhouseCoopers of Ernst & Young kunnen heten.”
Hij probeert een goed voorbeeld van journalistieke diepgang te bieden door het kernenergievraagstuk te duiden, maar meer dan één spade diep gaan die zeven pocketpaginaatjes niet. Zo makkelijk is het niet.
Prachtstart
Werk aan de winkel dus voor zijn Correspondent, waarop gerust flinke delen uit dit boek gepubliceerd mogen worden. Al is het maar om de makers straks scherp te houden. Opdat we in plaats van een Nieuwsfabriek geen Meningenfabriek krijgen waarvan de uitstoot zo mogelijk nog meer vervuilt, maar een wijnplantage.
De klachten over nieuwsfabricage heeft Wijnberg op een vaardige manier opgeschreven. Het boek leest als een trein, al werd dit wellicht door m’n reis beïnvloed. Gezien door de ogen van m’n oude en jonge familie biedt het herkenning voor hun oordelen over hedendaagse media.
Is Wijnberg samen met de ook al jonge en zeer talentvolle uitgever Ernst-Jan Pfauth in staat om met De Correspondent met al bijna 20.000 betalende klanten straks de denderende trein af te remmen of zelfs te laten stoppen zonder het gevoel van urgentie bij nieuwsconsumenten te negeren?
Of verdelen ze een weekblad over weekdagen? En blijft het effect beperkt tot het tot het cirkeltje van 1 procent geestverwanten inclusief de zoon of zullen de kringen in het water ook de sensatiezucht van het AD en haar miljoen lezers gaan raken? Dat laatste zou echt een prestatie zijn waar iedereen baat bij heeft…