Het boek, dat deze week verschijnt, draagt als ondertitel ‘Over sociale media als de grote afleider’. Dat is modern en attractief, maar eigenlijk gaat het meer over ‘always on’, ofwel altijd verbonden zijn, dan over de inhoud, sociale media.
Dit is goed, inhoud verandert voortdurend, dus na sociale media komt er weer iets nieuws. Mobiel internet blijft altijd. Ofschoon Hyves, Facebook en Twitter inhoudelijk wel een grens markeren. Communicatie met vrienden werd heel eenvoudig en dwingend: steeds moeten volgen en antwoorden. Het gaat 16 uur per dag door bij steeds meer jongeren , soms ook ’s nachts.
Focus! begint met een boude stelling: sociale media werden alras dominanter sedert 2008 en sinds dat jaar blijven ook steeds meer kinderen zitten op school. Voor Justine Pardoen is 1+1=2: sociale media zijn de oorzaak van steeds meer zittenblijvers. Bewijs ontbreekt, maar ze kent de wetten van P.R. Afgelopen donderdag was het goed voor een grote opening van dagblad Metro, met de gewenste golf van publiciteit die de verkoop moet aanjagen.
De alarmerende toon is opvallend in het licht van de teneur die haar drukke website Ouders Online (met Henk Boeke) sedert 1996 tentoon spreidt. Dat is er meer een op z’n Hollands problemen oplossende dienst van ‘dat lossen we samen wel op’. Vanwaar de omslag?
Larry Rosen invloed
Pardoen geeft zelf het antwoord. De omslag naar zorgelijk ontstond met het lezen van het boek iDisorder van de psychiater en hersenonderzoeker Larry Rosen. Daarin beschrijft hij al het nieuwe gedrag dat door media is ontstaan, en trekt dat door naar een serie psychiatrische stoornissen waaraan steeds meer jongeren leiden of waar ze wellicht later last van zullen krijgen.
Pardoen: “In het begin vond ik het allemaal wat overdreven. Toe nou zeg.. Het gewone leven, en de gewone manier van doen op internet, als probleem benoemen, dat gaat wel wat ver.
Maar ik heb het betoog van Rosen – dat goed onderbouwd is met allerlei wetenschappelijke onderzoeken – gelezen met in mijn achterhoofd alle verhalen van ouders en docenten. Over kinderen die steeds vaker onnodig een jaar moeten overdoen. Of stoppen met sporten omdat er geen tijd meer voor is. Of weggestuurd worden bij een baantje omdat er eigenlijk niets uit hun handen komt.
Ouders en docenten vertellen me steeds vaker verhalen over kinderen die zich steeds slechter lijken te kunnen concentreren, en soms meer dan een beetje chagrijnig zijn als er geen internetverbinding is. Over kinderen die 10 kilometer (!) terug naar huis fietsen als ze hun mobiel vergeten zijn, en ’s nachts nog liggen te twitteren, ook al weten ze dat ze de volgende ochtend een proefwerk wiskunde hebben.
Over jongeren die je niet meer aankijken als ze met je praten. En over werkgevers die steen en been klagen omdat het hen niet meer lukt om contact te maken met hun stagiaires.”
Dit zet aan tot diep nadenken, al kun je een vraagteken plaatsen bij het laatste voorbeeld om haar ommezwaai te adstrueren: “En je zult die Arnhemse vader maar zijn, die door een ruzie op Facebook zijn dochter verloor, omdat haar beste vriendin zo diep gekrenkt was dat het meisje dood moest. Als dat geen narcistische woede is, van die vriendin, dan weet ik het ook niet meer.”
Net als Larry Rosen signaleert Pardoen vervolgens trends van op zijn minst steeds sterker afwijkend gedrag van kinderen, los van de vraag of dat stoornissen zijn. Ze kiest voor het benoemen en het stellen van (Socratische) vragen over het onderwerp die iedereen voor zich kan beantwoorden. Dat levert een fantastische boekje op, dat anno 2012 elke opvoeder, docent en jongere zou moeten lezen. Een YouTube kanaal ondersteunt het boek (of andersom) met zinnige films.
Hoe erg is het?
Achtereenvolgens passeren het brein, met ondermeer verslaving en zelfbeheersing, de onzin van multitasken, de zin van het nietsdoen en tips voor meer succes op school. Centraal staat ‘Mindful mediagebruik: van bewusteloos naar bewust’. Juist door het beantwoorden van de vele vragen in Focus! Moet het mediagebruik bewuster worden.
Het boek is als een streep geschreven, loopt vlot en is praktisch. Is er dan niets op aan te merken? Dat wel, juist een gevolg van snel en toegankelijk schrijven: bronnen zijn zeer beperkt en de citaten uit onderzoek komen van enkele personen, zoals veel van ‘Leonore (15)’.
De toon is betweterig, maar oprecht en goed. Met andere woorden: de schrijfster weet het ook allemaal beter en verwoordt dit voortreffelijk. Wel moet je soms een pedante zin slikken: “Verandering in je hersenen is niet eng of slecht: we noemen dat ook wel ‘leren’.” Dit is onderdeel dan van een zinnige relativering, zoals in het vervolg hierop: “De constatering dat ‘sociale media je hersenen veranderen’, klinkt dan ook erger dan het is. Het zou pas een probleem zijn als er niets meer verandert in je hersens!”
Dat laatste is goed voor de discussie: hoe ernstig is het eigenlijk met intensief, niet aflatend mediagebruik? Er ligt met Focus! een mooie aftrap om te praten over het ongeremde virus van mobiel internet, niet alleen onder jongeren trouwens. Ik heb geen mobiel internet, en volgens collega’s en vrienden ben ik van lotje getikt. Niet zij.
Aan de andere kant: ik vermoed dat de ouders van de schrijfster al klaagden dat ze zich niet op haar huiswerk kon concentreren als de hele avond Radio Caroline of Radio Veronica aanstond. “Straks blijf je nog zitten, kind…”