Voor Virtuele kinderporno; verbieden of laten begaan? ontvingen we de meeste complimenten sinds jaren. Maar ook kritiek. Onder meer van een geciteerde bron die bij nader inzien vreesde dat bij zoekdienst Google de link tussen zijn naam en de term 'kinderporno' hem zijn hele leven zou achtervolgen. Zijn naam moest eruit.
Dat idee speelt ook licht bij het schrijven van artikelen over kinderporno. Google etc. maakt op internet dat wie met pek omgaat ermee wordt besmet. Of zoals een andere bron in genoemd artikel schreef: het is moeilijk geworden om een objectieve discussie te voeren, maar toch moet je die nooit uit de weg gaan.
Pedofielen zelf
Maar genoemd artikel leed er niet onder, te meer daar veel lezers onder de indruk waren van de zware bevindingen van Jos Buschman uit onderzoek naar daders van kinderporno.
Toch kwam de felste reactie juist tegen Buschman, van de kant van pedofielen zelf. Waarom zijn zij niet aan het woord gelaten? We probeerden de omissie goed te maken door alsnog vragen te stellen. Dat verliep via Norbert de Jonge, die eerder in een interview in Netkwesties, bijna vier jaar geleden, uit de kast kwam al 'niet-praktiserend pedofiel. Hij is secretaris van de PNVD, beter bekend als 'pedopartij', een term die De Jonge overigens beledigend acht. We stelden de volgende vragen:
1. Leidt volgens jullie het kijken naar afbeeldingen tot lust die uiteindelijk leidt tot meer het seksueel contact met kinderen ('kinderporno')?
2. Maakt het verschil of het om foto's gaat, als dan niet 'gephotoshopt', met foto's van kinderen om met waarheidsgetrouwe afbeeldingen zoals in spelomgevingen? Zo ja, in welke zin dan?
3. Waar ligt volgens jullie de grens tussen lustopwekkend en niet lustopwekkend en is dit relevant?
4. Als jullie weet hebben van seks met minderjarigen, verboden volgens de wet, doen jullie dan aangifte? Hebben jullie wel eens aangifte gedaan of bij het Meldpunt Kinderporno iets gemeld?
Helaas kregen we geen antwoord op deze vragen, maar een betoog van De Jonge, met onder meer het volgende: "Zowel de media als politici zouden zich veel kritischer moeten opstellen wanneer suggesties tot beleidsaanpassing worden gedaan op basis van onderzoek. Niet wat de heer Buschman beweert over onderzoek zou relevant moeten zijn, maar wat daadwerkelijk blijkt uit het onderzoek zelf. Er dreigt nu beleid gemaakt te worden op basis van een mediahype over één onderzoek...
Hoe het ook zij, er wordt voorbijgegaan aan een veel fundamentelere discussie, namelijk die over de veronderstelde schadelijkheid van seksuele contacten tussen kinderen en volwassenen. Alle recente onderzoeken wijzen uit dat seksuele ervaringen in de jeugd als neutraal of positief worden ervaren door kinderen, mits geen sprake is van afgedwongen contacten of een problematische gezinssituatie, en het kind de vrijheid heeft zich aan het contact te onttrekken.
Zo lang die discussie niet gevoerd wordt - kan worden - is de discussie over (virtuele) kinderporno volstrekt onzinnig."
Voor dergelijke opvattingen is ook ruimte, maar waarom beantwoordt De Jonge onze vragen niet? "Op uw vragen ben ik niet ingegaan, omdat ze irrelevant en niet neutraal gesteld (sturend) waren...U stelt naar mijn mening namelijk de verkeerde vragen en u stuurt daarmee het debat in een naar mijn mening verkeerde richting."
Personen die zo reageren op kritische vragen kun je beter doodzwijgen, maar dat is juist niet de bedoeling. De Jonge wil aangeven dat er een toelaatbaar terrein is voor pedofilie. Maar dat grenst hoe dan ook aan het terrein van (namaak, gefotografeerde en gefilmde) kinderporno en de lust en invloed daarvan. En daar gaan de artikelen nu over.
Schadelijke fantasie
Nog nadat het eerste artikel geschreven was, reageerde Corine de Ruiter, hoogleraar forensische psychologie aan de universiteit Maastricht en onderzoeker bij het Trimbos Instituut. Ze vindt wel dat afgebeelde fantasie van kinderporno schadelijk is: "Steeds meer forensisch-psychiatrisch onderzoek toont aan dat het bezighouden met dit soort dingen, in welke hoedanigheid dan ook, onderdeel uitmaakt van een deviante seksualiteit."
Volgens de Ruiter zet een groot aantal pedofielen fantasie niet om in daden. Maar het risico op een verband is te groot: "Bekend van therapie tegen seksueel kindermisbruik is het gebruik van virtuele poppetjes. Daarbij blijkt dat de fantasie, bijvoorbeeld het al dan niet kunnen aanbrengen van schaamhaar op de afbeelding, bepaalt hoe opwindend het is. Ik denk dat omgevingen zoals internet waarin grenzenloos gefantaseerd en gemanipuleerd kan worden nog gevaarlijker kunnen zijn dan foto's."
Ok vroegen we nog een reactie aan Marianne van den Boomen die virtuele omgang op internet al ruim een decennium onderzoekt, nu bij het Instituut Media en Representatie van de Universiteit Utrecht: "Als virtuele kinderporno al verboden is, met alle implicaties van manipulatie en compilatie, ligt een doortrekking naar Second Life achtige omgevingen voor de hand. Het delict kinderporno wordt niet alleen bepaald door de mate van aangerichte schade aan een kind, er zit ook een belangrijk normerend aspect aan zo'n helder verbod."
Uitbreiding bestrijding kinderporno
Chris Groeneveld is Hoofd van het Team Bestrijding Kinderpornografie van de KLPD, dat goed is voor 600 tot 800 zaken per jaar. Die zoekt het team centraal uit, waarna de verzamelde data naar de regiokorpsen gaan die er zaken van aanhangig kunnen maken bij de officieren van justitie.
Het team is per 1 april 2007 uitgebreid van zes naar negen personen. "Dat is nodig om de werkdruk te verlichten. Dat zal niet één-twee-drie leiden tot veel meer zaken die we kunnen afhandelen", waarschuwt Groeneveld, die opmerkt dat zijn team het internationaal vergeleken erg goed doet.
De uitbreiding heeft niets van doen met de toename van nagemaakte porno, en al helemaal niets met Second Life. "Vanaf 2002 schrijft de wet ons voor om ook schijnbare betrokkenheid van kinderen bij pornografie te onderzoeken. Het gaat dan om foto's met nieuwe afbeeldingen die met software zijn gemaakt uit bestaande afbeeldingen. Pas de afgelopen jaren zijn heel geavanceerde programma's in zwang geraakt om los van foto's compleet virtuele kinderporno te produceren. Die benaderen de grens van wat echt lijkt, of lijken daar zelfs overheen te gaan."
De vraag of dat strafbaar is, kan Groeneveld nog niet beantwoorden. "Daar zullen eerst rechterlijke uitspraken over moeten komen ." Naar zijn persoonlijke overtuiging zou dat zo moeten zijn - in het licht van de wetswijziging en Memorie van toelichting uit 2002 - als het 'heel echt lijkt'. Verschillende van dit soort producties ligt al ten grondslag aan zaken die regiokorpsen van de politie bij het OM hebben neergelegd. Dit heeft er nog geen besluit over genomen.
Belangrijker zaken
Second Life bezorgt de zedenrechercheurs juist weinig hoofdbrekens. Groeneveld: "In feite zijn de beelden in die omgeving nog zo onecht. Zo nadrukkelijk is nog niet te zien of het kinderporno dat in betwijfel of het onder het verbod zou vallen."
Groeneveld is niet in de positie om politieke uitspraken te doen maar hij lijkt zich vanuit de praktijk niet te scharen achter de snelle roep van politici om eventuele wetswijziging: "De basisfilosofie van de huidige wet is het beschermen van kinderen tegen misbruik. Met het begrip 'schijnbare betrokkenheid' is dat al een stukje losgelaten. Nu zou dat dan helemaal worden losgelaten. Terwijl er in 2002 al een stevige discussie was onder politici want de nieuwe wet komt dichtbij terreinen als vrije expressie en kunst."
Groeneveld kent het onderzoek van Buschman: "Dat zal zeker tongen gaan losmaken, wat ook goed is. Ik denk dat alle soorten van beeldmateriaal wel een soort van effect kunnen hebben op mensen met belangstelling voor seks met kinderen. De vraag is dan of je dan alle soorten beeldmateriaal strafbaar moet stellen."
Bij vrijwel alle kinderpornozaken speelt internet nu een rol: "Dat ging van de blaadjes in de jaren zestig en zeventig tot aan VHS in de decennia erna en vervolgens internet vanaf 1994 en in de jaren erna. " Het net biedt de politie ook meer bronnen voor speurwerk.
Groeneveld vermoedt echter dat het potentieel voor misbruik niet toenam, noch dat virtuele kinderporno tot een toename van delicten zal leiden. Hij ziet urgentere kwesties opdoemen. Zo neemt het aantal zaken waarin pedofielen daadwerkelijk kinderen via het internet proberen te verleiden, bijvoorbeeld in chatomgevingen en door middel van gebruik van de webcam, wel aanzienlijk in aantal toe. Zelfs zozeer dat hierdoor de aanpak van kinderpornografie in verschillende regio's onder druk komt te staan."
OM terug in de realiteit
Hoofd zedenzaken bij het Openbaar Ministerie Kitty Nooij kwam in de publiciteit rond kinderporno op Second Life. Ze wilde één of meer proefprocessen voeren om jurisprudentie te verkrijgen over de strafbaarheid van virtuele kinderporno. Netkwesties vroeg haar om het standpunt te verhelderen.
Maar ze had geen trek in een nadere toelichting, want zij liet weten dat alle argumenten die in haar overwegingen een rol spelen ook in ons vorige artikel al stonden. En Groeneveld van de KLPD voegt daar de praktijk nu aan toe.
Maar Nooij c.s. hebben, blijkens een artikel in de Volkskrant vandaag, zich de suggesties van Groeneveld aangetrokken: begin maar eens met de praktijk van vandaag alvorens je druk te gaan maken over namaakinderporno. Dat sluit ook aan op de argumenten van Karin Spaink en van Justine Pardoen van Ouders Online in het artikel van over virtuele kinderporno.
Kortom, 'first life' krijgt even meer aandacht, dat wil zeggen kinderporno en pogingen tot kindermisbruik waarin internet direct tot wetsovertreding leidt.
Justitie gaat vanaf morgen, 1 mei 2007, harder optreden tegen kinderporno. Niet langer komen bezitters van kinderporno weg meteen taakstraf en verwijzing naar de psychiater. "Het college van procureurs-generaal, de hoogste geleding van het OM, vindt dat bezitters van kinderporno voortaan een (voorwaardelijke) gevangenisstraf van 10 tot 24 maanden moeten krijgen, afhankelijk van onder andere de aard van de afbeeldingen en de leeftijd van de slachtoffers", aldus de Volkskrant, die in een achtergrondartikel nog eens de verschrikkingen schetst die ten grondslag liggen aan productie en distributie van kinderporno.
Er is een puntensysteem gebouwd waarbij de aard van de afbeeldingen, leeftijd van de slachtoffers, de periode van verzameling van beelden en de of de man al dan niet zich met productie en verspreiding ook bezighield punten opleveren. Het minimum is 120 punten, goed voor vier maanden (voorwaardelijke) gevangenisstraf. Dat loopt op tot twee jaar.
Het gaat uit van een puntensysteem. Elke verdachte begint met 120 punten. Vervolgens:
* Poses:
- Ontuchtige handelingen 120 pt
- Seksueel binnendringen 240 pt
- Geweld 360 pt
* Leeftijd
- 16 tot 18 jaar 60 pt
- 12 tot 16 jaar 120 pt
- Jonger dan 12 jaar 240 pt
* Periode
- Korte tijd (minder dan 1 jaar) 0 pt
- Geruime tijd 120 pt
* Eventuele verspreiding en productie
- Uitsluitend in bezit hebben 0 pt
- Kleinschalige verspreiding 60 pt
- Grootschalig verspreiden of (bijv. via internet) toegankelijk maken 120 pt
- Productie en/of commerciële activiteiten 240 pt
- Professionele productie en/of commerciële activiteiten 360 pt
Vervolgens worden er nog percentages toegepast voor al dan niet recidive (herhaling van de misdaad) en al dan niet hoofddader of medeplichtig zijn. Aan de hand van het systeem moet tot een uniforme strafmaat worden gekomen van maximaal 24 maanden.
De hele richtlijn staat bij Justitie online.
En hoe hard dat aanpakken van de praktijk, zoals Groeneveld opmerkt, nodig is, bleek ook uit een actie tegen chats. Zo voegde ook Ouders Online de daad bij het woord en zette de aanval in op kindersites waar pedofielen vrij baan hebben in open chatomgevingen. De ene na de andere chat wordt gesloten, te meer daar toenadering via chats tot verkrachtingen hebben geleid.