De laatste jaren wordt er regelmatig gedebatteerd over de invloed van internet en sociale media op de democratie. Daarbij wordt gesproken in termen van decentralisatie, actieve burgerparticipatie, directe democratie en zelfs revolutie. Een digitale democratie zou aanstaande zijn en die ziet er heel anders uit dan de huidige.
Een veelgehoorde visie binnen deze debatten is dat burgers op meer terreinen directe zeggenschap willen krijgen, dat dit past bij de tijdsgeest en dat internet en sociale media deze zeggenschap ook mogelijk maken. Waar vormen van directe democratie vroeger moeilijk te organiseren waren, is dat nu makkelijker dan ooit.
Betekent dit dat er een radicale verandering aanstaande is in de manier waarop Nederland wordt bestuurd? Maurice de Hond en Gerard Drosterij denken met vele anderen van wel. In hun artikel stellen zij eigenlijk dat er met een grotere rol voor ICT in de democratie geen eurocrisis was geweest.
Dergelijke beschouwingen zijn sterk beïnvloed door het technologisch determinisme: technische mogelijkheden bepalen hoe techniek gebruikt wordt. Echter, de sociale wetenschappen laten zien dat het daadwerkelijke gebruik door burgers bepalend is voor het daadwerkelijke maatschappelijke effect van de techniek.
Ons eigen onderzoek naar het gebruik van sociale media laat duidelijk zien wat we kunnen verwachten als digitale democratie werkelijkheid wordt: de politiek geïnteresseerden die nu debatavonden, interactieve beleidsrondes en politieke partijen bevolken zullen alle digitale mogelijkheden direct omarmen.
De rest van de bevolking zal passief blijven. De meeste burgers overwegen niet om lid van een politieke partij te worden, zouden nooit op het idee komen zich verkiesbaar te stellen voor een politieke functie, weten niet dat je kunt inspreken bij een gemeenteraad en zouden dat ook nooit doen. Deze burgers zijn heel vaak met folders, reclames en marktkraampjes geïnformeerd over de mogelijkheden die ze nu al hebben. En wat blijkt? Ze gebruiken ze vrijwel allemaal niet.
Uit ons onderzoek blijkt dat digitale middelen dat niet hebben veranderd. Je kunt politici toevoegen op Hyves, Facebook of Twitter, maar de meeste burgers doen dat niet. Dat geldt ook voor groepen rond politieke thema’s waar burgers in theorie veel belang bij hebben. Het aantal burgers dat een politieke activiteit start, actief berichten leest, plaatst of bespreekt is nog vele malen kleiner.
Het aanbieden van nog meer ICT-middelen zal de betrokkenheid van burgers bij de politiek niet vanzelf vergroten laat staan de kloof van de bestuurlijke elite en het Europese met de burgers dichten.
Hoewel velen graag willen geloven dat digitale middelen grote gevolgen hebben voor de democratie, is die visie niet gebaseerd op feitenmateriaal over hoe burgers vorm geven aan hun politieke betrokkenheid.
De patronen die we in de offline wereld tegenkomen, komen we ook online tegen: er is een participatie-elite, en de rest van de bevolking is grotendeels toeschouwer van de politiek zonder de wens actief te worden.
Politieke actie is voor burgers pas een optie als er een dwingende reden is, zoals die er was in Egypte en Tunesië. In Nederland is die reden er niet en blijven burgers grotendeels passief. Natuurlijk is het mogelijk dat er ooit wel massale ontevredenheid ontstaat en dat burgers ‘het heft in eigen hand nemen’.
Mocht die situatie zich voordoen, dan komt dat niet door de digitale toepassingen van de overheid, maar omdat bepaald onderwerp op zichzelf hevige emoties opwekt.
*) Chris Aalberts en Maurits Kreijveld schreven het boek Veel gekwetter, weinig wol (2011) over het gebruik van sociale media door burgers, politici en overheden. Zie ook Politiek20.nl
.