De emotie die ons beschermt tegen gevaren en die meestal geen goede raadgever is. Een raadgever die de ontwikkeling, levendigheid en variatie in ons leven kan verminderen en misschien zelfs kan doen stagneren. En bovenal een emotie waar we over het algemeen niet wijzer van worden.
Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat onderzoekers als Nicholas Carr (zie artikel met veel commentaren en discussie) zich wellicht laten leiden door angst. Angst dat de kwaliteit van onze samenleving en het menselijk privéleven als gevolg van frequent internetgebruik niet voldoende zullen blijven gewaarborgd, in het bijzonder door het voeren van het internetbeest dat we ‘social media’ hebben gedoopt. Veelvuldig internetten zou zelfs leiden tot verschrompeling en afsterving van de hersenen, aldus Carr.
Sociale media maken het meer dan ooit mogelijk om kennis, feiten en nieuws, maar ook ervaringen, humor, geluk en verdriet en andere menselijke en persoonlijke aspecten, wereldwijd ‘du moment’ te delen. Informatie die de bevolking zelf op het internet plaatst, zonder dat een overheid, organisatie of bedrijf daarom vraagt.
Het is de internetter die ervoor kiest en kennelijk, gezien het wereldwijde succes van sociale media, een niet te weerstane drang heeft om bepaalde, al dan niet persoonlijke, informatie online te publiceren. Het via internet delen van al die informatie is daarmee een niet te ontkennen element van de definitie van 'samenleving' geworden. Van samenleven naar samen delen.
Samen delen van (persoonlijke) informatie is niet totaal nieuw. Ik herinner mij nog goed dat onze buren ons overvielen met saaie vakantie-dia-avonden. Nu nodigen die buren ons via Facebook uit om vrienden te worden om hun vakantiefoto’s te kunnen bekijken, die nog steeds net zo saai zijn. Of ze mailen ons via Google exclusieve toegang tot hun Picasa vakantiealbum.
Het wezenlijke verschil met vroeger is dat niet alleen de buren maar ook andere internetgebruikers, waaronder exploitanten van sociale media, mee kunnen kijken en dat veelal onduidelijk is waar bijvoorbeeld die vakantiefoto’s worden opgeslagen, voor hoe lang en of ze ook definitief verwijderd kunnen worden van het net.
Wie niet meedoet aan samen delen, is bang. Bang dat de samenleving wordt aangetast doordat veelvuldig internetgebruik minder diepgaande kennis zou opleveren. Of bang dat het delen van informatie niet veilig is. (Er zijn er overigens ook die niet bang zijn maar die bijvoorbeeld geen zin hebben om deel te nemen aan het online delen van informatie.)
Het gaat om de angstigen, die de samenleving willen behoeden voor de gevaren van de draak internet. Terwijl de internetgebruiker die draak heeft omarmd en geen tekenen van angst vertoont. Belangrijk is in hoeverre het volk zich bewust is van de karaktereigenschappen en vermogens van die draak en die van het beest sociale media, want zonder gevaren is internetgebruik en het online delen van (persoonlijke) gegevens niet.
Drijfveer van onderzoek dient de mate van bewustzijn onder internetgebruikers te zijn. In hoeverre zijn internetgebruikers zich bijvoorbeeld bewust van de omvang van (bijzondere) persoonsgegevens die door middel van sociale media worden verwerkt en worden gebruikt voor behavioral targeting en andere vormen van marketing?
En hoe groot is het bewustzijn ten aanzien van het niveau van beveiliging van persoonsgegevens, van de mogelijkheid zich te verzetten tegen het (verder) verwerken van gegevens of van het verstrekken van persoonsgegevens aan derden?
En belangrijk, in hoeverre kunnen gegevens in het kader van het ‘recht om vergeten te worden’ definitief van het net worden verwijderd? Antwoorden op vragen die in de meeste gevallen op websites die gegevens verwerken, zoals sociale media, te raadplegen zijn, namelijk in de gebruiksvoorwaarden en het privacy statement.
Waar het om gaat is dat mensen gebruiksvoorwaarden en privacyverklaringen lezen en afwegen voordat ze (persoonlijke) gegevens en informatie uploaden. Dergelijk bewustzijn zal niet alleen leiden tot internetgebruikers die eerst nadenken voordat zij lukraak online informatie en kennis delen, maar vermoedelijk ook tot informatie van hogere kwaliteit, meer levendigheid, creativiteit en variatie van informatie en een grotere online kennisontwikkeling.
Geniet, maar share met mind!
*) Deze column is geschreven op verzoek van Netkwesties die experts de vraag stelde om hun sociale media gedrag (inclusief e-mail) eens een week vast te leggen. Enkelen hebben dat gedaan, maar dat publiceren we bij nader inzien niet. De commentaren van andere experts staan als reactie bij deze column.
Wanneer mensen klagen over het versnipperen van hun aandacht en de information overload waar ze mee om moeten gaan, kan ik dit volledig begrijpen en herken dit. Weer honderden twitterberichten, weer een statusupdate van Linkedin, weer berichten op Facebook. En dat allemaal naast de e-mailberichten die ik al niet verwerkt krijg. Vaak heb ik het gevoel te verdrinken. Continu achter te lopen. Niet in staat zijn alles te verwerken. Maar er is ook een andere kant: de nieuwe media zijn natuurlijk ook geweldig.
Via Twitter krijg ik een goed beeld van wat mijn vrienden doen die ik niet elke week spreek. Het lukt mij om netwerken te onderhouden met mensen in Nederland en de hele wereld. Via Twitter kan ik aandacht vragen voor nieuwe publicaties en zo ervoor zorgen dat mijn schrijfsels bij veel meer mensen terecht komen. En via Linkedin kan ik contact zoeken met mensen waar ik in een ver verleden mee heb samengewerkt. Ik wil mij dus niet plaatsen in een van beide kampen.
Ik geloof dat de grote uitdaging is om te leren om gaan met de nieuwe media. De gouden middenweg van Aristoteles is wat mij betreft hier de richtlijn. Aristoteles geeft aan dat we niet overmoedig moeten zijn en ook niet laf maar moedig. Er tussenin dus. Dit geldt ook voor de omgang met nieuwe media. Hoe kunnen we er goed mee omgaan zonder er ons in te verliezen?
We moeten voor onszelf richtlijnen en routines ontwikkelen. Ik lees bijvoorbeeld Twitter niet later dan 21.00 uur. Anders geeft het teveel onrust. Ik heb ook niet de neiging om alles wat ik mee maak te twitteren. Ik twitter volgens een gekozen profiel (onderzoeker naar technologie en transparantie). Ik zeg niet dat het makkelijk is om patronen te ontwikkelen maar dat is wel waar het om gaat.
Laten we leren van Aristoteles.
Als mens streven we al duizenden jaren wijsheid na en niet voor niks is een gevleugelde uitspraak 'wat is wijsheid?'. Er is dus niet zozeer één waarheid en dat is ook wat ik tegen heb op wishdom of crowds, we proberen op die manier één mening te maken van juist de variëteit van meningen.
Ik ben juist meer geïnteresseerd in die verschillende meningen, die heb ik nodig om zelf een mening te vormen, niet de mening van de groep die een slap gemiddelde vormt.
En voor wat betreft de vraag over plezier: in de kern brengen sociale media mensen bij elkaar en laten mensen vervolgens met elkaar communiceren. Het mooie hieraan is, dat dit precies aansluit bij de grootste behoeften van mensen, te weten aan aandacht van, en delen met anderen.
Niet voor niets, dat wij mensen hele fijne maar ook hele droevige zaken direct met elkaar willen delen. Dat is wat ik noem ons sociale brein. Dat delen en die aandacht kunnen ons dus veel plezier, en in geval van minder leuke zaken, verlichting brengen.
De kritische noot: een middel zegt nog niets over de kwaliteit van de communicatie en dus over de kwaliteit van de communicatie die mensen onderling hebben. Want uiteindelijk zijn niet de middelen, maar zijn wij mensen de zwakste schakel op het gebied van communicatie.
Ik ben dusdanig ouderwets dat ik na het aanmaken van mijn Twitter account in 2007 er geen gebruik van heb gemaakt. Ik weet nog niet wat ik daar mee ga doen. Facebook gebruik ik uit principe nu niet meer. Ik heb een account aangemaakt, omdat een deel van het buitenlandse projectteam waar ik in 2009 mee werkte Facebook gebruikte en in het project wilde inzetten.
Dat gebruik heb ik beëindigd. Ik vind Facebook te gevaarlijk voor privédata. Usenet e.d. heb ik al zo rond 1997 achter mij gelaten. Hetzelfde geld voor diverse andere sociale netwerken.
Dan blijven LinkedIn en e-mail over. Bij mij ligt de nadruk nog steeds veruit op de laatste. Alhoewel LinkedIn groeit, laat ik discussies triggeren via e-mail en ik ga niet actief daarop werken. Ik gebruik ook nog steeds e-mail discussielijsten / groepen.
Ik ben vooral gecharmeerd van het veel meer kunnen regelen met omgang via e-mail. Binnen ons bedrijf heerst ook nog steeds een sterke interne e-mailcultuur.
Facebook gebruik ik niet omdat dat medium wat mij betreft teveel verwacht dat je je hele persoonlijke hebben en houwen op straat gooit. Ik zie in mij werk nou juist vaak wat voor consequenties dat kan hebben.
Mail is een vrijwel constante factor in mijn werk en Twitter bekijk ik als ontspanningsmoment ook regelmatig. Ik stuur per dag 1 tot 6 tweets, denk ik. Maar ook op Twitter zal ik niet over mijn priveleven schrijven.
LinkedIn bezoek ik één of twee keer per week denk ik. LinkedIn in wel heel nuttig om in contact te blijven, ook als mensen van baan wisselen.