De Wet bescherming persoonsgegevens beschermt de privacy van de burger door eisen te stellen aan het gebruik van gegevens van die burger. Uw telefoonnummer, burgerservicenummer, geboortedatum, naam en adres zijn persoonsgegevens. Dat geldt ook voor uw pasfoto of een filmpje dat van u is gemaakt. Dat mag niet zomaar zonder uw toestemming op internet worden gezet.
Als u een filmpje maakt van een belager, een winkeldief of een automobilist die z’n benzine niet betaalt, dan is deze bescherming ook van toepassing. Met de wet én een stelsel van nieuwe, zwaardere sancties in de hand – bedoeld om de privacy in het algemeen beter te kunnen beschermen – wil het College Bescherming Persoonsgegevens nu voorkomen dat camerabeelden van winkeldieven en straatrovers op internet worden gezet.
De bescherming van de privacy is echter altijd onderdeel van een afweging tussen verschillende belangen. De overheid schendt soms het belang van privacybescherming omwille van een hoger doel. Om die reden bewaart de overheid bijvoorbeeld de gegevens over al onze telefoongesprekken en internetsessies gedurende een half jaar, en gebruikt deze indien ze dat nodig acht.
Maar als de overheid een belangenafweging mag maken, geldt dit ook voor de burger. En deze burger, die door de overheid op allerlei vlakken wordt aangezet tot eigen initiatief, zou na een misdrijf per definitie met de armen over elkaar moeten gaan zitten en afwachten tot – en vooral: of – politie en justitie iets ondernemen?
Onzin natuurlijk. De burger mag niet voor eigen rechter mag optreden, maar hij mag wel zijn mogelijkheden benutten om de opsporing van zijn belagers te vereenvoudigen. Zeker als politie en justitie het laten afweten vanwege beperkte capaciteit en afwijkende prioriteiten. Op geweld heeft de overheid een monopolie, niet op het verdedigen van het eigen belang.
Er zijn filmpjes en foto’s waarbij er geen enkele twijfel bestaat over delict en dader: de inbreker loopt door de huiskamer met de televisie in zijn armen, of de overvaller staat met een mes bij een juwelier. In die gevallen zien wij niet waarom de burger lijdzaam moet afwachten en niet actief zou mogen meewerken aan de opsporing van de dader.
Zo’n burger kan niet zomaar bestraft worden. Zelfgemaakte foto’s en filmpjes van delicten kunnen wezenlijk bijdragen aan de opsporing. Publicatie hiervan op internet per definitie afdoen als ‘aan de digitale schandpaal nagelen’ doet hieraan geen recht. Waarom zou de burger z’n eigen versie van ‘Opsporing Verzocht’ niet mogen maken?
Initiatieven bij de burger om de overheid te helpen bij de opsporing zijn niet zonder meer slecht. Het is beter dit soort initiatieven in goede banen te leiden dan ze af te doen als eigenrichting en te dreigen met hoge boetes. Het College Bescherming Persoonsgegevens zou mee kunnen denken over hoe ‘Opsporing Verzocht 2.0’ eruit moet zien. Met burgers die de opsporing op verantwoorde wijze ondersteunen.
Als duidelijk is dat iemand iets aan het stelen is - en daar ga ik vanuit - dan dient hij niet beschermd te worden door de overheid. Als boeven niet op YouTube willen komen te staan dan moeten zij maar blijven binnen onze normen en waarden.
Gezien het feit dat de pakkans gering is, zal publicatie van de beelden zeer zeker bijdragen aan voorkomen van inbraken en andere criminele daden. En laten wij niet vergeten dat onze maatschappij dan nog vriendelijk is met slechts beelden op YouTube, want in Arabische landen wordt bij diefstal je hand afgehakt!
Kortom: de boef mag van mij op YouTube komen te staan!