Minister Edith Schippers (Volksgezondheid, VVD) zag zich gedwongen om het wetsvoorstel voor grootschalige uitwisseling van medische gegevens (via een EPD) nader in beraad te nemen. Ze zou het niet door de Eerste kamer krijgen. Schippers beraadt zich minimaal twee weken en de stemming is uitgesteld.
Heleen Dupuis (VVD) beschuldigde haar eigen minister ervan dat het wetsvoorstel met de landelijk plicht om gegevens op te slaan en uit te wisselen te weinig doordacht is. Ook PvdA en CDA, in de jaren hiervoor regeringspartijen die het EPD doorzetten, lopen er ook niet warm voor. De Eerste Kamer is er principieel tegen, vrijwel unaniem, van Dupuis en Hans Franken (CDA) tot Ing Yoe Tan (PvdA) en Jan Laurier (GroenLinks).
Ze vrezen dat het EPD te grote risico's inhoudt voor de privacy van burgers en dus ook voor het medisch beroepsgeheim. Want wie krijgt er straks legaal, illegaal en met ongelukjes niet allemaal inzage in zulke gevoelige data?
Schippers’ redding is wellicht te wachten op een nieuwe samenstelling van de Eerste Kamer met ondermeer Elco Brinkman (CDA) en Roger van Boxtel (D66) die pro-EPD zijn, en ook de PVV die met privacy niet zo veel op heeft zolang het niet gaat om de wetsovertredingen van de eigen vertegenwoordigers.
Principiële argwaan ook bij WRR
De houding van de Eerste Kamer ten aanzien van privacy, en het mogelijk afketsen het EPD-voorstel beschreef Netkwesties uitgebreid enige weken geleden: over de hele linie opperde de senaat grote weerstand tegen het aanvreten van de privacy. Dat kan te maken hebben met de hoge gemiddelde leeftijd van de leden, meerdan 60 jaar gemiddeld. Ze hebben de laatste oorlog nog in het geheugen en internet is hen opgedrongen.
De argwaan is principieel: privacy is een vanzelfsprekend recht. De Eerste Kamer houdt een soort van inhaalrace om goed te maken wat er, mede als gevolg van vele door beide Kamers aangenomen voorstellen, de laatste jaren verloren ging.
Dat is ook de teneur van het belangrijke advies iOverheid
van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) dat afgelopen week door Corien Prins aangeboden is aan het de regering, vertegenwoordigd door minister van Binnenlandse Zaken Piet Hein Donner.
Afgekloven voorbeeld
In het rapport hijst de WRR de stormbal voor ict bij de overheid. Het dreigt daarmee faliekant mis te lopen als er niet veel meer aandacht komt voor privacy, transparantie en afrekening. Het gaat volgens de WRR niet om louter automatiseren (eOverheid) zoals politiek en bestuur ten onrechte impliciet aannemen, maar om iOverheid: een zeer complex geheel van steeds meer gekoppelde systemen met datastromen die allengs onbeheersbaar werden.
Het rapport 'iOverheid' is de weerslag van vele deelonderzoeken, waarvan een deel eerder en een deel ook nu is gepubliceerd. Vers is De Staat van Informatie van onder anderen Ybo Buruma (benoemd in de Hoge Raad, ook PvdA,) en Michel van Eeten, een goed rapport waar we hopelijk nog tijd voor vinden. Van iOverheid staan in de synopsis de samenvatting en aanbevelingen van. iOverheid.nu biedt ter aanvulling animaties om weer te geven wat overheden zoal aan data verzamelen en bestanden koppelen en wie er toegang toe hebben.
De WRR schetst een beeld van ict bij de overheid die vanuit de 20e eeuw volledig uit zijn voegen is gegroeid en in de 21e eeuw een moloch met tentakels is geworden waarop we de grip zijn verloren. Doemscenario's als 'totalitaire samenleving' mijdt de WRR in haar gedegen rapport voor het kabinet Rutte, maar het ademt wel de sfeer uit.
De WRR stelt dat de nadelen van het ongebreideld knopen van systemen uit het oog worden verloren. Brussel en mondialisering (eisen van de VS bijvoorbeeld) vergroten de druk en de onbeheersbaarheid. Die ontembare groei van systemen, en vooral de koppelingen ertussen, tarten waarden als transparantie, privacy, keuzevrijheid en accountability.
"Veel bestuurlijke ‘eigenaren’ of pleitbezorgers van applicaties hebben de neiging om ict als een instrument te zien, en nemen aan dat het primaire proces niet verandert”, zegt het rapport dan ook. De overheid onderkent onvoldoende dat de digitalisering wel degelijk invloed heeft op het functioneren van de overheid, alleen al omdat de burgers veranderd zijn.
Duiding blijft moeilijk
Her en der is een poging gedaan om de toestand te kwantificeren, maar dat niet gelukt. Ook voorbeelden van privacyschending schieten tekort. Opnieuw wordt teruggegrepen op het voorbeeld van de Surinaamse zakenman Kowsoleea die al dertien jaar slachtoffer ten onrechte als crimineel wordt bestempeld, als gevolg van identiteitsdiefstal. Ondanks erkenning van de fout raakt hij maar niet verlost van deze ellende, een gevolg van ongebreideld koppelen van bestanden.
De WRR komt met het duiden van het privacyrisico in hetzelfde problematische vaarwater als Rudie Kagie in zijn boek Privacy (ook weblog) en vrijwel iedereen die over privacy bericht: hoe erg is het nu? Is één gevalletje Kowsoleea, hoe naar ook, op die honderden of duizenden databanken met tientallen miljoenen persoonsgegevens juist niet weinig?
Nieuwe organen
We komen het wellicht te weten als het advies van de WRR wordt opgevolgd voor de stichting van een orgaan dat klachten van burgers over ict- en datamisbruik door de overheid (en het bedrijfsleven) moet behandelen en ook kunnen rechtzetten. Deze club moet meer gaan doen dan wat het CBP doet voor privacy.
1. De WRR spreekt in dit geval vooralsnog van een iAutoriteit' die behalve klachtenbehandeling ook de bewaking van doelen van projecten voor haar rekening moet nemen, de zogenaamde de bewaking van 'accountability' of afrekening.
2. Ook bepleit de WRR de komst van een 'Permanente commissie voor de iOverheid', die processen van digitalisering beschouwt en beoordeelt in het licht van de iOverheid als geheel en aan het parlement rapporteert.
3. Dan staat langs de zijlijn, als het aan de WRR ligt, een 'iPlatform' met deelneming van maatschappelijke organisaties die aan de bel trekken als de transparantie van systeemontwikkeling te wensen overlaat.
4. Geen orgaan, maar meer een algemeen advies van de WRR betreft de broodnodige professionalisering van het opdrachtgeverschap van ict door de overheid. De nadruk moet liggen op wat er maatschappelijk nodig is, en niet op wat er technisch mogelijk is zoals nu vaak het geval. Externe adviseurs en leveranciers domineren de keuzes en niet het bestuur, laat staan de politiek.
De overheid moet werk maken van geloofwaardige evaluaties van ict-toepassing, zodat weer in- en overzicht ontstaat. Daartoe zijn maatstaven voor de beoordeling van applicaties nodig. Nu ontbreken die en worden vaak ad-hoc aangelegd, zoals veiligheid van de technologie bij de ov-chipkaart ( als gevolg van kraken) of met overschrijding van budgetten en doorlooptijden.
Ondersneeuwen
De teneur van het rapport iOverheid: de alsmaar uitdijende functionaliteit is vooral een gevolg van groeiende mogelijkheden van de technologie en de wens tot meer efficiency. Het is te complex geworden en de fundamenten zijn uit het lood geslagen.
Privacy is ondergesneeuwd als gevolg van meer en meer koppelingen tussen bestaande en nieuwe systemen. De macht van de staat is niet meer te contoleren en 'men' laat dat breed op zijn beloop omdat er geen idee is waar te beginnen met controle en het herstellen van rechten van individuen
Koppelingen zijn volgens het rapport een doel op zich geworden. Tegelijkertijd worden schotten tussen terreinen en overheden afgebroken, alsof die er niet toe doen, en meer en meer ook met de private sector, die komt mee-eten uit die o zo handige gekoppelde informatiestromen.
De WRR pleit ervoor dat er meer gelet moet worden op privacy en keuzevrijheid. Anders raken de burgers meer en meer verstrikt in informatienetwerken. Ook de populariteit van sociale netwerken en web 2.0 roept voor de WRR de vraag op of er een verantwoordelijkheid voor de overheid ligt om de gedragingen van burgers te sturen en te beperken en/of burgers te beschermen tegen marktpartijen.
Kinderen levenslang achtervolgd
Bij de overheid moet men beseffen dat de iOverheid vergaande veranderingen met zich meebrengt voor de relatie tussen burgers en overheden. De WRR gaat zelfs zover om het een 'paradigmawisseling' te noemen, een grote omslag van uitgangspunten bij de benadering van problemen met inzet van ict.
Behalve van het EPD gruwelt de WRR ook van de uitwassen van het Elektronisch Kinddossier, de Verwijsindex Risicojongeren, uitdijende biometrie (vooral vanuit paspoorten) en Sofinummerverbreiding. Deze projecten "ademen stuk voor stuk een groot vertrouwen in ict als middel om de overheid effectiever, klantvriendelijker, toegankelijker, kwalitatief beter en voorbereid op de toekomst te maken...Het ‘technovertrouwen’ van politiek en beleid vertaalt zich in grote ambities met ict, niet alleen in technische, maar zeker ook in beleidsinhoudelijke zin", zo staat in het rapport te lezen.
De overheid pretendeert hiermee behalve meer efficiency en effectiviteit een veel veiliger samenleving met een veel hoger niveau van zorg en het voorkomen van misstanden en uitwassen aan haar burgers te bieden, maar de vraag is of dit werkelijk zo is.
Corien Prins
Prins is behalve expert van Netkwesties ook betrokken als deskundige bij het boeiende weblog Recht en Bestuur van Folkert Jensma bij NRC Handelsblad die haar interviewde bij het uitkomen van het rapport. Dat verhaal staat nog niet online, in tegenstelling tot een interview drie jaar geleden waarin Prins al waarschuwde tegen privacyverlies en het 'falen' plus de teruggetrokken rol van het College bescherming Persoonsgegevens hekelde.
In het artikel afgelopen week werd een genummerde samenvatting gegeven van het rapport 'iOverheid':
1. Burgers worden gereduceerd tot een risicoprofiel. Reisverkeer, betaalgedrag, spijbelen, delinquentie, zoekgedrag op internet, steeds meer informatie wordt vastgelegd, bewaard en hergebruikt voor ondermeer voorspelling van gedrag;
2. De ‘datakluwen’ is moeilijk te beheersen en dus kwetsbaar voor fouten en misbruik. Het is onduidelijk wie er in de bestanden mogen zoeken en wat ze erin mogen doen. Een rechtvaardiging om bestanden te koppelen is onnodig of snel gevonden;
3. ‘Het recht te vergeten’ is in het geding, vooral duidelijk met systemen die gericht zijn op risicobeheersing, bijvoorbeeld van probleemjongeren. Die dreigen hun hele leven achtervolgd te worden door misstappen en 'stickers' op jonge leeftijd;
4. Totaal gebrek aan reflectie bij de inzet van alsmaar meer middelen, zoals bijvoorbeeld automatische kentekenherkenning;
5. Grote hoeveelheid fouten in databestanden, ook als het gaat om kleine percentages bij megabestanden. Bij het doorgeven gaat het vaak mis wegens interpretatieverschillen.
Ieder rapport dat de verhouding tussen overheden en ICT beschrijft maakt er melding van, de permanente verwachting dat ICT dé oplossing is voor meer dan een probleem. ICT als de moderne Haarlemmer wonderolie dus. Hoewel ook het recent verschenen rapport iOverheid van de WRR dit verschijnsel beschrijft zou het de samenstellers te kort doen als alleen dit punt bleef hangen.
De WRR heeft naar mijn mening een goede beschrijving gegeven voor het spanningsveld tussen wens en werkelijkheid. Anders gezegd, de ambities zijn hoog, divers en regelmatig aan verandering onderhevig. De realiteit is echter weerbarstiger, waardoor de feitelijke effectiviteit en minstens zo belangrijk – de auditabilty/accountabillity van vele ICT-toepassingen aanleiding geeft voor teleurstelling.
Los daarvan constateert de WRR nog een bedenkelijke trend, namelijk dat met de toenemende drift te automatiseren en implementeren ook een permanente druk ontstaat om de schotten te slechten die bestaan tussen beleidsterreinen, partijen en – heel praktisch – bestanden. De WRR omschrijft het ook met de woorden. Deze schotten worden in toenemende mate – ook in de publieke opinie – gezien als een sta-in-de-weg voor bestuurlijke daadkracht.
Dit roept de vraag op wie er leiding geeft aan het proces waarin de overheid transformeert van een aOverheid (analoog /papieren) via de fase van eOverheid naar een iOverheid. De WRR schets daar een somber beeld van, door te stellen dat zowel het debat over deze transformatie als het besef daarvan ontbreekt. Dat leidt dan tot de welhaast onvermijdelijke conclusie dat die leiding er niet is.
Dat blijkt volgens de WRR ook uit de geringe bestuurlijke belangstelling die op zowel lokaal als nationaal niveau aanwezig is voor de groei naar eOverheid. Het ontbreken van kennis en het mystificeren van de processen lijken hieraan debet te zijn, waardoor dit het domein blijft van technische deskundigen. (yeah right … de consultants: RN).
Het ontbreken van leiding en afdoende kennis heeft nog een aantal andere consequenties. Niet de meest voor de hand liggende, maar wel beschreven, is de toenemende kloof tussen overheden en burgers. Hoewel de WRR dit niet stelt, kan worden beredeneerd dat er sprake is van een escalatiemodel waarbij niet functionerende ICT leidt tot ontevreden burgers, wat overheden weer paradoxaal genoeg doet besluiten het heil nog meer te zoeken in ICT, om zo daadkracht te tonen et cetera et cetera.
Vergrijzing speelt parten
Om deze neerwaartse spiraal te doorbreken zijn nodig: moed, betrokkenheid en visie. Dat lijkt mij een enorme inspanning die capaciteiten en vaardigheden van de huidige overheid overschrijdt.
Niet alleen omdat de overheid onder druk staat meer te leveren met minder mensen, maar ook omdat er externe omstandigheden zijn die een rol spelen. In deze context dient absoluut te worden gewezen op de druk op de arbeidsmarkt.
Reeds in 2005 is door topambtenaren en het bedrijfsleven gewaarschuwd voor de gevolgen van de vergrijzing. De uitstroom van met name hogere managers op leeftijdsgronden is de komende jaren substantieel groter dan de instroom. En ICT biedt daar geen oplossing, erger nog diezelfde ICT moet juist beter gemanaged worden.
Een weg terug is er wat mij betreft niet, daarvoor is de samenleving al te afhankelijk geworden van iDiensten. Doorgaan op de huidige voet met de bijna-garantie op blunders, en teleurstellingen mag geen optie zijn.
Kortom; het is de hoogste tijd veranderingen door te voeren in de wijze waarop de overheid, bedrijfsleven en burgers op elkaar reageren gedurende het transformatieproces dat leidt tot de iOverheid.
De meest belangrijke voorwaarde daartoe is uiteraard ook door de WRR benoemd: “de afwegingen en het debat over de iOverheid op het niveau van de beginselen meer open, expliciet en realistisch vorm te geven.”
In die zin zit voor mij opgenomen het advies te demystificeren, niet langer de waan van de dag te volgen en last but not least eerlijk te communiceren. Dat laatste veronderstelt automatisch dat de communicatoren, in concreto de overheden zelf, beter weten welke processen lopen en dus gedwongen zijn meer betrokkenheid te tonen.
Sommigen zien het recente WRR-rapport als kritiek, of als bangmakerij. Het is natuurlijk geen van beiden: het is gewoon een constatering, een kijken door een andere bril, een observatie. En, zoals het een WRR betaamt, een observatie die leidt tot aanbevelingen ;-)
Het is natuurlijk de schaal èn de strekking en de veelheid van de zaken die de WRR constateert die leidt tot een “angstig”, in ieder geval een wat “unheimisch” gevoel. Is of wordt het inderdaad zo erg?
Mijn stelling is al jaren dat het nog erger is dan de WRR nu schetst. Ook de WRR neemt in dit rapport niet alle ontwikkelingen en verschijnselen in alle omvang in ogenschouw.
“Op gebieden als veiligheid en zorg worden systemen ingezet en gekoppeld om de toekomst in kaart te brengen en daarop alvast te anticiperen. Zo moet de Verwijsindex Risicojongeren ‘een nieuw Maasmeisje’ voorkomen, dienen Europese migratiedatabanken te garanderen dat zich geen nieuwe illegalen in Nederland vestigen en zijn opsporingsdatabanken en grensoverschrijdend uitgewisselde passagiers- en bankgegevens er om de wereld te vrijwaren
van een nieuwe terroristische aanslag.”
Een van de tot nu toe onderbelichte zaken met databanken, en zeker met relationele databanken, is dat er veel meer fouten inzitten en/of uitkomen dan bij “de oude kaartenbak”. Juist door het geautomatiseerde karakter ervan, die het bewerken van veel gegevens sneller en efficiënter maakt, kunnen fouten opeens veel grootschaliger doorwerking hebben.
Een foute medicijnindicatie op 1 patiëntenkaart beïnvloedt 1 patiënt, een foute query of search-and-replace in een heel patiëntenbestand heeft gevolgen voor . . juist ;-(
En denk niet dat dat niet gebeurt. Menselijke fouten blijven bestaan. Controles nemen af door het vertrouwen in de automatisering. Kennis van en controle van de software (en de hardware) neemt ook af, dus fouten worden minder snel opgemerkt. daardoor, en door het geautomatiseerde karakter, werken fouten exponentieel door en zijn relationele databases na jaren zeer vervuild, en dus onbetrouwbaar. Wiskunde-faculteiten (ik meen o.a. Utrecht) hebben dat al ‘s aangetoond.
In de praktijk heeft iedereen dat ook al wel ’s gemerkt. Een brief van bank of verzekeraar of uitgever of welke instantie dan ook dat er door een automatiseringshandeling even iets mis is gegaan in de verwerking van . . maar dat men zo snel mogelijk . . etc etc
Vaak is dat bijvoorbeeld dat er iets mis gaat met de harde schijf of “het” bestand erop, en dat er een backup moet teruggezet. En die backup is vaak . . verouderd . . ;-(
Gevolg: aantal, aard en omvang van fouten zal alleen maar toenemen.
“Het politieke enthousiasme voor nieuwe applicaties en koppelingen van systemen
en informatiestromen gaat hand in hand met argumenten als het vergroten van de
veiligheid en verhogen van effectiviteit en efficiëntie. Deze waarden zorgen, gecombineerd
met het probleemoplossende ‘imago’ van ict, als het ware voor zichzelf:
per maatregel (een systeem, een koppeling) blijken ze in de regel zwaarder te wegen
dan waarden als transparantie, privacy, keuzevrijheid of accountability. Veel bestuurlijke
‘eigenaren’ of pleitbezorgers van applicaties hebben de neiging om ict als
een instrument te zien, en nemen aan – en spreken dat ook regelmatig uit – dat het
primaire proces niet verandert. Wie er van overtuigd is dat de inzet van technologie
alleen maar van invloed is op vooropgestelde doelen als het verhogen van efficiëntie
en het verbeteren van de veiligheid, heeft weinig oog voor, minder wenselijke,
bijeffecten”.
En die laatste effecten, dat zijn er vele, ik denk meer dan de WRR schetst. De erosie van grondrechten en andere waarden is op zich al erg genoeg (want die rechten hebben “we” in de loop der eeuwen ontwikkeld om goede redenenen: een maatschapij zonder checks and balances and countervailing powers is altijd gedoemd om eerst te ontsporen en daarna om te vallen), maar ook in praktische zin zijn veel van de bijwerkingen erger dan de kwaal ;-)
Denk aan de onnodige problemen die velen hebben (gehad) met BKR-registraties. En deze: voor veel mensen begint de dag met even mail en bank checken. Oh nee: eerst moet Windows nog even updaten, oh en daarna Google, daarna Adobe, en daarna je virusscanner. Dan nog even restarten natuurlijk, en het eerste halve uur ben je al kwijt. Even inloggen bij de bank en/of de overheid is ook al geen sinecure meer. Tweede half uur kwijt.
En al die dataverzamelaars die de WRR noemt, en het zijn er nog veel meer, vragen voor elke handeling met hen c.q. op hun site, hoe klein ook, een grote hoeveelheid persoonlijke gegevens. Waarvan de meeste voor de betrokken handeling niet relevant zijn, maar ja elke organisatie bepaalt zijn eigen dataset ;-(
Gevolg: de micro-efficiëntie (per organisatie/dataverzamelaar) zorgt voor een meso-en macro-inefficiëntie.
“Eenmaal ‘ingeburgerd’ in de dagelijkse praktijk kan een applicatie dan ook bepaalde
situaties mee gaan bepalen. Zo beïnvloedt het werken met digitale dossiers in de
gezondheidszorg, de manier waarop een consult verloopt. Hoewel de instrumentele
dimensie van ict belangrijk is, leidt deze houding bijgevolg ook tot een zekere armoede,
die zich met name in (gebrek aan) evaluaties toont. Geloofwaardige evaluaties zijn zeldzaam en missen goede maatstaven voor de beoordeling van applicaties. De discussie blijft steken in de veiligheid van de technologie (ov-chipkaart) of in financiële debacles (zoals de diverse mislukte ict-projecten).”
En dit tunneldenken belemmert inderdaad ons zicht op de grote lijnen, en op de totale effecten. Dat electronisch bankieren door de nog steeds toenemende (beveiligings)kosten ondertussen veel duurder is geworden dan ouderwets bankieren ziet niemand meer. Onder andere omdat anderen (wij dus) die kosten zijn gaan dragen.
Dat er ook andere problemen zijn dan “de veiligheid” (o.a. betrouwbaarheid, beschikbaarheid) rept ook niemand over. Als het EPD door een technische storing niet beschikbaar is, wat moet de arts dan doen? Gokken? Toen het Ministerie liet weten dat na de bevolking bevraagd te hebben over het EPD dat er weinig bezwaren leken te komen, werd er niet bij gezegd dat die bezwaren vooral van artsen en ICT-beveiligers kwamen. Dat stond wel in hun respectieve vaktijdschriften, maar kwam niet verder ;-(
Als de OV-chipkaart in- en uitcheckers niet werken door een technische storing, leg dan het OV maar stil?
Conclusie: we moeten ons voorbereiden op meer en nadeliger effecten dan we nu geneigd zijn te doen.
Gedurende de laatste jaren is er af en toe in Den Haag al een poging gedaan in die richting. Een verantwoordelijk minister (Y2K). Af en toe een roep om een staatssecretaris voor ICT. Een Rijks-CIO. Een ICTU. Commissies samen met het bedrijfsleven.
Of een nieuwe instituut de juiste oplossing is? Geen idee. De historie leert dat nieuwe technologische ontwikkelingen schoksgewijs gevolgen hebben voor de maatschappij, ook schoksgewijs geabsorbeerd worden. En dat ongelukken daarbij horen en kennelijk onvermijdbaar (onvoorzienbaar?) zijn. Denk aan (de uitvinding van) de stoommachine, de auto, de trein/spoorwegen, vliegen/vliegtuigen, kerncentrales. En hoe we dat opgelost/opgevangen hebben ;-)
En oplossen/opvangen zullen we wel moeten. Een weg terug is er eigenlijk niet. De microvoordelen van automatisering per actor zijn groot genoeg om dat proces autonoom door te laten gaan. Meso- en macro . . daar moeten we nu (snel) naar kijken. En de voorzienbare ongelukken voorkomen. Daarom is het goed dat er nu zo’n rapport als van de WRR ligt!
Er ligt naar mijn gevoel een eenzijdige nadruk op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Die bescherming is natuurlijk belangrijk, maar er zijn twee andere onderwerpen die ook erg belangrijk zijn in mijn ogen.
Ten eerste maak ik me zorgen om de integriteit, dat wil zeggen de correctheid, van de gegevens zoals die door een iOverheid worden verzameld. Het grote bezwaar tegen een EPD is niet eens zozeer de bescherming van de persoonlijke levenssfeer maar eerder het risico dat door verkeerde gegevens in mijn EPD bij wijze van spreken het verkeerde been wordt geamputeerd.
Ten tweede, en dat is eigenlijk een gevolg van het eerste onderwerp, weet uiteindelijk niemand meer hoe het echt zit. Zo heeft ook een iOverheid in toenemende mate te maken met legacy systemen waarvan niemand meer weet hoe die werken, maar die te belangrijk zijn om uit te schakelen.
De verhalen van Gerrit Krol over hoe hij jaren later nog de oliemaatschappij te hulp moet schieten, waar hij vroeger als computerdeskundige voor werkte, zijn hiervan een mooie (maar ook beangstigende) illustratie. Dit heeft grote gevolgen voor de beschikbaarheid van informatie in de toekomst, en dus voor het functioneren van de iOverheid zelf.