9/30
De ‘Clash of civilizations’ die een bepaalde groep verlichte intellectuelen in het Westen ervaren tussen een open Westerse cultuur en een gesloten Islamitische cultuur, heeft het openbare debat in tal van opzichten op scherp gezet. Eén van de verschijningsvormen daarvan is een voortwoedende cartoonoorlog tussen het Westen en het Midden-Oosten. Politieke cartoonisten moeten voortdurend op het scherp van de snede opereren: Tussen grimmige politieke haat van de ‘juiste’ ideologische visie die zich ontlaadt in (expressieve) agressie en de ideologie overstijgende humor die culmineert in de bevrijdende lach.
Eén eigenschap van de goede cartoon is dat een beeldende vergelijking wordt gemaakt die tenminste één van de partijen (meestal een morele of politieke autoriteit) in een debat als choquerend ervaart . Als de cartoonist het goed doet wint de lach, als hij het niet goed doet wint de agressie. Cartoons en propaganda liggen dus dicht bij elkaar. Maar er is altijd een risico: autoriteiten hebben geen gevoel voor humor; anders zouden zij geen autoriteit zijn.
De cartoon waarvoor de Arabisch-Europese Liga (AEL) is veroordeeld door het Hof in Arnhem [1] en het sepot voor de Nekschotcartoons passen in deze clash of civilizations- oorlog. Daarover zal ik het in het tweede deel van deze rede hebben. Maar ik geef eerst nog even een korte samenvatting van de internationale cartoonoorlog. De veroordeelde cartoons zijn immers een onverwacht jubileumgeschenk dat niet onopgemerkt mag blijven.
De Oost-West cartoonoorlog: Mohammed
Het openingssalvo in deze oorlog werd gelost in de Deense cartoonrellen in 2005, die ontstond na de publicatie op 30 september 2005 van de inmiddels beruchte Mohammed cartoons.[2] De aanstichter van deze rel was de hoofdredacteur Rose van het dagbladJyllands-Posten. Rose had ervaren dat illustratoren van (kinder)boeken leden aan zelfcensuur omdat zij Mohammed niet durfden af te beelden. Deze vrees voor reacties uit orthodoxe moslim kring wilde hij aan de kaak stellen. Hij nodigde een aantal caroonisten uit om in deze ‘leemte’ te voorzien en een afbeelding van Mohammed te maken. Het initiële motief voor de opdracht tot het maken van de cartoons was dus uitlokking van reacties uit de moslimkring.
De cartoonisten die op het verzoek tot provocatie ingingen, hadden te maken met een dubbel taboe: de Profeet Mohammed staat zo dicht bij de goddelijke hoedanigheid dat hij niet mag worden afgebeeld en de profeet Mohammed is een morele leidraad voor hun handelen. Dat laatste heeft hij met Jezus gemeen. De afbeeldingstradities in de Christelijke en Mohammedaanse cultuur zijn in de geschiedenis echter een verschillende weg gegaan. Bepaalde varianten van Islamitische orthodoxie verbieden de afbeelding van de profeet zelf.
De cartoonisten reageerden heel verschillend op de opdracht. Sommigen ridiculiseerden de opdracht, anderen bespotten de morele autoriteit van Mohammed, zonder al te veel in te gaan op het afbeeldingstaboe. Enkelen putten uit de vormtaal van de antisemitische karikaturen van het Duitsland van de jaren dertig . De afbeelding van Westergaard, die qua vorm ook in deze traditie past, was zeer agressief en leidde tot de grootste ophef. Misschien was er zonder deze cartoon wel geen cartoonoorlog geweest.
Zijn afbeelding zocht de aanval op de kern van beide taboes. Hij beeldde Mohammed en face af als een zelfmoord terrorist met een bom in zijn tulband. Op de tulband stond in het Arabisch te lezen: ’Er is geen andere god dan God, Mohammed is de profeet van God.’ Westergaard claimde later dat hij alleen aan de kaak had willen stellen dat terroristen zich op de Islam beriepen ter rechtvaardiging van hun terreurdaden. Moslims hadden de voorstelling (gelet op de prent niet zonder reden) anders opgevat: de voorstelling van de Islam als een gewelddadig geloof en alle aanhangers daarvan als terroristen.
Precies dus zoals moslims ook de film Fitna van Wilders, die een soortgelijke suggestie uitstraalt, opvatten. Jylland-Posten vond de hele kwestie kennelijk een ‘culturele‘ aangelegenheid en plaatste de in opdracht vervaardigde cartoons daarom in de Cultuurbijlage van de krant en de krant zelf op internet. Met name door dit laatste ontstond al vrij snel een internationale (door Hezbollah georkestreerde) politieke affaire, met diplomatieke acties maar ook met demonstraties in een groeiend aantal orthodoxe moslimlanden waarbij niet allen de Deense vlag werd verbrand, maar ook gewelddadigheden plaatsvonden die aanzienlijke aantallen doden en gewonden veroorzaakten (In Nigeria bij vier demonstraties in februari 2006 meer dan tweehonderd doden en meer dan vijfhonderd gewonden).
De rel bereikte al vrij snel een kookpunt in Denemarken, maar waaierde ook uit naar andere landen in Europa. In Frankrijk herpubliceerde het satirische blad Hebdo de cartoons in een andere context. Dat was voor Islamitische belangenorganisaties (belangenorganisaties hebben in Frankrijk een eigen positie in strafvervolgingen) aanleiding aangifte wegens haatzaaien en belediging tegen Hebdo in te dienen.
Franse intellectuelen (die een Dreyfus complex hebben dat van tijd tot tijd opspeelt, zoals bijvoorbeeld ook bij de solidariteitsbetuigingen met Ayaan Hirshi Ali) stelden zich en bloc aan de zijde van Hebdo op en kwamen als getuige-deskundige bij de rechter verklaren dat de Islam de bijl aan de wortel dreigde te leggen van de Franse verlichte en laïcisitische culturele tradities. In deze op het rechterlijke forum geënsceneerde ‘clash of civilizations’ won het Westen, omdat de Franse rechter in hoger beroep de – weinig plausibele – uitleg van Westergaard volgde dat zijn cartoon alleen het islamistische terrorisme ‘in naam van het geloof’ aan de kaak stelde.
Vanuit het Midden-Oosten kwam er een cartoonreactie. Op last van de Iraanse president Ahmadinejad werd er in februari 2006 in het Midden-Oosten een cartooncompetitie georganiseerd rond het thema van de Holocaust. De winnende prent toonde met een duidelijke verwijzing naar een Duits concentratiekamp, hoe Israëlische soldaten in de nacht (de maan hangt als een Turkse sikkel in de nachtelijke hemel) een muur bouwen rond het door Palestijnen bewoonde gebied.
Toen de redacteur cultuur van Jylland-Posten desgevraagd aan CNN verklaarde dat zijn de krant de Holocaust cartoons dezelfde dag dat zij in Teheran zouden worden tentoongesteld zou publiceren, deed hij dat zonder ruggespraak met zijn hoofdredacteur. Na de kleine orkaan van verontwaardiging die in Denemarken als gevolg van het CNN interview opstak, plaatste de krant de cartoons niet. De cartoon werd evenmin door andere Westerse media geplaatst.
De Oost-West cartoonoorlog: 9/11
Inmiddels had zich een andere Franse affaire die haar startpunt heeft in 9/11 vanuit de Franse gerechtelijke instanties omhoog gewerkt naar het Europese Hof. Deze gaat over een cartoon die twee dagen na de calamiteit van 9/11 (dus op 13 september 2001) in een Baskisch Weekblad Ekaizita verscheen, dat onmiddellijk na verschijnen door de Franse Justitie in beslag werd genomen. De cartoonist Denis Leroy tekende een cartoon van vier (niet twee) in stofwolken instortende wolkenkrabbers en zette er als tekst onder ‘Nous en avions tous rêvé..l’Hamas l’a fait.’ Wij hadden er allemaal van gedroomd, de Hamas heeft het gedaan.
Sony maakt al jaren in Frankrijk voor haar producten reclame met de slogan ‘Vous en avez rêvé, Sony l’a fait.’ U hebt er van gedroomd, maar Sony maakt het; typisch het soort slogan dat onderdeel kan worden van een parodie, zeker door de intensiteit waarmee het publiek ermee werd geconfronteerd. Hoe die cartoon er precies heeft uitgezien, weten wij niet. Na de inbeslagneming van het Baskische blaadje is hij van de aardbodem verdwenen. Maar ook zonder het plaatje kunnen we ons het schokeffect op 13 september 2001 voorstellen.
De cartoonist voerde bij de rechter het verweer dat hij de ineenstorting van een aantal symbolen van de kapitalistische samenleving had willen illustreren en niet het menselijke leed dat door de aanslag was veroorzaakt, had willen vergroten. Maar, voegde hij er aan toe, was dat groter dan het leed van de door Amerikaanse en Britse vliegtuigen gebombardeerde inwoners van Irak? De Franse rechters hadden weinig begrip voor dit verweer. De cartoonist werd veroordeeld voor wat heet ‘de apologie van het terrorisme’ (de verheerlijking van het terrorisme).
Het oordeel van het Europese Hof in 2008[3] begint in het voordeel van de cartoonist. De boodschap van de cartoon van Leroy was de vernietiging van het Amerikaanse imperialisme en is niet op te vatten als antisemitisme of islamofobie. Het Hof stelt in zijn beoordeling voorop dat het gaat om politieke satire, die bij uitstek bedoeld is om te schokken en te verontrusten. Via een lange slalom van overwegingen wordt dan toch de beslissing van de Franse rechters goedgepraat. De kern zit voor het Hof in het tijdstip van publicatie dat de cartoonist tot meer terughoudendheid had moeten bewegen. Ook het feit dat het ging om een politiek ‘gevoelig’ gebied had tot grotere voorzichtigheid moeten nopen. 9/11 is een taboe waar niet mee valt te spotten.
De Nekschot en AEL cartoons
Met het voorafgaande is de politieke context van de cartoonoorlog geschetst, tegen de achtergrond waarvan wij de Nekschotaffaire en de AEL cartoonzaak kunnen beoordelen, het in dank aanvaarde jubileumgeschenk op deze gedenkwaardige dag. De ontvlambare ingrediënten zijn: de strijd tussen de als verlicht opgevatte Westerse beschaving (de laatste tijd steeds vaker aangeduid als Judeo-Christelijk) tegen het achterlijke Middeleeuwse geloof van de Islam (Clash of civilizations), Israël en het Palestijnse conflict, de conflicterende vriend- en vijandbeelden in het Westen en het Midden-Oosten als het over Joden (Israël) gaat en de fricties rond de immigratie van moslims.
De post- koloniale staten krijgen in deze pittige maaltijd van de voormalige Islamitische koloniën soms als dessert nog een koekje uit de eigen trommel geserveerd. In het relletje dat ontstond naar aanleiding van het interview van de Indonesische ambassadeur Habibie (oud genoeg om nog vloeiend Nederlands te spreken, familie van de voormalige president Habibie, maar thans vertegenwoordiger van het grootste moslimland waar Nederland graag vriendschappelijke betrekkingen mee wil onderhouden) met FD in september,[4] zei deze iets dat de moeite van het citeren waard is:
‘Als de heer Wilders buiten de regering staat, mag hij schreeuwen wat hij wil. Zolang hij maar buiten het kabinet blijft blaffen.(…) Overigens zie ik in zijn woorden haatzaaierij. Mijn oom is nota bene door de Nederlanders herhaaldelijk in de gevangenis gegooid wegens haatzaaierij tegen de Nederlandse kolonisator, maar dat terzijde.’ Met andere woorden: passen jullie de maatstaven die jullie als kolonisator op ons hebben toegepast met de anti haatzaai verordening maar eens op jezelf toe.[5]
Gregorius Nekschot heeft een eigen website waarop hij prenten publiceert waarin hij een in zijn ogen verwerpelijke en achterlijke Islam uitbeeldt. Zijn geitenneukende moslim is inmiddels bekend genoeg geworden. Erg leuk zijn die cartoons niet, maar dat geldt voor de meeste cartoons die in deze hiervoor geschetste explosieve maaltijd worden opgediend. Al in 2005 was er tegen de publicatie aangifte gedaan, maar dat had het OM niet in beweging kunnen brengen.
Pas in 2008 kwam er actie, en net als een tank waartegen je met man en macht moet duwen om hem in beweging te krijgen, schoot die ineens vooruit met een huiszoekingsbevel en een bevel tot voorlopige hechtenis. Nekschot bracht een dag en een nacht in de cel door. De verontwaardiging over deze actie van het OM was terecht heel groot. Nekschot werd weer vrij gelaten en het werd stil, totdat het OM op 21 september 2010 liet weten van vervolging af te zien. Motivering: de cartoons zijn wel strafbaar, maar de tank is al voldoende over Nekschot heengereden, en de cartoons staan niet meer op zijn website.
De beslissing van het OM Nekschot niet te vervolgen viel een maand na de uitspraak van het Hof Arnhem in de zaak van de AEL.[6] Anders dan de Rechtbank Utrecht oordeelde het Hof dat de AEL strafbaar was wegens het op haar website plaatsen van een cartoon waarop twee orthodoxe Joden (met keppeltje) naast een aantal lijken onder een bordje ‘Auswitch’ staan, waarbij de een tegen de ander die op een papier met een optelling studeert, zegt: ‘I don’t think they are Jews’, waarop de ander met het papier antwoordt: “We have to get to the 6.000.000 somehow.’
De AEL had bij het plaatsen van deze cartoon publiekelijk gesteld dat het niet ging om een Holocaust ontkenning, maar dat de Liga de dubbele moraal van het niet vervolgen van anti- moslim uitingen en het wel vervolgen van anti-Joodse uitingen aan de kaak wilde stellen, een motief kortom dat vergelijkbaar was met dat van Jylland-Posten bij het plaatsen van de Mohammed cartoons. De voorstelling van de cartoon zelf is dubbelzinnig. Je kunt de uitlating: ‘I don’t think it are Jews’ opvatten als een holocaustontkenning. Je kunt de man die op het papier tuurt en de rekensom van 6 miljoen maakt opvatten als een satire op de ‘Shoa exploitatie’ door Israël.
Erg fijngevoelig is het allemaal niet, maar in feite stelde de Liga een dubbele politieke context aan de orde: 1. De politieke betekenis van het anti Joodse geluid in het Palestijnse Israël debat wordt in het Westen niet (h)erkend, en 2. In het Westen bestaat een dubbele moraal in het wel vervolgen van antisemitisme en niet vervolgen van islamofobie. Vervolging bleef niet lang uit; deze werd doorgezet toen de AEL weigerde de cartoon van de website te verwijderen.
Het interessante van de beslissing van de Rechtbank Utrecht in de AEL zaak[7]is dat daarin de tweede politieke context wel wordt meegenomen en de aan de kaak gestelde dubbele moraal de dragende overweging is voor de vrijspraak. In de uitspraak van het Hof wordt echter de politieke context eruit gefilterd, hoewel die volgens de Hoge Raad wel zou moeten worden meegenomen.[8] Het Hof overweegt dat de cartoon een bagatellisering van de Holocaust bevat en dat de kwestie van de dubbele moraal maar op een andere manier aan de orde had moeten worden gesteld.
Daardoor verdwijnt de politieke context uit beeld. De dubbele moraal komt nog pijnlijker tot uiting als we kijken hoe lang het heeft geduurd voordat Nekschot werd vervolgd en hoe de sepotbeschikking in zijn zaak werd gemotiveerd. In de AEL zaak handelde het OM buitengewoon voortvarend. Na de aangifte in 2009 gaat het OM meteen tot vervolging over en maakt het bekend dat het over deze kwestie het oordeel van de rechter wil hebben. Het Hof zit na de vrijspraak door de Rechtbank Utrecht ook meteen klaar: binnen vier maanden is deze in hoger beroep alweer vernietigd.
De politieke context
Met een parafrase op Pascal kunnen we constateren dat wat aan gene zijde van de Middellandse Zee recht is aan deze zijde onrecht: hier doen we na WO II niet meer aan anti Joodse grappen die onmiddellijk strafrechtelijk als antisemitisme worden aangepakt, een Palestijnse oorlog of niet, 9/11 is ook taboe, en of er tegen islamofobie wordt opgetreden maakt het OM wel uit.
De ingewikkeldheid van de politieke context schuilt in het feit dat in het Arabische politieke denken de Holocaust en de ‘vijandige’ stichting van de staat Israël en het daaruit voortvloeiende Palestijnse conflict vanaf de stichting van Israël met elkaar zijn verbonden. De Westerse invasie noemt men ‘Nakba’, en het is telkens Holocaust tegen Nakba. In deze opstelling bestonden van begin af aan gematigde politieke stellingnamen en meer agressieve die naar antisemitisme neigden. In de laatste jaren is het conflict gestigmatiseerd in een cluster van antisemitisme, antizionisme, filosemitisme, Islamofobie en Shoa exploitatie.
Binnen dat cluster concurreren het Arabische (Nakba) en Joodse (Shoa) geschiedenisbeeld met elkaar, waarbij de aanhangers van het ene geschiedenisbeeld onverschilligheid of haat jegens het andere geschiedenisbeeld koesteren. Aan Westerse zijde heeft zich een soortgelijke stigmatisering voorgedaan. De oude erfvijandschap tussen het Christendom en de Islam is na 9/11 omgezet in vijandbeelden van de vreemde religie. Het cluster bestaat hier uit een opnieuw beleefde ‘Verlichting’, Islam is gelijk ‘islamisme’ als radicale politieke ideologie, secularisme en een ongelimiteerde vrijheid van meningsuiting.[9]
Wat moet de rechter doen?
Laat ik voorop stellen dat ik vind dat de rechter (en naar ik mag hopen de Hoge Raad) uiteindelijk in dit soort conflicten beslist en niet het Openbaar Ministerie dat in zijn sepotbeleid een dubbele maatstaf aanlegt.
Hoe moet de rechter met deze ingewikkelde politieke context omgaan? Hebben al die cartoons met goede smaak of goede trouw te maken? Dat denk ik niet, maar we hebben geen rechters aangesteld om dat te beoordelen. Wat de rechter wel moeten beoordelen, is hoe de politieke context in elkaar zit. Gelet op het feit dat het hier om een conflict tussen politieke gemeenschappen met tegengestelde normen en waarden gaat, kan hij niet zonder meer het Westerse waardenpatroon toepassen, zoals het Hof Arnhem in de AEL zaak mijns inziens ten onrechte doet.
Verder zal hij er rekening mee moeten houden dat het om een symbolische (politiek/artistieke) expressie gaat. Naar mijn mening dwingen beide invalshoeken tot grote terughoudendheid, juist omdat een cartoonist noodzakelijkerwijs op het scherp van de schede moet opereren. Dit is een aspect dat mijns inziens ook in de rechtspraak van het EHRM teveel buiten beeld blijft en ook niet of nauwelijks in de uitspraak van het Hof Arnhem in de AEL zaak aan de orde komt.[10]
En tenslotte: draagt de rechterlijke beslissing bij aan de sociale vrede? Is strafrecht wel het geëigende middel? Dat Westgaard met zijn Mohammed prent een oorlog heeft weten te ontketenen is zo uniek, dat hij daar zelfs door de Duitse bondskanselier onlangs nog voor is onderscheiden. Positieve sanctionering is in dit geval het enige dat overblijft.
#) Artikel verschenen in (85)Nederlands Juristenblad 15-10-2010-Afl 35, p. 2264-2269
Geraadpleegde Literatuur:
Gilbert Achcar, The Arabs and the Holocaust, The Arab-Israel war of narratives, New York: Metropolitan Books Henry Holt and Company 2009. Dit boek bevat een gedetailleerde analyse van de verschillende politkieke stromingen in het Midden-Oosten in relatie tot de Staat Israël en het antisemitisme, vanaf de jaren dertig tot heden.
Gary Hull, Muhammed, The banned Images, Voltaire Press, www.MuhammedImages.com 2009. Uitgave van een professor van Duke University, bedoeld om aan de kaak te stellen dat Yale University Press in het hierna te noemen boek van Jytte Klausen niet de Deense cartoons had durven afbeelden. Het bevat ook een overzicht van de afbeeldingen van Mohammed in de Westerse iconografie (o.a. de Mohammed die met een open gespiede buik waar de darmen uitkomen in De Hel van Dante voorkomt), en ook alle Deense cartoons.
Jytte Klausen, The Cartoons that shook the World, New Haven/London: Yale University Press 2009. Een nauwkeurige reconstructie door de in de VS werkzame Deense sociologe van de Deense cartoonaffaire, nationaal en internationaal.
Tzevestan Todorov, La peur des barbares. Au-delà du choc des civilizations, Parijs: Robert Laffont 2008. Todorov is een van Bulgaarse origine Franse intellectueel. Zijn boeken zijn in veel talen vertaald, ook in het Nederlands (o.a dit boek). Het bevat een kritische beschouwing over de ‘clash of civilization’ theorie, en neemt ook afstand van de ‘verlichte’ opwinding rond het Hebdo proces.
Philippe Val, Reviens, Voltaire, ils sont les fous, Parijs: Grasset 2008. Een opgewonden pamflet van de hoofdredacteur van Hebdo met een beschrijving van ‘binnen uit’ van het Hebdoproces.
[1] LJN: BN4204, Hof Arnhem 19 augustus 2010.
[2]Zie over de Deense cartoonrellen mijn artikel ‘De Deense Beeldenstorm’, in Nederlandse Juristenblad 2006-11, 634-639. En over het vervolg: ‘De Teddybeer Mohammed, Gesluierde Homo’s en het Lawaai van Wilders,’ in: Nederlands Juristenblad 2008, [83] 7, 15-02-2008, p. 376-382. Beide artikelen zijn ook te vinden op www.ivir.nl.
[3] EHRM 2 oktober 2008, appl. 36109/03, Nederlandse Jurisprudentie 2009, 378 m.nt. E.J. Dommering.
[4]Financieel Dagblad 23 september 2010, p. 5.
[5] Dit koloniale stuk wetgeving geldt nog steeds in Indonesië en wordt herhaaldelijk ingezet als middel van politieke repressie tegen de Pers. In september 2010 bezocht een delegatie van de Indonesische Raad van de Journalistiek (Dewan Pers) een aantal Nederlandse instanties om van hen te horen hoe ze van de schadelijke effecten van deze Nederlandse erfenis verlost konden worden.
[6] LJN: B4204, Hof Arnhem 19 augustus 2010.
[7] LJN: BM1984, Rb Utrecht 22 april 2010.
[8] HR 14 januari 2003, NJ 2003, 261, m.nt. P.A.M. Mevis.
[9]Zie voor een nadere analyse: E.J. Dommering, Een normatief kader voor het openbare islamdebat' , in: Polarisatie, bedreigend en verrijkend (redactie RMO), Amsterdam: Uitgeverij SWP 2009, p. 206-234.
[10] Behalve de geciteerde zaak Leroy, noem ik EHRM 22 oktober 2007, appl.36448/02, Nederlandse Jurisprudentie 2008, 443, (de zaak Lindon, Grand Chamber), m.nt. E.J. Dommering..