Vervolgens word je als (mannelijke) toeschouwer op ijzingwekkende wijze deelgenoot gemaakt van het verschrikkelijke gevoel van haar ultieme vernedering, als de steradvocate in plaats van pleiter voor daders plotseling slachtoffer van verkrachting is.
Dat is hard nodig. We weten domweg niet hoe verwoestend seksueel misbruik uitpakt voor een mensenleven. Je weet uit films: met een oorlog kun je misschien nog beter afgemaakt dan verkracht worden. Maar als je geen keuze hebt, je lot als vrouw verkrachting is en je moet doorleven, dan ontmoet je de hel op aarde.
Zuipen en seks
Niettemin, en dat biedt de Australische auteur van Prima Facie, Suzie Miller (1963) met opnieuw een geweldige regie van Eline Arbo, ons ook aan, is er geen definitief oordeel. Ze slaat het debat niet kapot, maar verhaalt een theatraal monument.
Prima Facie samengevat: rechtenstudente, vol twijfel vanwege haar ‘lage’ afkomst, schopt het tot succesvol strafrechtadvocate. Zo weet ze aangeklaagden van seksueel misbruik vrij te pleiten dankzij wat slimme c.q. intimiderende vragen over details van de situatie rond het misbruik aan de – doorgaans enige – getuige, het slachtoffer. Overwinning in de pocket.
Tot ze verkering krijgt met een kantoorgenoot, seks heeft in diens werkkamer, thuis afspreekt, na flink zuipen weer seks met hem heeft, kotsmisselijk wordt, terug naar bed wordt getild om tegen haar zin weer genomen te worden. Tevergeefs probeert ze in de gaan tegen zijn agressie, te weten een krachtige hand op haar gezicht waardoor ze nog net een “nee” uit haar mond kan persen.
Haar vlucht uit huis, eenzaam dwalen op straat en vervolgens toch maar een aangifte en ondervraging vormen de volgende vernederingen. Ze verhuist naar een ander advocatenkantoor en moet twee jaar in groeiende vertwijfeling haar rechtszaak afwachten. Die ‘verliest’ ze, precies op de wijze waarop ze eerder gelijkluidende zaken wist te winnen, door een reeks intimiderende vragen van de advocaat van dader, waarop ze ondanks haar voorbereiding geen verweer tegen heeft.
Vooroordeel en onomstotelijk bewijs
Fenomenaal in dit stuk is de twijfel die wordt gezaaid: dader en slachtoffer hebben toch verkering, voor de verkrachting al seks met instemming, zijn dronken en zwaar misselijk? Hoezo dan misdaad? Het vooroordeel “zelf om gevraagd” is zomaar geboren.
Dan de cijfers van de internationale website Primafacieplay.com: alleen al in Groot-Brittannië worden ieder jaar 800.000 vrouwen verkracht of seksueel misbruikt, veelal door een bekende. Van minder dan 10 procent volgt aangifte, 2,5 procent komt voor de rechter. Een op de twee vrouwen is slachtoffer, in het Nederlandse stuk wordt gezegd “1 op de 3…gaat u maar even naast u in de zaal naar drie vrouwen”.
En toch; debat. Want als het rechtssysteem seksueel misbruik niet goed behandelt, in hoeverre ligt dat aan het systeem, is er een oplossing en hoe ziet die eruit? Ik vermoed, als je wilt vasthouden aan het principe dat er sluitend en onomstotelijk bewijs moet zijn om tot veroordeling van een verdachte te kunnen overgaan, er één oplossing is: het woord van het slachtoffer volstaat als bewijs. Maar dan: welke risico’s op valse aangiften, verwrongen herinneringen en valse veroordelingen?
Dat tast de rechtspraak in de diepste essentie aan. Dus? Een uitstapje naar de politiek waarin we dagelijks lezen over verontwaardiging dat “de rechtsstaat wordt aangetast”. Dan denk ik: die rechtstaat is niet rechtvaardig, laat staan rechtschapen. Hoeveel mensen zuchten een heel leven - net als ik overigens, notabene met een vrouw als dader - onder het falen van die rechtspraak? Een heel leven ellende meedragen zonder enige juridische genoegdoening.
Maar dan: verkrachting is het allerverschrikkelijkst om te ondergaan, verwoesting van een heel vrouwenleven. Vervolgens komt er in de rechtspraak de beoordeling van de zogenaamde ‘toestemming’. Een duivels dilemma mondt uit in een duivelse ondervraging en vonnis met ‘winst’ voor de dader (en zijn toegewijde familie en vrienden, niet te vergeten), in feite een tweede verkrachting.
Wat een actrice!
Maar de onderstreping en het pleidooi doen iets vreemds met Prima Facie als voorstelling: het drama dreigt ondergesneeuwd te raken aan de op te wekken verontwaardiging. Niet in het begin als we Tessa Ensler leren kennen als een complex en theatraal personage: aan de ene kant overambitieus en behept met kapsones, wat beantwoordt aan ons beeld van de advocatuur als irritantste beroepsgroep. Anderzijds het meisje dat uit het Brabantse achterstandsgezin met een gewelddadige broer, en een moeder als tragisch, maar moedig slachtoffer. Tessa ontworstelt zich tijdens haar studie aan minderwaardigheidsgevoel en leert zich de mores en houding van milieu aan.
Maria Kraakman speelt dat alles zo fenomenaal, onvergetelijk mooi. Het begint al met het dansen op het podium vooraf als een volkomen ontspanning om de toneelstrijd aan te kunnen gaan. Om vervolgens alle registers open te trekken van mimiek, ‘dialoog’ met de niet-aanwezigen, schuiven met decorstukken, verkleden, kwetsbaar blootgeven (ook letterlijk). Nooit meer vergeet ik Maria Kraakmans’ grandioze spel met onwaarschijnlijk uithoudingsvermogen, toewijding, overtuigingskracht.
De voorstelling kreeg maximale waardering in NRC, Volkskrant en Trouw en Maria Kraakman won onbedreigd de Theo d'Or 2024 voor de Meest Indrukwekkende Acteerprestatie in een Dragende Rol. Jury: “In de monoloog Prima Facie ondergaat Maria Kraakman een indrukwekkende transformatie. Op een uiterst subtiele manier schakelt Kraakman tussen stadia van ongeloof, zelftwijfel en strijdlust en bevestigt zich andermaal als een van Nederlands meest indrukwekkende acteurs van haar generatie.”
*) Gezien: Prima Facie, van ITA, in de Koninklijke Schouwburg, 13 februari 2025. Nog te zien in Eindhoven, Rotterdam, Maastricht en weer in Amsterdam
**) Foto’s: Fabian Calis