De toekenning van de Erasmusprijs 2024 door de Stichting Praemium Erasmianum, voorzeten door koning Willem-Alexander, aan Amitav Gosh geschiedt op grond van voor zijn bevlogen bijdrage aan het thema ‘de verbeelding van het ondenkbare’:
“Ghosh verdiepte zich als geen ander in de vraag hoe recht te doen aan deze existentiële dreiging van de klimaatverandering die ons voorstellingsvermogen te boven gaat. Zijn werk biedt een remedie door met meeslepende verhalen over het verleden een onzekere toekomst voelbaar te maken. Tegelijkertijd trekt hij met zijn pen ten strijde om te laten zien dat de klimaatcrisis een cultuurcrisis is die voor alles voortkomt uit een gebrek aan verbeelding.
In De vloek van de nootmuskaat voert hij de huidige planetaire crisis terug op een desastreuze zienswijze die de aarde reduceert tot grondstof, ontzield en mechanisch gemaakt. Met zijn essay Te groot om je voor te stellen daagt hij de lezer uit de geopolitiek van oorlog en handel te beschouwen als context om klimaatverandering te kunnen begrijpen. Door begrip en verbeelding schept hij ruimte voor hoop; hoop die nodig is voor verandering. Ghosh propageert daarmee een nieuw humanisme waarin niet alleen alle mensen gelijk zijn maar de mensheid ook de distinctie tussen mens en natuur laat varen.”
Hieronder een groot gedeelte van zijn dankwoord, uitgesproken op dinsdag 26 november 2024 in het Koninklijk Paleis Amsterdam, vertaald en van links en tussenkopjes voorzien.
“Op de dag dat ik eindelijk begon met het schrijven van deze woorden, was ik toevallig in het uiterste oosten van Indonesië, in de Banda-archipel, waar de boom staat die zowel nootmuskaat als foelie produceert. Deze specerijen waren ooit enorm waardevol en ze maakten deze eilanden zo rijk en welvarend dat ze een begeerde prijs werden voor Europese kolonialisten en uiteindelijk werden veroverd door de Verenigde Oost-Indische Compagnie of VOC.
In het jaar 1621 werd op bevel van de toenmalige gouverneur-generaal van Indië, Jan Pieterszoon Coen, bijna de hele bevolking van de eilanden in een paar weken uitgeroeid, hoewel een paar honderd wisten te ontsnappen naar naburige eilanden waar ze hun cultuur en taal tot op de dag van vandaag in leven hielden.
Dit was een van de belangrijkste volkerenmoorden van de vroegmoderne tijd en het stelde de VOC in staat om een monopolie op nootmuskaat en foelie te vestigen, wat weer in grote mate bijdroeg aan de welvaart van Nederland in de periode die bekend staat als de Gouden Eeuw.
Deze gruweldaad is nooit terug te vinden in de kunst en literatuur van die periode, en zou waarschijnlijk grotendeels uit de geschiedenis zijn gewist als J.A. van der Chijs, de hoofdarchivaris van het koloniale bestuur in Batavia, niet de bijna vergeten Nederlander was geweest. In 1886 publiceerde van der Chijs een nauwgezet gedetailleerd verslag van de Banda-genocide, getiteld De vestiging van het Nederlandsche gezag over de Banda-eilanden (1599-1621). Het was van der Chijs' onderzoek dat het voor mij mogelijk maakte om mijn eigen verslag van het Banda- bloedbad te schrijven in mijn boek De vloek van de nootmuskaat.
Extreem koloniaal geweld
Van der Chijs zou met recht een prominente plaats moeten krijgen binnen het voorname geslacht van Nederlandse critici van het imperium dat teruggaat op Eduard Douwes Dekker of Multatuli. Deze traditie is tot op de dag van vandaag levend gehouden door wetenschappers als Jan Breman, Dirk Kolff en Marjolein van Pagee. Het feit dat ik hier vandaag ben, om deze grote eer hier in Nederland in ontvangst te nemen, is op zichzelf al een bewijs van de voortdurende relevantie en vitaliteit van deze traditie.
De nalatenschap van schrijvers als Multatuli en van der Chijs herinnert ons aan het extreme geweld waarmee eeuwen geleden de westerse hegemonie over de hele planeet werd gevestigd. Het is belangrijk om op te merken dat geweld geen bijkomstigheid was van de geopolitieke overheersing van de westerse rijken; het stond er centraal in.
Zoals de Amerikaanse politieke theoreticus Samuel Huntington ooit opmerkte: "Het Westen won de wereld niet door de superioriteit van zijn ideeën of waarden of religie... maar eerder door zijn superioriteit in het toepassen van georganiseerd geweld. Westerlingen vergeten dit feit vaak; niet-westerlingen nooit."
Spoor van vernieling VS
Paradoxaal genoeg was het in de nasleep van de dekolonisatie dat de Westerse geopolitieke dominantie haar hoogtepunt bereikte, met de Verenigde Staten die 's werelds enige hypermacht werden aan het einde van de Koude Oorlog. Deze opkomst naar absolute dominantie gebeurde zo plotseling en op zo'n manier dat Amerikaanse politieke elites ervan overtuigd raakten dat de VS een absolute en permanente geopolitieke suprematie had bereikt en dat deze nooit meer zou worden betwist.
Dit, in combinatie met de bloeiende successen van Silicon Valley, creëerde een hybris die alles overtrof wat zelfs in de gloriedagen van het Europese imperialisme in de 19e eeuw had bestaan. Westerse politici en pundits besloten dat het hun plicht was om hun wil op te leggen waar ze maar wilden, om welke reden dan ook. En wat was het resultaat? Helaas was het een spoor van vernieling dat zich uitstrekte van Afghanistan en Pakistan tot Irak, Syrië, Jemen, Libië, Somalië en Palestina.
Het bombardement van Libië door de NAVO is een bijzonder flagrant voorbeeld van de kortzichtigheid van de westerse acties in deze periode. Libië herbergde honderdduizenden Aziatische en Afrikaanse migranten: nadat de regering ineenstortte en het land in een burgeroorlog belandde, hadden deze arbeiders geen andere uitweg dan als stateloze migranten en vluchtelingen over de Middellandse Zee te vluchten.
Migratie en neofascisme
Dit resulteerde in een crisis die de politiek in het Westen tot op de dag van vandaag in beroering brengt, waarbij de migratiekwestie de steun voor demagogen en rechtse bewegingen doet toenemen. Aan de basis van de opkomst van deze neofascistische bewegingen ligt een mythe van slachtofferschap, waarin welvarende landen worden gezien als de benadeelde partijen die zich verzetten tegen de invasies van zwarte en bruine buitenlanders.
Feit is echter dat de voorwaarden voor deze massale migraties werden gecreëerd door niemand minder dan het Westen zelf, met de vele invasies en regimewisselingen die het over de hele wereld lanceerde terwijl het genoot van het delirium van het unipolaire moment.
Heeft geen van de leiders van het Westen, met al de collectieve wijsheid van hun legers van experts en denktanks, dit zien aankomen? Het triomfalisme van hun uitspraken destijds suggereert dat ze echt geloofden dat hun acties nooit consequenties zouden hebben. Maar, zoals de recente verkiezingen in de VS laten zien, valt dat nu allemaal uit elkaar door een enorme terugslag van hun eigen achterban, die niet langer bereid of in staat is om de prijs van hegemonie te betalen.
Westen aan verliezende hand
Dit is inderdaad een van de belangrijkste redenen voor de extreme onzekerheden van onze tijd, omdat nu duidelijk is geworden dat de eeuwenlange periode van Westerse dominantie op zijn einde loopt.
Wat ook onze mening moge zijn over de goede en slechte kanten van de huidige conflicten in Israël, Gaza, Libanon, Jemen en Oekraïne, het is nu vanzelfsprekend dat het voor het Westen niet langer mogelijk is om oplossingen te dicteren door wapengeweld, zoals het ooit deed: het heeft zijn vroegere 'superioriteit in het toepassen van georganiseerd geweld' verloren.
Dit verlies gaat ook gepaard met een versnelde erosie van de financiële en industriële dominantie van het Westen: het feit dat de onlangs opgerichte BRICS-groep van landen nu een aanzienlijk groter deel van het mondiale BBP heeft dan de G7-landen is hier een duidelijke indicatie van.
Het is ook geen toeval dat deze relatieve militaire en financiële achteruitgang gepaard gaat met zulke ernstige politieke crises dat de bestuursstructuren van het Westen nu op rampzalige wijze uit koers dreigen te raken.
Abnormaliteiten heersen
We bevinden ons, met andere woorden, in een tijd van meerdere elkaar kruisende crises en overgangen - van geopolitiek, financiële structuren en, misschien wel het belangrijkst, van milieu- en ecologische regimes die de planeet langzaam maar zeker in de richting van een catastrofe duwen. Geen wonder dus dat een van de meest herhaalde citaten van onze tijd het beroemde aforisme van Antonio Gramsci is: "De oude wereld is stervende en de nieuwe wereld worstelt om geboren te worden: nu is de tijd van de monsters."
Dat is waar we ons vandaag de dag bevinden, in een tijd van monsterlijke anomalieën, waarin uitroeiingsgeweld, zoals dat wat de Banda-eilanden heeft ontvolkt, zich kan afspelen op live televisie; een tijd waarin het mogelijk is om te spreken over de dood van bepaalde mensen, maar niet van anderen; een tijd waarin hele steden kunnen worden weggevaagd door plotselinge overstromingen terwijl de wereld gewoon doorgaat; een tijd waarin milieuactivisten langere gevangenisstraffen krijgen dan criminelen uit het bedrijfsleven; waarin VN-fora voor onderhandelingen over klimaatverandering veranderen in markten voor de verkoop van olie en gas.
Zelfs Antonio Gramsci kon zich de volle omvang van de abnormaliteit van onze tijd niet voorstellen, omdat hij in een eenvoudigere tijd leefde toen de gevaarlijkste monsters puur politieke wezens waren, zoals fascisten. Het bijzondere aan onze tijd is dat de monsters niet alleen bestaan uit allerlei politieke extremisten, maar ook uit weergebeurtenissen die in Gramsci's tijd nog ondenkbaar waren: superstormen, megadoors, catastrofale regenbommen en dergelijke. Destijds deze monsters, als ze waren verschenen, zou zijn beschouwd als 'natuurlijke' verschijnselen of daden van God.
Monsterlijke drama’s
Maar met wat we nu weten over de rol van antropogene broeikasgasemissies in de intensivering van klimaatrampen, is het niet langer mogelijk om vast te houden aan de fictie van een strikte scheiding tussen het natuurlijke en het politieke: het is nu duidelijk dat bosbranden, regenbommen en dergelijke ook ten diepste politieke wezens zijn, omdat ze de bijproducten zijn van historische processen die een kleine minderheid van mensen enorm hebben bevoordeeld ten koste van de grote meerderheid van de wereldbevolking.
Deze ongelijkheden vormen de kern van de monsterlijke drama's die zich vandaag voor ons ontvouwen: waar we getuige van zijn is niets anders dan een historische strijd tussen degenen die vastbesloten zijn om hun historische voordelen te behouden en degenen die niet alleen vastbesloten zijn om zich te verzetten, maar daar nu ook de middelen voor hebben.
En aangezien die historische voordelen, evenals de middelen om zich te verzetten, sterk afhankelijk zijn van het gebruik van fossiele brandstoffen, is het resultaat een spiraalvormige dubbele helix die steeds meer monsterlijke anomalieën zal blijven voortbrengen, door processen die niet uitsluitend politiek of ecologisch zijn, maar beide tegelijk.
Mensgerichte elite-ideologie
En toch, de paradox van dit interstitiële tijdperk is dat deze anomalieën niet allemaal monsterlijk van aard zijn: sommige zouden zelfs als zegeningen kunnen worden omschreven, omdat ze het plotseling mogelijk hebben gemaakt om mogelijkheden te overwegen en zelfs te omarmen die in het tijdperk van de hoogmoderniteit werden ontkend of verworpen - bijvoorbeeld het idee dat planten iets zouden kunnen hebben dat op intelligentie lijkt; dat rotsen gevoel zouden kunnen hebben; dat rivieren als personen zouden kunnen worden beschouwd; dat bepaalde topografische kenmerken kwaliteiten en eigenschappen zouden kunnen bezitten die niet kunnen worden herleid tot hun geologische samenstelling.
Dergelijke vitalistische opvattingen zijn al sinds de kinderschoenen van onze soort wijdverspreid in menselijke culturen en ze bestaan nog steeds in veel verschillende vormen over de hele wereld.
Pas aan het begin van de vroegmoderne jaartelling, rond de tijd van de verovering van de Banda-eilanden, vond een kleine groep Europese elitemensen, van wie velen diep betrokken waren bij het kolonialisme, een filosofie uit waarin gevoel, denken, rede en historisch handelen alleen aan mensen werden toegeschreven. In de daaropvolgende eeuwen, met de Westerse verovering van het grootste deel van de wereld, werd dit soort mensgerichtheid een kernonderdeel van elite-ideologieën overal ter wereld, zelfs in voorheen gekoloniseerde landen als India en Indonesië.
Terug naar premoderne inzichten
Nu de planeet afstevent op een milieu- en maatschappelijke ineenstorting, veroorzaakt door de onderling verbonden vectoren van de opwarming van de aarde, het verlies aan biodiversiteit, het uitsterven van soorten en de verspreiding van nieuwe ziekteverwekkers, wordt het steeds duidelijker dat de moderniteit is gebaseerd op een fundamenteel verkeerd begrip van de wereld en dat de verheffing van de mens boven alle andere soorten, en zelfs de aarde zelf, rampzalige gevolgen heeft gehad voor de mensheid en alle andere levende wezens.
Het in diskrediet brengen van het antropocentrisme van de moderniteit is zelf een deel van de ineenstorting waar we nu getuige van zijn. Nu het tot ons begint door te dringen dat er veel te leren valt van premoderne ideeën en inzichten, lijkt de Aarde plotseling te wemelen van gewaarwording nu we gaan begrijpen dat we altijd al omringd zijn geweest door vele soorten Wezens die ook geesten en zielen hebben en rijkelijk leven.
De hoogmoderne tijd leerde ons dat de Aarde inert was en voornamelijk bestond om door mensen te worden uitgebuit: in deze tijd van monsterlijke anomalieën beginnen we langzaam te begrijpen dat we, om de toekomst van de mensheid veilig te stellen, moeten leren inzien dat we nooit alleen op deze planeet zijn geweest, dat de Aarde zelf naar ons kijkt en over ons oordeelt.”
*) Beeld: Amitav Ghosh in een vraaggesprek met Buitenhof, 24 november 2024