Christiaan Weijts, Elsbeth Etty en Arnon Grunberg over columnisme

Brandt Corstius verraste maar Schimmelpenninck, Duk en ‘ nog 50 columnisten’ zijn voorspelbaar

Hedendaagse populaire meningenbakkers zijn er vooral op uit om hun eigen achterban te gerieven, vindt Christiaan Weijts. Vroegere kwetsende en beter schrijvende scribenten als Hugo Brandt Corstius, Theo van Gogh en Ischa Meijer voegen evenmin veel toe aan literatuurgeschiedenis, meent Arnon Grunberg. *)

“Waar columnisten als Piet Grijs een vaste waarde waren, waarvoor je naar de kiosk rende, is de column nu één van de vehikels van een grotere mediapersoonlijkheid, die bij talkshows aanschuift, nieuwsbrieven, podcast en boeken publiceert met programmatische titels en meepraat op Twitter.”

Auteur Christiaan Weijts sprak dinsdag 19 november 2024 in De Balie in Amsterdam bij een debat over Brandt Corstius (HBC, 1935-2014), in een gesprek met Elsbeth Etty, schrijver van de kersverse biografie van HBC en Arnon Grunberg, geleid door Ianthe Mosselman.

Weijts (foto) beschimpte de armzalige cultuur van de hedendaagse veelal gemakzuchtige columnistiek in termen van de “...versanderschimmelpenninckte wereld…de verwierddukking …of de Rutgerbregmanificatie. Allemaal hebben ze hetzelfde credo: ik ben makelaar in opinies en ik woon aan het open riool dat we aanduiden met één letter.”

Brandt Corstius schold en schimpte er onder zijn pseudoniemen Piet Grijs, Battus, Jan Eter, Victor Baarn, Maaike Helder en Stoker lustig op los, grenzen interesseerden hem niet. Met als summum de kwalificatie ‘Eichmann’ voor minister Ruding van Financiën (CDA) die het gemunt had op de sociale uitkeringen.

Zouteloos ‘domrechts’

Brandt Corstius zelf over de werkwijze: “Meestal gaat het zo: ik schrijf een stukje. Om er zeker van te zijn dat iedereen het leest, zorg ik voor vijf gepeperde scheldwoorden, een schokkende vergelijking, en een raadselachtige redeneertrant.” En de ingrediënten “ironie, reductio ad absurdum, grove leugens en schematisaties”.

Dan Schimmelpenninck, volgens Weijts: “In plaats van die vijf gepeperde scheldwoorden blijft er één nogal zouteloze over: domrechts. De column is een stichtelijke boodschap geworden die door de eigen geloofsgemeenschap wordt ontvangen en doorgegeven. Bij iedere grote gebeurtenis weet je dat er in de week die volgt veertig, vijftig columns over gaan volgen. En je weet ook exact welk standpunt ze gaan innemen. De column als kansel.”

Dat laatste beaamde Arnon Grunberg in De Balie: “Schimmelpenninck blijft herhalen dat mensen domrechts zijn. Zonder te willen psychologiseren doet hij dat alleen omdat hij vreest zo dom te zijn dat hij andere mensen nodig heeft die nog dommer zijn. Ik vind dat geen interessante manier om polemiek te voeren. Je creëert alleen ideale vijandbeelden, vanaf de kansel als dominee.”

Rabbi Grunberg

Etty: “Dat herhalen van domrechts vind ik saai en het creëren van vijandbeelden. Ik lees liever een interessante analyse dan de zoveelste keer waarom het electoraat zich vergist heeft of waarom ze toch anders moet stemmen. Als ik weer lees dat links met een nieuw en beter verhaal moet komen dan pleeg ik echt zelfmoord.”

Ze durfde Arnon Grunberg, Nederlands’ meest briljante en intelligente auteur, dus zelden tegengesproken, van repliek te dienen: “Jij doet het ook niet slecht als prediker." Grunberg: “Dat geef ik toe, dit is ook een soort preek maar niet met een met een vast vijandbeeld.”

Grunberg publiceerde talloze, veelal meesterlijke artikelen over de actualiteit en kunst en schreef duizenden columns, die qua stijl en ironie superieur zijn aan alles wat er nu onder de noemer 'column' een berg riekend afval vormt. Overigens verloor behalve Brandt Corstius ook Jan Blokker als columnist nooit de verrassing en stijl uit het oog, vind ik. Ze waren buitengewoon taalvaardig. Waar het de Schimmelpennincks, Duks en Bregmannen vooral het verkopen van hun afgesleten boodschap gaat, in veelal dorre taal teneinde, zoals Weijts stelt, een imperium van een trouwe schare volgelingen te exploiteren.

Dat komt behalve de eigen bankrekeningen de krantenuitgevers Mediahuis en DPG Media goed van pas. Voorspelbare columns stutten behoud van oplages, want die gedijen bij uitstek bij vaste lezers die een herkenbaar geluid willen vernemen dat hun opvattingen bevestigt. In dit licht mag ook roeptoeter Angela de Jong niet ontbreken, de lieveling van AD-uitgever Christian van Thillo die de revenuen van haar populariteit plukt voor zijn DPG-imperium.

Column nu een projectiel

Weijts schetste dinsdag in De Balie exact wat verloren ging in de columns: “Tijdens al die bokkensprongen zijn de provocaties hun literaire dubbelzinnigheid verloren. In de voorspelbare herhaling is de column weer een kolom in de klassieke zin van het woord: een zuil. Ja, de verzuiling is terug, maar we zouden beter af zijn met dat andere erfstuk, de vrijmoedigheid.

In de tijd dat HBC de sprong van studentenblad Propria Cures naar de grote mensenbladen [Volkskrant, Vrij Nederland, HP] maakte, begin jaren zestig, werd de column een speeltuin, een literaire vrijplaats waar alles mogelijk was. Pseudoniemen, parodieën, pastiche, mystificaties, een fictief dagboek van de premier.

Hoofdredacties en lezers begrepen de regels van het spel. De column was een satirisch podium. De column werd een zelfstandig genre waarmee je zelfs de P.C. Hooftprijs kon winnen. Een tussenruimte waarin niets een absolute status had.

In de versnipperde wereld van het algoritme vertelt een column geen verhaal meer, maar is hij een projectiel geworden. Een mening in 400 woorden.”

Ook de positie van de lezer verschoof, van passief naar actief: “Ooit hadden we Piet Grijs, nu hebben we @Piet66123! Van pseudoniem naar anoniem. Van heteroniemenleger naar trollenleger. De lezer is ofwel de bondgenoot van de columnist, ofwel de kwelgeest. Ook dat dwingt de columnist tot een steeds eenvoudiger vorm. Hij moet zeggen waar het op staat…

De column is niet langer de speeltuin maar de clusterbom die uiteenspat in een menigte die elk splintertje verkettert of ophemelt als vehikel voor het eígen gelijk.”

Elsbeth Etty

Kwetsen als wapen

De tergende beledigingen van Brandt Corstius waren voor minister Elco Brinkman reden om de P.C. Hooftprijs aan HBC in 1984 te weigeren. Voor de Christendemocraten was de emmer overgelopen (zie fictieve toespraak van Brinkman). In 1987 kreeg HBC de prijs alsnog, de minister had geen stem meer.

Maar hoe zit het met provoceren en diepgaand kwetsen? Is de grens verschoven in de tijd van erkende kwetsers toen, zoals HBC, Theo van Gogh en Ischa Meijer naar columnisten en uitgaven vandaag als GeenStijl? HBC kon wekenlang één persoon voor nazi uitmaken, vocht eindeloze columnistenoorlogen uit zoals met ex-geliefde Renate Rubenstein en Theo van Gogh.

Weijts twijfelt over vroeger-was-alles-beter op het element kwetsen: “Misschien was het een halve eeuw geleden wel iets té vrijmoedig.” Waarop hij aan tafel biografe Elsbeth Etty en Grunberg uitnodigde om juist hierover te debatteren, terwijl hij Grunberg herinnerde aan zijn recente opstappen bij het blad Humo wegens een column van Herman Brusselmans. (Zie hier de  uitgebreide analyse).

Herzberg en Brusselmans

Echter, die laatste aansporing beviel Grunberg nu juist niet. “Ik ben blij dat we nu even Brusselmans achter ons laten”, zei hij in de loop van het debat letterlijk. Het zit hem dwars of hij heeft genoeg van de discussie, maar zei er dit over:

“De vrijheid van meningsuiting beschermt tegen vervolging door de staat. In die zin ben ik voor een heel brede opvatting ervan. Het gaat om het tolereren waar je eigenlijk heel erg tegen bent. Dje moet kunnen tolereren als je vreedzaam met elkaar wil samenleven. Die bereidheid en het vermogen tot tolereren zijn teruggedrongen. Als je dat doet dan ben je al snel morele relativist en ben je onverschillig, of laat je niet blijken dat je aan de goede kant staat…

Dat je de Holocaust-ontkenning strafbaar gaat stellen is eigenlijk een nederlaag. Je gaat uitingen willen corrigeren via de rechter, mensen straffen. Abel Herzberg, één van mijn grote voorbeelden, zei dat straf uitdelen altijd een nederlaag is, ook voor degene die die straf uitdeelt en dat is denk ik een heel wezenlijk inzicht.”

Hoe verhoudt de tolerantie van Grunberg zich dan tot het conflict over de column van Brusselmans? Grunberg: “Die vrijheid van meningsuiting betekent niet dat je het recht hebt om in elke krant gepubliceerd te worden of overal een podium te krijgen. Dit wordt nogal eens verward. In de Humo stond een stuk van Herman Brusselmans waarover ik een bepaalde mening had, en de manier waarop de hoofdredactie daarop reageerde was van dien aard dat ik al mijn respect voor de hoofdredactie had verloren. Als je dat als je geen respect meer hebt voor de hoofdredactie waarvoor je werkt en schrijft dan moet je niet voor dat blad schrijven.”

De vraag die vervolgens opspeelt: waarom gaven de hoofdredacties van Vrij Nederland, Haagse Post, Volkskrant etc. dan zo eenvoudig het podium aan Brandt Corstius. Precies die vraag stelde Elsbeth Etty ook, gevolgd door eigen verbazing:

“We klagen nu over al die internetscribenten dat daar nooit meer een filter tussen zit, zoals een hoofdredactie. Maar die hoofredacties van Vrij Nederland, Volkskrant en NRC Handelsblad lieten hem de meest al die schokkende dingen publiceren zoals vergelijkingen van politici met Nazi’s. Ik kan me voorstellen dat lezers die zich gekwetst voelden, meenden dat het één columnist is, en zich niet afvroegen of hoofdredacties daarachter staan.”

Grunberg: “Ik denk dat tegenwoordig een hoofdredacteur zijn grensoverschrijdingen zou tegenhouden.” Maar hoe zit het dan met Humo en de gewraakte column van Brusselmans, wel of niet tolereren? De hoofdredactie van Humo had wellicht, conform de wiebelende redenatie van Grunberg, hardop moeten uiten: “We vinden de column van Brusselmans afschuwelijk, maar willen niet censureren.”

Chantage en geldzucht

Hij benadrukt dat HBC een macht opbouwde. Hoofdredacteuren Rinus Ferdinandusse en Joop van Tijn noemden HBC (en Tamar of Renate Rubinstein) letterlijk hun stercolumnisten: “Die mogen alles, dus hij had een status gekregen waarbinnen hij zich alles kon permitteren en maakte daar naar hartenlust gebruik van, en dacht: “Ik zal kijken hoe ver ik ze kan krijgen”.

Etty vulde aan dat dit met grote vreze gepaard ging: “Ministers die ’s morgens van huis gehaald werden door hun chauffeur keken eerst met kloppend hart wat die Stoker nu weer in de Volkskrant over hen geschreven zou hebben. Politici waren bang voor hem, en voor de rest ook iedereen. Ze durfden er nooit iets van te zeggen want dachten: zo dadelijk pakt hij mij.”

Echter, premier Ruud Lubbers – die Brinkman steunde in zijn weigering van de P.C. Hooftprijs ! – schreef HBC wel een brief nadat deze hem met Hitler en Goebbels had vergeleken. Ook de premier kreeg snoeihard lik op stuk, met complimenten over het officiële briefpapier.

Grunberg: “Dit pleit voor Lubbers dat hij de literatuur serieus nam. Ik denk niet dat Mark Rutte wat er ook van hem gezegd zou worden in een column, ooit de pen ter hand zou nemen om daarop te reageren.”

De vrees zat er zo erg in, schrijft Etty in de biografie, dat HBC bij zijn ontslag bij Vrij Nederland in 2008 de uitgever chanteerde met de dreiging elders over VN nare dingen te gaan schrijven. Om dat af te kopen schreef de directeur van Weekbladpers een cheque van 10.000 euro uit. HBC verdiende graag goed geld. Qua omvang van productie en inkomen wedjvert Grunberg met hem,

Ischa Meijer en Theo van Gogh

Echter, literair kan HBC niet in de schaduw van Grunberg staan, vindt deze ook zelf. Grunberg stelde uitdagend dat zijn - door niemand begrepen, dus welllicht geniale - wis- en taalkundige proefschrift het ‘beste werk’ was van HBC – die hij drie jaar persoonlijk kende als schoonvader gedurende een relatie met Aaf Brandt Corstius.

Om eraan toe te voegen dat weinig werk van hem zal beklijven, evenzeer als van Theo van Gogh en Ischa Meijer. “Het waren bohemien-achtige publieke intellectuelen en in de manier waarop ze zich positioneerden en schreven… Voor de linkse cultuur-minded bourgeoisie waren die drie een soort iconen, bijna heilig, profeten en halfgoden voor sommigen Maar als je kritisch naar hun oeuvre kijkt, dan is mager.”

Grunberg vindt HBC lui met zijn toevlucht tot altijd weer columns: “De belangrijkste opdrachten aan zichzelf heeft hij niet heeft waargemaakt, zoals een roman over de mieren schrijven en een biografie van Multatuli.” HBC was, beaamt Elsbeth Etty, te gemakzuchtig.

Grunberg meent dat de aanhang voor HBC bij Vrij Nederland (“nu een levend lijk”) afkalfde. “Hij verliest zijn publiek, bijvoorbeeld met de grote polemiek met Theo van Gogh [“de eeuwige antisemiet”] zie je dat het niet meer werkt. Columnistiek wordt met dat soort schelpartijen ontmaskerd. Dus de betekenis van HBC, Theo van Gogh en Ischa Meijer is gebonden aan het tijdsgewricht.

Ettty is het oneens: “Ik kan niets literairs ontdekken aan Schimmelpenninck en bij Piet Grijs wel. Die had humor en hij wist steeds weer te verrassen en je op het verkeerde been te zetten.”

Etty kreeg bijval van Hanneke Groenteman, vanuit het publiek. Tegen Grunberg: “Brand Corstius, Ischa en Theo van Gogh hebben met een ander medium dan de heilige literatuur iets teweeggebracht. Ischa heeft zijn manier van benaderen verder gebracht dan alleen de tijd dat hij leefde. Theo van Gogh leerde dat je voor niks en niemand bang moet zijn, al heeft hij uiteindelijk ongelijk gekregen. Hadden we maar iemand die zo onverschrokken grensoverschrijdend was. Niet voor niets hebben ze alledrie een mooie biografie nagelaten waardoor generaties nog iets van hen meekrijgen.”

Grunberg bevestigt dat het trio in de tijdgeest van toen belangrijk was en dat de drie biografieën dit goed uitdrukken, maar dat ze geen niveau bereikten dat nog decennia tot de verbeelding zal spreken. “Misschien heb ik het vakmanschap van interviewen niet meegeteld bij het noemen van hun nalatenschap. Maar Theo van Gogh was eerst filmmaker en ik denk dat geen van zijn films zal overleven. Als ik de columns van Ischa vergelijk met die van Simon Carmiggelt, dan is van de laatste nog zoveel echt goed, leesbaar en geestig en literair op een enorm hoog niveau.”

Volgens Etty volstaat de belangrijke rol in hun eigen tijdsgewricht. Grunberg vindt van niet. “Je mag hopen dat je columns langer meegaan dan je broze lichaam. Wat de onverschrokkenheid van Theo van Gogh betreft weet ik niet of we veel mensen nodig hebben die het over geitenneukers hebben, maar daarover verschillen we [Hanneke Groenteman] van mening.”

Dan beklijft van HBC vooral de Opperlandse Taal- en Letterkunde, zijn geniale boek over spelen met de Nederlandse taal…

*) In dit debatverslag zijn geuite mondelinge citaten bijgewerkt voor een betere schriftelijke weergave. Foto’s zijn afkomstig uit de video-opname van De Balie.

**) *) Grote foto: Hugo Brandt Corstius bij de ontvangst van de  PC Hooftprijs 1987, foto Rob Croes voor Anefo - Nationaal Archief (cc)

Gepubliceerd

24 nov 2024
Netkwesties
Netkwesties is een webuitgave over internet, ict, media en samenleving met achtergrondartikelen, beschouwingen, columns en commentaren van een panel van deskundigen.
Colofon Nieuwsbrief RSS Feed Twitter

Nieuwsbrief ontvangen?

De Netkwesties nieuwsbrief bevat boeiende achtergrondartikelen, beschouwingen, columns en commentaren van een panel van deskundigen o.g.v. internet, ict, media en samenleving.

De nieuwsbrief is gratis. We gaan zorgvuldig met je gegevens om, we sturen nooit spam.

Abonneren Preview bekijken?

Netkwesties © 1999/2024. Alle rechten voorbehouden. Privacyverklaring

1
0