Familiekroniek over opa Jan Blom en zijn NSB-familie

Zetten Hans en Onno Blom de geschiedenis naar hun hand met boek en tv-serie?

Bieden de tv-serie ‘In de ban van goed en fout’, het boek Oorlogsduif en groot interview van Hans Blom en zoon Onno Blom, bekend historicus en biograaf/recensent, een getrouw beeld van het verleden van hun familie? Een volgende aflevering in de serie over beeldvorming versus realiteit.

Recent fietste Onno Blom voorbij een terras in Leiden waarop ik met familie de diploma-uitreiking van de jongste dochter vierde, op een schitterende zonnige middag in juli van het jaar 2024. Onno leek volkomen in gedachten verzonken. Ik vond hem kwetsbaar, zoals ik mensen steeds vaker bezie vanuit mededogen. En vader Hans is al 81 jaar; als student bezocht ik hem ooit thuis in Leiden rond 1983 met mijn scriptie over verzuiling. Moest ik onderstaand verhaal wel publiceren?

Jawel, het is de derde analyse inzake ‘framing’ en beeldvorming in de mediacratie, na de kwestie-Plasterk en de Joodsche Raad.

Samenvatting:

Dit is een (te) uitgebreide analyse van de beeldvorming over het oorlogsverleden van ‘opa’ Jan Blom (1908-1975) en het NSB-lidmaatschap van diens ouders, broers en zussen; door Jans zoon en historicus Hans, en kleinzoon en auteur Onno. Hun tv-serie bij BNNVara, boek Oorlogsduif en Volkskrant-interview in 2024 komen ruimschoots aanbod, plus uitingen van Hans Blom bij het aangaan van het directeurschap van Oorlogsdocumentatie (Niod/Riod) in 1996. Hij gaf toen een ‘tactisch’ interview aan Vrij Nederland met een weergave van beknopt onderzoek naar dat familieverleden met de NSB.

Het artikel fietst langs de consequenties van keuzes tussen waarheid versus schoonheid door Onno en vader, toonzetting en omgang met feiten. Uiteindelijk is dit een poging van de familie om een juist beeld te bieden nadat Hans Blom volgens zichzelf eerder heeft “gefaald” als historicus ten aanzien van zijn familiegeschiedenis. Het verhaal telt 9.200 woorden, bijna 40 pagina’s, te doen voor lezers van Oorlogsduif (ruim 500 bladzijden).

Zo komen achtereenvolgens aan bod

1. Inleiding: Goed en/of fout
2. Tv-serie ‘In de ban van goed en fout’
3. Map en Door Blom in de tv-serie
4. Cruciale tv-passage over Jans NSB-lidmaatschap
5. Het boek Oorlogsduif
6. Jan Blom, een echte verzetsstrijder?
7. Volkskrant-interview Blommen
8. Kistje en kritiek op Blom
9. Vrij Nederland helpt Blom
10. Conclusie: slimme beeldvorming

Appendix I: Biografie of autobiografie?
Appendix 2: Hans Blom ter discussie
Appendix 3: Prins Bernhard

De conclusie luidt dat de keuze van de ‘Blommen’ voor een verteltrant met verschillende media en invalshoeken een spanningsveld tussen realiteit en beeldvorming in de hand werkt, en dat deze spanning al in 1996 optrad met de ‘tactiek’ die Hans Blom koos om zijn benoeming als belangrijk directeur veilig te stellen en publieke kritiek te minimaliseren.

Dit tactisch optreden vormt een rode draad in houding en handelen van de verschillende generaties Blom.

Goed en/of fout

Dus dit stuk gaat over “goed en fout”, alleen al omdat zo de titel luidt van de tv-serie waarover ik het uitgebreid wil hebben. Het is een verhaal zoals over de Joodsche Raad en tv-serie De Joodse Raad, dus over de selectie en verwerking van feiten en de gevolgen voor de beeldvorming.

Daar begon mijn interesse: hoe construeren vader en zoon Blom bij ons de verbeelding over hun familie? Ze kiezen zelf de term “Goed en fout” en niet “Goed of fout”. Dat past bij het principe van Hans als wetenschapper, geuit in zijn oratie van 1983 onder de titel 'Tussen goed en fout: nieuwe gezichtspunten in de geschiedschrijving 1940-1945 '.

Hij verzette zich tegen het goed-fout-denken van de eerste generatie oorlogshistorici zoals Loe de Jong, directeur van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie (RIOD) en auteur van Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog; en in mindere mate geschiedschrijvers Abel Herzberg en Jacques Presser. In 1996 werd Blom zelf Riod-directeur.

Dit tekent de wetenschappelijke benadering van Hans Blom gedurende zijn hele loopbaan: morele oordelen zijn ondergeschikt in de geschiedschrijving, en zeker de veroordeling of een persoon moreel/ethisch goed of foutief handelde, laat staan een ‘goed of fout’ persoon is. Blom verwierp dat niet mordicus, want bijvoorbeeld de strafrechtspraak na de Tweede wereldoorlog inzake zijn NSB-familie als collaborateurs ziet hij als terechte vonnissen. Echter, het morele oordeel moet geen onderdeel, laat staan een uitgangspunt van geschiedschrijving vormen.

Toeval: vrijwel tegelijkertijd met de tv-serie zegt ex-cabaretier George Groot in een interview met de Volkskrant in mei 2024 “De belangrijkste ontdekking was dat ik mijn hele leven, als vanzelfsprekend, één tegenstelling had gehanteerd: goed en slecht. Een volstrekt onzinnige onderverdeling, bovendien zeer moralistisch. ‘Bewust’ en ‘onbewust’ is een veel betere tegenstelling.”

“De Volkskrant is er in de eerste plaats om het bewustzijn te vergroten, niet om meteen een moreel oordeel te vellen.”, schrijft hoofdredacteur Pieter Klok in het vervolg. Dat stelt hij notabene in een Volkskrant die bomvol staat met veroordelingen van ‘fout’ van de nieuwe rechtse regering in Nederland en haar Hoofdlijnenakkoord. Niet enkel de Volkskrant is volslagen blind voor haar eigen rol in deze mediacratie.

4-delige tv-serie

Tussen 30 april en 3 mei 2024 zond BNNVara op NPO2 de vier delen van de geschiedenisserie In de ban van goed en fout uit, geproduceerd door Medialane, onder regie van Richard den Dulk. De tv-serie is gebaseerd op het boek Oorlogsduif van biograaf (Jan Wolkers, Rembrandt, Mulisch), auteur en recensent Onno Blom (54). Het is de weerslag van vijf jaar onderzoek door Onno en zijn vader, historicus Hans Blom (81), naar de geschiedenis van hun familie voor, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog:

Hun (groot)vader Jan (1908-1975) was reserveofficier in het Nederlandse leger en sloot zich aan bij het verzet, terwijl zijn ouders en zeven zussen en broers allen langdurig en fanatiek lid van de NSB waren. Die geschiedenis bleef min of meer verborgen, ondanks dat Hans Blom de baas was van het Instituut voor Oorlogsdocumentatie (Riod, later Niod) van 1996-2007.

De kijkcijfers waren gezien het late tijdstip en het onderwerp behoorlijk, gestimuleerd door veel aandacht voor de Tweede Wereldoorlog in de week van 4 en 5 mei 2024:

  • 30 april: 400.000
  • 1 mei: 300.000
  • 2 mei: 400.000
  • 3 mei: 370.000

Bron: Nationaal Mediaonderzoek, verstrekt op verzoek

In de serie is Onno Blom de leidende verteller. Zijn vader is dienstbaar met archiefonderzoek en  commentaar. De afleveringen tonen, kortweg, het volgende:

1. Vóór de oorlog

Onno en Hans Blom vinden in het Nationaal Archief een groepsportret van het gezin-Blom in NSB-uniform. De (overgroot)ouders hadden een limonadefabriek in Den Haag. Bij het Niod ontdekken ze op NSB-inschrijflijsten dat ook Hans’ vader en Onno's opa Jan Blom lid was vanaf 1933, toen hij wetenschappelijk medewerker in Leiden was. Jan zegde na een jaar op omdat hij als ambtenaar geen NSB-lid mocht zijn. Hans Blom: “Mijn vader is in 1934 gered door de gong.” Familie bleef NSB-lid, fanatiek, ook toen het antisemitisme virulent werd.

2e aflevering: De bezetting

Opa Jan diende in het Nederlandse leger dat in mei 1940 tevergeefs de Duitse invasie probeert te stuiten. Jan sluit zich later in de oorlog aan bij het verzet en breekt met zijn familie. Er dreigt krijgsgevangenschap voor Nederlandse (reserve)officieren en Jan Blom vlucht in november 1944 naar Friesland voor aansluiting bij verzetsgroep De Duif met Nederlandse militairen. Die was onderdeel van de OD (Ordedienst).

3. Het verzet

Onno Blom reist naar Friesland om met (nabestaanden van) ooggetuigen te spreken over opa Jan Blom en De Duif, en boerderijen te bezoeken waar hij zat ondergedoken. Belangrijk is Philip Pander, de beste vriend van Jan Blom, die wordt opgepakt en geëxecuteerd. Onno leest brieven voor van zijn opa aan zijn oma die in Leiden bleef met de kinderen en wel de oorlogsellende onderging.

4. Na de oorlog

Blom staat aan de IJssel, waar opa Jan op 1 mei 1945 het lichaam van Pander moest identificeren. Vervolgens zien we Jan Blom op filmbeeld als vooraanstaand verzetsman de hand schudden van premier Gerbrandy net na de bevrijding.
Hans en Onno reizen met de oudtantes Map (100 jaar) en Door (97), voormalige NSB-leden, naar kamp Westerbork waar ze na de oorlog als ‘landverraders’ geïnterneerd zaten. Kern; ze hebben hun straf gehad. Maar naar het lot van de Joodse meesterknecht in de limonadefabriek van hun vader is nooit meer gevraagd. Hij stierf in de oorlog.

Map en Door Blom

De gesprekken met de tantes van Hans in deel 4 van de serie, aan het einde van de oorlog 19 en 23 jaar oud, vormen een intrigerend deel. De interviews zijn al in de herfst van 2021 opgenomen, gelukkig maar, want inmiddels zijn ze beiden overleden.

Hun geheugen speelt parten, 80 jaar na dato, versterkt door de verschillende houdingen ten opzichte van hun verleden: Door Blom stelt nuchter vast dat de familie fout zat en met 1,5 jaar strafkamp in Westerbork het verdiende loon kreeg; waarmee de zaak afgedaan is. De oudere Map uit nauwelijks spijt: ze wist immers niets van de wandaden van de nazi’s en had geen kwade intenties.

Onno neemt dat voor juist aan en stelt de vraag aan de tantes: “Als je het geweten had, had je dan andere keuzes gemaakt?”

Hans Blom zegt onomwonden, na het gesprek met de tantes: “Ik denk dat Map zich van de domme hield.” Hij zegt eveneens: “In feite is het bij hen pas veel later doorgedrongen.” Hij doelt op de kwaadaardige aard van de NSB. Dat klinkt vergoelijkend.

De Jood Bram Lens die ‘meesterknecht’ in de limonadefabriek van Blom was en vriend van de familie, stierf in Birkenau in augustus 1942 met zijn gezin. Naar hem is door de NSB-familie nooit meer geïnformeerd en Onno betoont zijn afschuw hierover.

Echter, was ook de door Onno bewonderde ‘goede’ opa Jan Blom, onverschillig om diens lot? De vraag komt ten onrechte niet aan de orde in de uitzending. Jan is immers de held van het verhaal. In een telefoongesprek dat ik met Hans Blom had op 26 juli 2024, bevestigt deze dat inderdaad ook vader Jan nimmer meer over Bram Lens heeft gesproken. Hoe ‘fout’ was dat?

Al in deel 1 van de serie komen de tantes van Hans Blom al naar voren. Ze zijn in de jaren 90 geïnterviewd door een historica die onderzoek deed naar vrouwen in de NSB. Hans Blom heeft de cassettes met de originele geluidsopnames opgespoord.

Map Blom vertelde op haar 13e NSB-lid te zijn gemaakt door haar ouders: “De tijd was natuurlijk in 1933 verschrikkelijk zeg maar. Toen heeft mijn vader op faillissement gestaan…En alle zaken gingen slecht, alles ging slecht. En toen begon het daar natuurlijk in Duitsland allemaal op te leven. En toen heeft hij dan gedacht, dat is mooi. Dat moeten we hier ook...”

Hans Blom: “Er zijn geen rekeningen en jaarverslagen van de fabriek. Maar we weten wel dat er zorgen waren. Ja, dat mijn grootvader ooit zijn vrouw had gezegd, dan kan ik Bram [Lens] niet meer betalen. Dat is wel een teken dat het absoluut slecht gaat.”

Onno: “Dat was eigenlijk degene op wie dat bedrijf draaide. En ja, dat betekende dus ook dat als ze hem moesten laten gaan... ...dat dat ook voor de bedrijfsvoering een enorme klap moet zijn geweest.”

Onno, over de NSB van Mussert: “Zijn beweging neemt het op voor de boeren en de arme burgers die woedend zijn over het doordraaien van voedsel en het falende politieke stelsel. De NSB beloofde, net als in Duitsland, sterke economische groei en Mussert raakte met zijn plannen de juiste snaar bij mijn familie. De tantes van mijn vader werden van jongs af aan in de geest van de beweging opgevoed.”

Map Blom: “Mijn moeder en mijn vader waren ook nogal sociaal ingesteld. En dan was er bijvoorbeeld ergens zo'n baby geboren en dan moesten we daar eten naartoe brengen… Het groepsbelang ging boven het persoonlijk belang. En het algemene belang boven het groepsbelang. Nou, dat sprak ons aan.”

Onno: “Dus dat vormde een enorme aantrekkingskracht, maar wat ik me niet zo had gerealiseerd, is dat het eigenlijk een heel sociaal gedreven idee was. Dus dat ze juist een heel sociaal gezin waren en om de anderen dachten, dat het helemaal niet een tegenbeweging was, maar iets positiefs. Iets om de anderen te helpen.”

Hans Blom bevestigt het florrisante beeld van de NSB en attractiviteit voor de familie Blom: “Het heet niets voor niets de Nationaal-Socialistische Beweging, niet Marxistisch, maar wel sociaal en opkomend voor de gewone man. Dat was een heel duidelijk sentiment.”…

Vervolgens zien we de viering in 2021 van de 100e verjaardag van Map die bloemen krijgt van de burgemeester. Onno: “Over de oorlog had hij het niet. Geen van de gasten wist dat mijn tante als jonge vrouw fanatiek lid was geweest van de NSB. Je merkte er niks van.”

Spannende episode: Jan Blom als NSB-lid

De eerste aflevering van de tv-serie toont een spannende confrontatie tussen vader Hans en zoon Onno over hun vader en opa, opgenomen in de archiefkelder van het Niod. Hans Blom heeft “bijzonder bewijs gevonden over mijn opa Jan”. Het blijkt de inschrijving te zijn bij de NSB in 1933, als eerste van de hele familie. Het is een cruciale scène waarop ik nog enkele malen zal terugkomen gezien vragen over geloofwaardigheid.

Onno betoont zich onaangenaam verrast: “Ik vind het toch wel wat. En dat komt omdat het verhaal dat ik mij altijd herinner is dat opa Jan…in het verzet is gegaan. Dat was als het ware de enige goeie in een foute familie. En nu blijkt dat hij wel degelijk, en daar vormt dit het bewijs van, dat hij wel degelijk de eerste was van die familie die ook tekende bij de NSB. Dus dan denk je, ja, je wil je eigen opa toch niet geassocieerd zien met die beweging…Dat is toch heftig.”

En dan stelt Onno de vraag: “Hoe kan het dat jij daar eigenlijk zelf nooit veel meer werk van hebt gemaakt? Dit is jouw vak, dit is het onderwerp waar jij zo ongeveer alles van weet. En toch heb je zelf als historicus nooit gedacht, daar moet ik eens induiken of daar moet ik dichtbij komen. ...of je houdt het op een zekere afstand. Zit dat in je, of is dat een kwestie van generatie? Want ook jouw vader sprak daar niet over met jou.”

Hans Blom: “Je kunt zeggen dat ik als historicus heb gefaald, dat vind ik ook wel. Dat heb ik ook vaak gezegd. Ik had met mijn vader natuurlijk veel uitvoeriger daarover moeten praten. En ik heb heel sterk de neiging om deze hele geschiedenis met mijn professionele afstandelijkheid te benaderen. Dus ik ben geïnteresseerd. Hoe zit het precies? Dat wil ik graag weten.

En dan geeft dit een schok van herkenning; in de bron, daar krijg ik hem. Dit is de echte bron. Ja, natuurlijk. Het is meer de historische sensatie dan dat ik schrik omdat mijn vader daar staat. Misschien is dat een psychische blokkade aan mijn kant. Dat is heel goed mogelijk.”

Onno: “Ja, nee, nee, nee. Maar ik merk aan jou nu dat je er toch een slagje anders in staat. Ja, ik blijf het fascinerend vinden. Jouw oratie luisterde naar de titel In de ban van goed en fout, vraagteken.”

Hans: “Ja, en dat ging over de geschiedschrijving, niet over mij.”

Onno: “Nee, maar het gaat ook over jou, want jij bent de zoon van iemand die zich, hier staat zijn naam, tot NSB voelde aangetrokken en de rest van zijn familie ging daarbij; en later ging hij [Jan] van die partij af en werd hij juist de vijand van de NSB. In de ban van goed en fout, en toch heb je nooit de behoefte gevoeld om het op jezelf te betrekken.”

Hans: “Dat kwam omdat die hele situatie voor mij als kind iets natuurlijks had. En juist omdat mijn ouders, die hebben dat slim gedaan. Die hebben me dat duidelijk gemaakt. Het was heel evident wat er mis was in hun ogen. En toch hadden we een hele prettige relatie met die familie. Ik ben niet opgevoed in de ban van goed en fout.”

Onno: “Heb jij nou een idee waarom opa Jan lid zal zijn geworden?”

Hans: “Ik zie hier een man van 25 die een loopbaan aan het ontwikkelen is, dat het sowieso moeilijk is in de jaren 30 om een functie te vinden. Daar zit een soort dreiging in op dat punt. Tegelijkertijd is die nationaal opgevoed, nationalistisch ook eventueel. Het gaat niet goed met Nederland. Ik weet dat mijn vader in een lustrumblaadje van zijn dispuut, heel klein, dan schrijft over de wereldomstandigheden die aanleiding geven tot groot pessimisme. Hij heeft grote zorg. Een harde en stevige aanpak is nu nodig. En wie weet zou die nieuwe beweging, die zich zo krachtig manifesteerde, iets teweegbrengen.”

Onno: “Ongelooflijk dat dus zelfs mijn opa Jan, de verzetsstrijder, net als de rest van de familie heeft geloofd in de mooie beloften van de NSB.”

De NSB-inschrijving van Jan Blom (dan 25 jaar) als eerste van de familie wordt gepresenteerd als een ontdekking. Maar de grote vraag: wist Hans Blom tot dit op camera vastgelegde moment werkelijk niet van die vroege NSB-sympathie van zijn vader? Deze kwestie vormt een rode draad van dit artikel. Aanpalend de vraag: heeft Hans dit voor zoon Onno verzwegen, of veinst deze wellicht eveneens onwetendheid?

Boek Oorlogsduif

Hans Blom is geen medeauteur van Oorlogsduif over deze familiegeschiedenis, dus Onno Blom kon naar eigen inzicht formuleren zonder last van de wetenschappelijke, historische vereisten die vader hanteert. Hans Blom was dienstbaar met onderzoek, letterlijk meldde hij zich bij archieven als “’de onderzoeksassistent van mijn zoon”.

Onno passeert de grenzen van de historiografische weergave waar nodig geacht. Oorlogsduif is een ‘familiekroniek’ waarin Onno zich met selectie van accenten, en vooral met formuleringen en woordkeuze een grote mate van vrijheid permitteert. Dat maakt het boek spannend, met het accent op het ‘goed’ zijn van ‘verzetsstrijder’ Jan Blom.

In de verantwoording schrijft Onno: “Oorlogsduif is geschreven onder ede van de waarheid en met een beroep op de verbeelding.” Dit kun je, voor de vuist weg, een ‘paradox’ noemen, maar voor mij is het een tegenstelling. Onno legt het zo uit: “Ik heb me bij de beschrijving van personen en gebeurtenissen zo strikt mogelijk gehouden aan de bronnen, maar draag zelf de verantwoordelijkheid voor de keuze, interpretatie en verbeelding van wat ik in die bronnen aantrof.”

Onno beschrijft veel originele bronnen die hij en vader Hans opdoken in openbare archieven, bijvoorbeeld de naoorlogse veroordelingen van de NSB-familie; familiearchieven zoals de 23 brieven van opa Jan Blom vanuit Friesland aan zijn vrouw Riet in Leiden en memoires van een tante en oma; en eerdere geschiedschrijving over oorlog en verzet alsmede radio-interviews met zijn oudtantes.

In zijn pogingen om de drijfveren van zijn NSB-familie te doorgronden volgt Onno de principes van vader Hans door niet veroordelend te zijn. Daarin past echter volgens mij niet de terugkerende begripvolle speculatie en fantasie door Onno Blom. Zoals over twee NSB-broers van zijn opa die zich in 1941 aanmelden bij de Waffen-SS, “even trouwhartig als leeghoofdig…Niet nadenken, daar blonken mijn oudooms Wim en Chris in uit”.

Net als in de tv-serie wordt in Oorlogsduif de sfeer geschapen van onbenul van de NSB-familie Blom, vanuit een onwetendheid, of zelfs sociale uitgangspunten van de NSB. Ze waren oprecht nationalistisch, hadden reden voor zorgen over de economie die hun limonadefabriek parten speelde. Veel indringende vragen naar het waarom blijven echter achterwege. Anderzijds doemt daardoor een parallel op met het huidige Nederlandse stemgedrag vanuit de verwachting dat radicale partijen ‘oplossingen van onze problemen’ zal brengen.

De bijzondere beoordeling van de familiekwestie door Onno Blom komt mede voort uit rapportages over de Blommen (zoals van Toezicht Politieke Delinquenten) met soms een “een opmerkelijk empathisch oordeel”, zo citeert Onno de archieven.

Zelfs na de oorlog bleven enkele Blommen evenwel overtuigd van hun juiste NSB-opvattingen, wat moeilijk terug te voeren is op onwetendheid en vaderlandsliefde. Oudtante Rie bevestigt dit in contacten na 1945 met de weduwe van de geëxecuteerde NSB-leider Mussert.

Verder vond iedere Blom na het uitzitten van detentie uiteindelijk werk nadat sommigen als ex-NSB’ers bij sollicitaties eerst zijn geweigerd. Dat moet maar aan de vergetelheid worden toegevoegd. Het verzwijgen begon, en met succes volgens Onno: “Niemand merkte ooit iets aan de familie Blom.” (In dit Google-tijdperk zou het ondenkbaar zijn, al is er ‘vergeetrecht’.) Jan Blom (‘kapitein’) krijgt in 1945 werk op het departement van Oorlog in Den Haag, en hoeft niet naar Nederlands-Indië als militair. Later wordt hij leraar Natuurkunde.

Onno permitteert zich de volgende conclusie (p. 497): “Paradoxaal genoeg was de belangrijkste reden voor mijn grootvader om zich bij De Duif aan te sluiten dezelfde geweest als die van de rest van de familie om de NSB trouw te blijven: vaderlandsliefde.”

Dat zijn twee nogal vergaande beweringen, waarop ik in de volgende paragraaf nader zal ingaan, en zal terugkomen in de conclusie.

Jan Blom, een echte verzetsstrijder?

Wat me gaandeweg aan Oorlogsduif irriteerde was de beschrijving van de avonturen van Jan Blom. De man was in ‘het verzet’. Dat is geen neutraal begrip, maar in het spectrum van ‘goed en fout’ staat dit voor ‘heel goed’. (Al is inmiddels duidelijk dat vele zogenaamde ‘verzetsmensen’ dit predicaat niet verdienen)

In Friesland krijgt Jan Blom de schuilnaam Pieter de Bruin. Wat deed hij eigenlijk als ‘verzetsstrijder’? Onno biedt tientallen pagina’s gedetailleerde beschrijvingen van het Friese optreden van De Duif, en over Jan Blom persoonlijk vanuit zijn brieven. Jan schrijft over heerlijke schaatstochten, goed eten en verhuizingen. Kennelijk kon Jan vrijelijk brieven versturen en ontvangen in Friesland zonder te worden opgemerkt, en zelfs telefoneren met vrouw Riet in Leiden.

Niets duidt erop dat de goede man in Friesland een ‘verzetsstrijder’ is, eerder het leven van een vluchteling leidt. (Hij kwam al twee maanden na Pander en andere officieren in Friesland, omdat berichten van De Duif hem niet bereikten.) Onno permitteert zich hier een ongefundeerde kwalificatie (p. 295): “Adjudant Blom bleef buiten de schijnwerpers, maar moet veel hebben gehoord en gezien. Hij was als een spin in het web, alle draden kwamen bij hem samen.”

Over de avonturen van Philip Pander in Friesland berichten de Blommen vurig in boek en tv-serie, maar ik vind het amateurisme opvallend. Zo gaat Pander op een nieuw onderduikadres, wetend dat er Duitsers in de buurt kunnen zijn, direct driftig op een typemachine aan het werk voor een krantje. Pander verraadt zichzelf en dus de familie die hem onderduik biedt, en lekt daarmee een uitgebreide adreslijst van De Duif naar de Duitsers; een onvergeeflijke blunder.

Jan Blom een verzetsstrijder, of zelfs verzetsheld? Eerder in Leiden nam hij deel aan verzet, vooral door communicatie via zijn thuistelefoon. Onno blijft in de groef van het spannende verhaal, maar als argeloze lezer stel ik vast: Jan Blom leidde het goede leven in Friesland, had daar genoeg te eten en heeft daar niet één verzetsdaad van enige betekenis gepleegd. Onno beschrijft vooral Jans beste vriend Philip Pander om diens daden op Jan Blom te laten afstralen. Zo ongeveer het ergste dat Jan Blom meemaakt is het identificeren van het lijk van Pander bij de IJssel. Al moet hij op afstand in Friesland ervaren dat vrouw en kinderen in Leiden flink moeten lijden.

Maar de humor is nooit ver weg: uitgerekend van de ‘verzetsheld’ Jan Blom is er filmbeeld na de oorlog; dat hij namens De Duif de hand schudt van (oorlogs)premier Pieter Gerbrandy die Leeuwarden bezoekt.

Never waste a good story, en dat is Oorlogsduif onmiskenbaar, maar jammerlijker is het ontbreken van distantie, nodig voor diepgang met kritische vragen en reflectie. Hoe zit het met de opvattingen over goed en fout in de hele familiegeschiedenis? Wat zijn de gronden van het onbenul en vaderlandsliefde van de NSB-familie en van de ‘goede Blommen’? Welke mentale lijnen zijn zichtbaar in de familiegeschiedenis?

Jammerlijk vind ik in ‘familiekroniek Oorlogsduif eveneens te weinig aandacht voor de neven en nichten van Hans Blom, immers de kinderen van NSB’ers. Werkelijk een halve eeuw gezwegen over de oorlog en nasleep? Hoe gaan ze er nu mee om? En wat hebben de achternichten en – neven van Onno Blom nog met het familieverleden? En wat hebben derden erover te zeggen?

Evenmin is er voor joden en de Shoah in Oorlogsduif voldoende aandacht. Antisemitisme is binnen de NSB nog geen gemeengoed als de familie Blom in 1933 lid wordt, maar spoedig wel. Hans en Onno Blom houden vol dat de drijfveer van hun familie “vaderlandsliefde” c.q. “nationalisme” was.

Eind 1942 wordt overgrootvader Johan Blom echter bewindvoerder voor de nazi’s over een afgenomen fabriek van een Joodse ondernemer. Wat zegt dat? Waarom diepen Hans en Onno Blom dit niet beter uit?

Wel, even weerzinwekkend als humoristisch: “Terwijl de portretten van Hitler en Mussolini tijdens de oorlog bij de Blommen in de Kepplerstraat [in Den Haag] aan de wand hingen, hing mijn grootvader na de bevrijding het portret van prins Bernard in de huiskamer van de Thorbeckestraat.” (zie Appendix 3 over onze Koninklijke held Bernhard)

Mijn oordelen over de inhoud van Oorlogsduif zijn kritisch, maar Onno Blom toont wederom uitstekend en onderhoudend te schrijven, wat resulteert in een goed boek. Al had een kritische eindredacteur geen kwaad gekund, om 200 pagina’s te schrappen (die kun je online toevoegen voor de liefhebber) en Onno te verzoeken om meer afstand te nemen om elementaire vragen te behandelen en minder te speculeren over zijn opa.

Volkskrant-interview Blommen

Onno Blom is gewaardeerd recensent van de Volkskrant en krijgt dus een uitgebreid interview, samen met Hans Blom, in Volkskrant Magazine van vrijdag 26 april 2024. De inhoud van de tv-serie komt niet aan de orde, wordt zelfs niet genoemd, het vraaggesprek betrof louter (promotie voor) Oorlogsduif. Interviewer Ellen de Visser daarover, desgevraagd: “Ik ben ervan uitgegaan dat de publiciteit over de serie zijn weg wel zou vinden.”

Hans Blom tegen Ellen de Visser van de Volkskrant: “Ook voor mijn eigen familie kan ik de analyse laten overheersen boven het makkelijke oordelen achteraf. Het boek is niet bedoeld om goed te praten of te veroordelen.”

Onno volgt dat: “Het is nooit mijn bedoeling geweest om mijn familieleden de maat te nemen, ik heb geprobeerd om hun intenties te begrijpen. Ik veroordeel ze niet, pleit ze ook niet vrij. Maar bij alle informatie die we hebben gevonden, schrijf ik wel op wat het met me doet. Je leest dat het me raakt en dat ik sommige beslissingen echt niet begrijp. Dat is het verschil met mijn vader, die ook bij dit persoonlijke verhaal op afstand blijft staan. Ik gebruik mijn verbeeldingskracht…Daar zou mijn vader zijn handen nooit aan branden.”

De titel van het artikel: “Graven in een zwart verleden: ‘Ik zie niet in waarom ik me zou moeten schamen’” Verklaard door Hans Blom: “Ook nu ik alles weet, zie ik niet in waarom ik me zou schamen, en ook niet waarom ik trots zou moeten zijn. Ik ben niet verantwoordelijk voor wat mijn familieleden hebben gedaan.”

Eens, maar hoe verhoud je je er dan toe? Vele open vragen blijven, enige argwaan was op z’n plaats geweest. Het vraaggesprek in de Volkskrant had kritischer kunnen zijn met kennis van de tv-serie en het Vrij Nederland-interview uit 1996. Zeker gezien de opmerking van Hans Blom over het aldoor negeren van zijn familiegeschiedenis: “Je kunt zeggen dat ik als historicus heb gefaald, dat vind ik ook wel.”

Bij zijn sollicitatie bij het Niod voelde Hans Blom aan dat hij het NSB-verleden van zijn familie niet kon verzwijgen: “Op mijn verzoek heeft een vertrouwde collega bij het Niod de naoorlogse strafdossiers van mijn familie onderzocht, ik kreeg een uittreksel. Ik heb de voorzitter van de sollicitatiecommissie geïnformeerd en daarna de minister; niemand vond dat dit een rol mocht spelen. Vervolgens heb ik het verhaal verteld aan een journalist van Vrij Nederland. Dat heeft heel goed gewerkt.”

Die twee belangrijke kwesties, nooit eerder de familiegeschiedenis uitgezocht, en het vraaggesprek met VN, komen in de volgende twee paragrafen aan de orde.

Kistje en kritiek op Blom

In elke tv-aflevering en in het Volkskrant-interview keert symbolisch een kistje terug in de werkkamer van Hans Blom in Leiden, met allerhande ‘relieken’ van Jan Blom uit de oorlog, zoals persoonsbewijzen. Dat kistje stond daar naar zeggen van vader en zoon Blom tientallen jaren onaangeroerd.

Ze hadden, beweren ze, nooit de aandrang om meer van te inhoud van dat kistje te willen weten. In een vraaggesprek met Theo de With van het Leidsch Dagblad zegt Onno Blom over Hans: “Hij had tijdens een lezing in Kamp Westerbork gezegd dat zijn familiegeschiedenis hem niet interesseerde, de details vond hij niet van belang. Toen ik meldde dat ik het ging uitzoeken en opschrijven, was hij in eerste instantie afhoudend.”

Het is moeilijk te geloven. Zoon Onno was erdoor gefascineerd, heeft hij zijn vader er niet eerder op aangesproken? Blom had genoeg redenen om te zwijgen, maar wil nu schoon schip maken, zelfs met de vergaande bekentenis “gefaald hebben als historicus”. Blom hield tijdens zijn loopbaan met succes de kwestie buiten de schijnwerper. Hij kreeg er geen gedoe over.

Centraal staat het NSB-lidmaatschap van ‘opa Jan’ dat in de tv-serie (zogenaamd) wordt ontdekt met de inschrijving in 1933, tot ontsteltenis van Onno Blom. Vader Blom vindt het historisch bewijs confronterend. In Oorlogsduif staat er dit over, aan het begin van hoofdstuk 4, “Een warm nest”: “Al sinds 1996, toen hij directeur van Oorlogsdocumentatie zou worden en de rol van onze familie in de oorlog snel is onderzocht, blijkt mijn vader te beschikken over een kopie uit het ledenregister van de Nationaal Socialistische Beweging. Daarop valt te lezen: J. Blom, Den Haag, Stamboeknummer 4063.”

Er waren wat twijfels of dit werkelijk (opa) Jan Blom was, en Onno schrijft: “Mijn vader twijfelt niet aan zijn vaders lidmaatschap, maar wel of deze Blom zijn vader was.” De zin deugt logischerwijs niet, kleurt het gehannes met het barre feit door Hans en Onno in de tv-serie, boek en VN-interview in 1996.

Dan gaat Oorlogsduif verder met ‘ondersteunend bewijs’: op een formulier dat hij 1945 moest invullen, schreef Jan Blom “3 maanden lid geweest van de NSB in 1932”. Hij was echter een jaar of langer lid in 1933 en 1934, zoals blijkt uit de inschrijvingslijst bij het Niod. Over deze ‘ontdekking’ wordt – anders dan in de tv-serie – niet dramatisch gedaan, noch schrijft Onno dat hij dit niet wist, anders dan wordt voorgesteld in de tv-serie.

Over het onjuist vermelden van het NSB-lidmaatschap door Jan Blom zegt zoon Hans: “Moet een vergissing zijn geweest…Maar wie weet speelde een neiging tot minimaliseren toch een rol”.

“Neiging tot minimaliseren” is voor mij een cruciale uitdrukking. Die valt in de categorie “heb ik geen actieve herinnering aan” van Mark Rutte. Het past naadloos in de verbeelding die Hans en Onno optuigen. Ze speculeren uitgebreid en vooral in positieve zin over de redenen van de NSB-sympathieën van Jan. En dat hij mogelijk afscheid nam van de NSB vanwege de zelfmoord van Paul Ehrenfest, de Joodse hoogleraar in Leiden. Oorlogsduif staat vol met even boeiende als ongegronde speculaties.

De “neiging tot minimaliseren” van de NSB-sympathie geldt niet enkel voor Jan Blom in 1945, maar tientallen jaren later ook voor Hans Blom. Nu komen we op het onderzoek naar het NSB-familieverleden door een ‘vertrouwd persoon’, dat Hans Blom bij zijn entree als Riod-directeur in 1996 liet doen. En waarvan hij, beweert Blom, louter een uittreksel wilde zien.

Vrij Nederland helpt Blom

Het vraaggesprek dat Hans Blom in 1996 gaf aan Vrij Nederland (VN) om openbaar te maken dat hij uit een NSB-familie stamt, is aanvankelijk onvindbaar. Wel staat online een vraaggesprek uit 1996 voor regionale kranten (afgedrukt in De Stem) waarin Blom kort vertelt over de NSB-familie. Zijn opa overleed aan dysenterie in Westerbork tijdens de naoorlogse internering van NSB’ers. Voor oma dreigde hetzelfde lot, maar Jan Blom nam haar uit het kamp in huis, ondanks dat ze in de oorlog braken. De familie kwam weer bij elkaar, en zweeg naar zeggen over het NSB-verleden, teneinde nieuwe tweespalt te voorkomen.

Noeste medewerking van de Koninklijke Bibliotheek biedt me het interview van VN met Blom van 6 juli 1996. Het is duidelijk dat interviewer Elma Verhey, een uitstekend journalist, en Blom het heel goed met elkaar konden vinden. Dat is cruciaal voor de tactiek van Blom. De belangrijke inhoudelijke passages, vier alinea’s:

…Hans Blom werd latere jaren wel geconfronteerd met een ‘fa­miliedrama', zoals hij dat noemt. Zijn grootvader, een middenstander, was een overtuigd lid van de NSB. Reden voor zijn va­der om in de oorlog met zijn ouders te bre­ken. Want als reserve-officier maakte die deel uit van groep De Duif, die later opging in de OD. Bloms vader was in het laatste oorlogsjaar adjudant van de commandant van de Binnenlandse Strijdkrachten in Friesland en na de bevrijding lid van de mi­litaire staf van prins Bernhard.

Blom heeft ‘de grootst mogelijke bewonde­ring' voor de morele beslissing van zijn vader zoals hij het ook bewondert dat zijn va­der, nadat diens vader in juni 1945 was overleden aan de gevolgen van dysenterie (hij was geïnterneerd in Westerbork) be­sloot zijn doodzieke en gehandicapte moeder (ook zij was daar opgesloten maar mocht vanwege  haar toestand en omdat er behalve het NSB-lidmaatschap geen an­dere beschuldigingen tegen haar liepen - vertrekken) een tijd in huis te nemen en te verzorgen Zijn grootmoeder heeft Hans Blom als kind dus wel gekend. Zij overleed midden jaren vijftig.

Toch gelooft hij niet (maar het blijft moeilijk vast te stellen hoe dat onbewust zit) dat die familiegeschiedenis zijn kijk op ‘goed en fout' heeft beïnvloed. Blom, zijn sigaar diep inhalerend 'Als ik intuïtief de lessen uit mijn jeugd had gevolgd, was ik zelf ook bij de traditionele indeling uitgekomen. Niet dat het thuis een populair thema was, mijn vader had sowieso het standpunt ‘de oorlog is voorbij, we gaan er nu weer een gewone samenleving van maken’. Maar hij heeft er nooit een misverstand over laten bestaan dat mijn grootvader fout was geweest. En niet een beetje fout, maar heel erg fout.'

Begrip was er nog voor het NSB-lid­maatschap in het begin van de jaren dertig - ook de vader van Hans Blom voelde zich toen aangesproken door de nationalistische ideeën van de partij - maar niet meer nadat, midden jaren dertig, vooral het antisemiti­sche karakter van de NSB duidelijk werd. Hans Blom: ‘Mijn vader vond het ver­schrikkelijk dat hij zijn vader er niet van had kunnen overtuigen dat hij met de partij moest breken. Diens dood in Westerbork vond hij natuurlijk naar, vooral dat hij hem niet meer had kunnen spreken. Maar hij zag het toch in de eerste plaats als de con­sequentie van die foute keuze.’

Einde VN-citaat. Blom is niet van goed/fout oordelen maar snapt dat hij, gezien zijn toekomstige publieke imago, zijn opa als “heel erg fout” moet bestempelen. Hij zet dat af tegen “de grootst mogelijke bewondering” voor zijn vader. De zeven ooms en tantes in de NSB komen niet ter sprake, zijn moeder gaat in het VN-vraaggesprek eveneens ‘vrijuit’. Blom heeft de feiten nauwgezet afgestemd op de gewenste beeldvorming, en ieder kan daar het zijne van vinden.

“Dat heeft heel goed gewerkt”, liet Hans Blom zich in het Volkskrant ontvallen over zijn ‘tactiek’ van het persoonlijke onderzoekje en het VN-interview. Wie dat onderzoek uitvoerde, weigert hij te zeggen. Er zitten enkele opvallende formuleringen in deze tactiek die we, in Bloms eigen woorden over de naoorlogse melding van zijn vader over zijn verleden als ‘minimaliseren’ kunnen bestempelen.

Zo stelt hij dat vader Jan aanvankelijk werd “aangesproken door de nationalistische ideeën” van de NSB, maar hij verzwijgt het NSB-lidmaatschap. Ondanks mitsen en maren staat in Oorlogsduif onomwonden dat Hans Blom dat toen al wist, wat ook volkomen plausibel is. Dat is heus geen dertig jaar lang (1945-1975) verzwegen.

 Ten tweede geeft Hans Blom aan dat zijn vader “vooral het antisemiti­sche karakter van de NSB” als reden had om afstand van de NSB te nemen. Daar is geen enkel bewijs voor. Blom wist dat voor Vrij Nederland, redactie en lezerspubliek antisemitisme voor de beeldvorming een welkom onderwerp was.

In Oorlogsduif stelt Hans Blom dat hij het NSB-verleden van zijn familie verzweeg bij de sollicitatie, maar pas bij zijn voordracht als directeur kenbaar maakte bij de benoemingscommissie en minister Jo Ritzen van Onderwijs en Wetenschappen. Blom laat optekenen:

“De zoon van een foute vader had vast geen directeur van Oorlogsdocumentatie mogen worden.” Dus hij had alle reden om dat lidmaatschap van vader te verzwijgen. Nu was Jan Blom met één jaar NSB-lidmaatschap in de vroege fase nog niet fout, maar zoals Blom zelf stelt: “gered door de gong” van het ambtenarenverbod voor NSB-lidmaatschap waardoor hij in 1934 opzegde.

Elma Verhey van Vrij Nederland vond Blom ‘jongensachtig’, sympathiek en stijlvol met zijn ‘elegante hoed’ maar liet in het vraaggesprek steken vallen. De partner van Verhey was David Barnouw, de invloedrijke voorlichter en onderzoeker van het Riod destijds. Werd de p.r. door en voor Hans Blom georkestreerd via Barnouw en Verheij?

Een telefonische check bij Barnouw: hij ontkent de persoon te zijn geweest die het onderzoek naar het NSB-verleden van de Blom-familie in 1996 (mede) uitvoerde op verzoek van Blom. En pas een jaar later kreeg hij een relatie met Verheij, zegt Barnouw. “Ik ben niet betrokken geweest bij het interview”, zegt hij ook En het Niod stelt desgevraagd dat het geen archief heeft van de sollicitatie door Blom want die verliep via het ministerie van Onderwijs en Wetenschap. Dat tast in het duister.

Met dit vraaggesprek in VN voorkwam Blom als Riod/Niod-directeur mogelijke latere verwijten en ophef als de NSB-familiebanden zouden uitkomen. Ook nader journalistiek onderzoek kwam er nooit. Anderzijds heeft Blom een juist argument: je bent niet verantwoordelijk voor de daden van je (voor)ouders. Echter, ze hangen wel samen met je houding en instelling, waarover meer in de conclusie.

Ik spring nu naar de conclusie. Drie paragrafen uit het verhaal staan daaronder als aparte verklarende stukken:
Appendix I: Biografie of autobiografie?
Appendix 2: Hans Blom ter discussie
Appendix 3: Prins Bernhard

Conclusie: slimme beeldvorming

De vraag boven dit verhaal luidt: zetten Hans en Onno Blom de geschiedenis naar hun hand met boek en tv-serie? Bedoel ik hier ‘geschiedvervalsing’? Nee, dat is het moedwillig aanbrengen van onwaarheden in de geschiedschrijving.

Nee, ik doel eerder op bijvoorbeeld ‘groenwassen’ zoals bedrijven (en individuen) doen: ze zetten de beeldvorming – veelal als onderdeel van de mediacratie – naar hun hand teneinde oordelen over gebeurtenissen of personen te veranderen; zoals ik beeldvorming inzake Plasterk door NRC (en VVD) en de Joodsche Raad beschreef. Het gaat eerder om ‘framing’ dan om desinformatie.

Aan ‘beeldvorming’ doen we dagelijks allemaal: we verfraaien (of juist verergeren) onze ervaringen al bij de opslag in het eigen geheugen. En doen er nog een schepje bovenop als we anderen vertellen over onze nobele daden en houding; voor het beeld van onze goede inborst; of juist vanuit slachofferitus, een groeiend genre in veel bladen en op tv. Hoever mag je hierin gaan?

Met de tv-serie, de ‘familiekroniek’ Oorlogsduif en het grote vraaggesprek in de Volkskrant kreeg de familie Blom va banque om de eigen familiegeschiedenis weer te geven. Weliswaar is dit alles niet autobiografisch, maar de distantie tot het onderwerp is te gering om over ‘biografie’ vanuit ‘waarheidsvinding’ te spreken. Immers, het imago van de eigen familie is in het geding, en een nauwe emotionele en gevoelsmatige betrokkenheid. Lees over de geloofwaardigheid van autobiografie in appendix 1.

Dat geldt zeker voor Hans Blom als belangrijk Nederlands historicus. Voor hem staat behalve de beeldvorming van de familie zijn reputatie als wetenschapper op het spel. Hij doet in 2024 een schuldbekentenis op camera, dat hij in deze familiezaak “heeft gefaald als historicus”. Verder laat hij het initiatief voor de vertelling in serie, boek en krant bij Onno Blom die meer op afstand staat en een eigen, geromantiseerd verhaal kan maken.

Ik vond een aankondiging van Oorlogsduif een jaar voor verschijnen, met een beloofde omvang van 320 pagina’s. (Het werden 530 pagina’s, met een ander omslag). Deze aankondiging trof mij: “Door de messcherpe stijl en grote vertelkracht leest Oorlogsduif als een spannende en ontroerende roman. ‘Voor mij is het goed als het waar is,’ zegt Onno’s vader tegen hem, ‘voor jou is het waar als het mooi is.’”

De ‘waarheid = schoonheid’ staat op de achterflap van het definitieve boek en past exact in het verhaal dat ik wil vertellen. De verbeelding die Onno Blom zich permitteert kun je niet scherper weergeven, een eerlijke ontboezeming van vader Hans de historicus: waarheidsvinding is niet het belangrijkste doel. Of sterker: dit is geen volkomen geloofwaardige geschiedenis. Hij is geen medeauteur.

Onno Blom verkiest een spannende vertelstijl, met al expliciet geuite sympathie voor zijn opa aan het begin van het boek, die eveneens blijkt uit de toon van vertellen over ‘opa Jan’ in de tv-serie. Zowel in deze serie als boek toont Onno soms zijn morele verontwaardiging over NSB-keuzes in de vorm van (onbeantwoorde) vragen, maar die krijgt niet de overhand.  

Hans Blom leidde veertig jaar geleden een nieuwe periode in van geschiedschrijving over de oorlog: een pleidooi voor een paradigmaverschuiving van ‘goed òf fout’ (collaboratie of verzet) naar onderzoek gericht op oorzaken en gevolgen zonder schuldvraag en veroordeling in een vroeg stadium; met in het eindoordeel ruimte voor vele grijstinten.

Daar heeft hij, vind ik, de geschiedschrijving een goede dienst mee bewezen, al was hij zeker niet de enige die dit bepleitte. Het gevaar is anderzijds te veel relativisme. Mensen maken bewuste keuzes tussen goed en kwaad, tussen moed en lafheid. Je dreigt al relativerend te eindigen met de “de vrije wil bestaat niet”, en dat maakt alle veroordelingen van laakbaar gedrag lastig.

Hans Blom vindt zelf dat zijn scherpe pleidooi tegen geschiedschrijving in termen van goed en fout niet is beïnvloed door de keuze voor de NSB door zijn familie. Hij ontkent een bewuste keuze, maar mist een punt. Een mens, ook historicus, is een product van ‘nature and nurture’ (genen en opvoeding) plus sociale omgeving. Van daaruit maak je keuzes. Die factoren bepalen de keuze van de familie Blom voor de NSB, evenzeer als de keuzes van Hans Blom als historicus en van Onno als verteller. Deze introspectie vind ik onontbeerlijk: waar sta je ten opzichte van je objecten van onderzoek? Hoe kom ik tot benaderingen, selectie en ordening van feiten als oorzaken en gevolgen?

Zelfs uitgaande van ‘kroniek’ als gekleurde geschiedschrijving over de familie Blom schiet ‘Oorlogsduif’ te kort. De (vermeende) ‘avonturen’ van Jan Blom en speculaties hebben de overhand en de analytische diepgang schiet tekort.

Even curieus als knap is de vinding van Onno dat zowel NSB-familie als opa Jan handelde vanuit dezelfde houding: ‘vaderlandsliefde’. Zou je niet moeten zeggen ‘opportunisme’ of ‘eigenbelang’? Dit verdient een betere argumentatie en reflectie en dat kun je niet overlaten aan de familie Blom zelf. Zoals Hans ongetwijfeld weet. Hij relativeerde zelf als historicus het heldendom van het ‘het verzet’ als logisch uitvloeisel van zijn pleidooi in 1983. “De grootst mogelijke bewondering” voor vader Jan komt niet van de neutrale historicus maar van de zoon Hans Blom.

Dit is geen veroordeling. In die zin volg ik Hans Blom dat in geschiedschrijving de nadruk op schuld niet werkt. Echter, dit is de familie Blom, opportunistisch zoals heel veel mensen. Ik geloof niet in bewuste kwaadaardige vertekening van het eigen beeld door Hans en Onno Blom anno 2024, maar evenmin dat hun familiegeschiedenis zo objectief mogelijk over het voetlicht komt.

Echter, volgens mij ging Hans Blom bij zijn sollicitatie bij het belangrijkste geschiedenisinstituut Riod (Niod) en interview over de familie in Vrij Nederland een kritische grens over. Hij verzwijgt het NSB-lidmaatschap van zijn vader. Hans Blom was in 1996 aan het koorddansen met zijn Riod-sollicitatie en interview. En hij haalt de overkant.

Anno 2024 dragen Oorlogsduif en de tv-serie ‘In de ban van goed en fout’ bij aan de gunstige beeldvorming van de familie Hans/Onno Blom. Hans beaamt dat met: “Voor Onno is het waar als het mooi is”. Het is een schitterende karakterisering, net als de keuze voor Oorlogsduif’ als titel. Hoe dan ook, geschiedkundig goed en fout, kun je stellen.

In de tv-serie doen Hans en Onno het voorkomen alsof in de NSB-inschrijving die ze vinden in het Niod-archief waar Blom ruim elf jaar werkte, een nieuwe vondst is. Ik citeerde de tekst. Hans Blom noemt afstand nemen van antisemitisme als oorzaak dat vader Jan afdreef van het NSB-gedachtengoed. Verder blijven Hans en Onno ver nagenoeg weg van antisemitisme van hun familie die een Joods bedrijf overneemt. De NSB-sympathie was dertien jaar lang (en ook na de oorlog nog) gebaseerd is op economische rampspoed en het o zo sociale karakter van de familie en NSB.

Een aardige parallel: Jan Blom zegde in 1934 zijn NSB-lidmaatschap om zijn (kans op) werk niet te verliezen. Hans Blom wilde in 1996 heel graag de topbaan bij het Riod - en publiek niet in lastig vaarwater komen. “Gered door de gong”, zegt Hans Blom over het afgedwongen opzeggen van het NSB-lidmaatschap door zijn vader. Geldt dat voor Hans Blom evenzeer voor zijn directeurschap van het Riod? Hij zei immers zelf: een directeur met een NSB-vader kon niet.

Is dit stuk van mij een “frontale aanval op mijn integriteit”, zoals Hans Blom dat in wederhoor zegt te ervaren? Hij wist niet van het lidmaatschap bij zijn sollicitatie, stelt hij met het overleggen van aantekeningen. Waarvan akte. In Oorlogsduif staat dat Hans Blom wel wist van het NSB-lidmaatschap van vader Jan. Dit is volgens mij juist. Hoe dan ook is de verbazing in de tv-serie over dat lidmaatschap geveinsd, en laat vragen open. Natuurlijk moet je voor televisie dramatiseren, maar dit punt is zo cruciaal voor de beeldvorming dat voor mij de historische waarheid ernstig geweld wordt aangedaan.

De gekozen constructie en etiketten voor Oorlogsduif van Hans en Onno, met ‘waarheid’ versus ‘schoonheid’, spreken letterlijk boekdelen qua beeldvorming. Om nog niet te spreken voor de term ‘tactiek’ in omgang met de feiten bij de sollicitatie in 1996 zoals Blom dat notabene zelf noemt. Dat staat op gespannen voet met wetenschap. Bovenal stelt hij zelf te hebben “gefaald als historicus” in deze kwestie.

“Ik vind het een prachtig boek, dat ik zelf niet zo zou hebben kunnen schrijven.”, zegt Hans Blom over Oorlogsduif in ons telefoongesprek. Dit is echter meer autobiografie – selectief opdissen en kleuren - dan biografie – zo objectief mogelijk. Zie ook de appendix I.

Er speelt iets anders, dat wellicht zwaarder weegt dan de vraag of beeldvorming ten kost gaat van integriteit en waarheidsvinding.  Ik zie diepe liefde door de generaties heen: Jan Blom vergeeft zijn ouders, broers en zussen hun NSB-lidmaatschap; wetenschapper Hans Blom mijdt met ‘professionele afstand’ een hard oordeel over de familiekeuzes; en Onno schrijft een goed verhaal dat zijn vader behaagt.

De toon van gesprekken in de tv-serie heeft voor de goede verstaander een aangename onuitgesproken genegenheid, hoe onbeholpen soms ook. Dat kun je ‘goed’ noemen, want je ziet al genoeg ruzie en verraad in families…

Zeg het maar, goed en fout?

Appendix I: Biografie of autobiografie?

Een biografie moet doorgaans aan wetenschappelijke standaarden voldoen als deze als dissertatie wordt opgevoerd, of tenminste het predicaat serieuze geschiedschrijving wil krijgen. Daarentegen is de autobiografie – je eigen levensverhaal schrijven - nooit wetenschap, nooit een proefschrift.

Bernard-biograaf Dik van der Meulen zegt desgevraagd, in het algemeen: “Vorige week verscheen van mijn hand een natuurdagboek - Het Buurtbos - en bij de redactie ervan heb ik uiteraard geen bewuste onwaarheden ingevoerd, maar alleen al de selectie van wat me wel en niet interessant voor anderen leek, maakt zo'n boek tot een bron die je moet wantrouwen. En dat geldt denk ik voor alle autobiografische boeken.”

Zo benadert hij de autobiografie als bron voor de biografie: “Om autobiografisch werk als bron kun je niet heen, maar waar mogelijk moet je alles wel checken. Dat geldt uiteraard ook voor bijvoorbeeld interviews, maar bij autobiografische boeken heb je vaak ook nog het probleem dat ze op herinneringen gestoeld zijn, en het geheugen is feilbaar.”

Wat harder is Hans Renders van de Rijksuniversiteit Groningen en afzwaaiende baas van het Biografie Instituut. Hij schrijft met Nigel Hamilton in ‘Het ABC van de moderne Biografie’ onder ‘M van Memoires of Autobiografie’:

“Memoir is het stoute jongetje (of meisje) van de moderne literatuur: een specimen uitgevonden in de late twintigste eeuw in tien delen: vier delen entertainment, vier delen narcisme en twee delen zelfhulp. Het heeft niets met biografie te maken. Het kan niet worden geciteerd door biografen, omdat het niet controleerbaar is”. In een interview met De Nieuwe Wereld benadrukt Renders dit onderscheid.

Onno Blom noemt zijn boek, handig en terecht, een ‘familiekroniek’. Hans Blom, gerenommeerd historicus laat de geschiedschrijving over aan zoon Onno omdat die niet te wetenschappelijk te werk gaat, meer als romancier die een goed leesbaar verhaal weet te maken. Onno is gelauwerd biograaf van Jan Wolkers, schreef boeken over Harry Mulisch en Rembrandt, en verwerkt feiten tot een goed verhaal.

Oorlogsduif en de daarop gebaseerde tv-serie vormen geen autobiografie, maar gezien het gebrek aan distantie evenmin een wetenschappelijk (of zelfs journalistiek) te verantwoorden biografie. Sowieso speelt in deze tijd van zwaarwegende identiteit een facet als positionaliteit: hoe verhoud je je als persoon tot je onderwerp?

In een vraaggesprek vertelde Beatrice de Graaf mij daarover: “Al je eigen ervaringen kleuren je waarneming, altijd. Zoals de Duitse historicus Reinhart Koselleck, zo mooi zegt, vormen die je ‘verstaansachtergrond’ en een ‘verwachtingshorizon’; je gevoel en verwachtingen.

Jouw heden is medebepalend voor je beschouwing van een tijdperk. Wetenschappers moeten nu vaak hun eigen ‘positionality’ benoemen…ik ben vrouw, wit, christen, heb een rijke, geprivilegieerde achtergrond en zelf nog nooit gevochten. Ook formeel, wij weten wat televisie en internet zijn. Dus je moet je ten alle tijden daarvan bewust zijn, en daarbij stilstaan. Dan kun je je vooroordelen traceren.”

Hans Blom is de zoon van onderwerp Jan Blom, Onno de kleinzoon, die behalve zijn opa zijn oude vader respecteert. En Hans heeft al toegegeven inzake de benadering van zijn familiegeschiedenis als historicus ‘gefaald’ te hebben. Ofschoon, als je distantie vereist, had niet hijzelf maar een andere onderzoeker de familie-Blom moeten onderzoeken. Heeft iemand daar na ruim 500 pagina’s Oorlogsduif nog trek in? Voorlopig blijft het bij dit artikel.

Appendix 2: Hans Blom ter discussie

Hans Blom kreeg rond 1985 forse kritiek op zijn kritiek pleidooi voor goed-of-fout geschiedschrijving over de oorlog, zoals in het polemische werk ‘Blommeldingen’ van Propria Cures-schrijver Adriaan Venema. Hij had veel over de oorlog onderzocht vanuit harde goed-of-fout-duiding, door historici bekritiseerd. Het is een eenzijdig en dus verre van objectief schotschrift dat Van Blom geen spaan heel laat. Dat was nog vóór het NSB-verleden bekend werd, anders waren de rapen nog gaarder geserveerd door Venema.

Serieuzer was de inhoudelijke kritiek op Blom op zijn standpunten in zijn genoemde oratie, door – de toen nog jonge, in 1985 - eminente historicus Bob de Graaff. Hij vond de oproep tot afsluiting van de politiek-morele geschiedschrijving, vanuit het perspectief van collaboratie versus verzet, onjuist. Het is een scherp betoog tegen Bloms pleidooi, goed leesbaar, inhoudelijk juist maar te veel om hierover uit te weiden. Een vileine zin: minder goed of fout beoordelen komt Blom “waarschijnlijk niet slecht uit”.

“Aldus worden collaboratie en verzet namelijk al spoedig gedegradeerd tot het niveau van ‘iedereen was wel een beetje goed of een beetje fout’ of het niveau van het veredelde jongensboek, hetgeen in beide gevallen niet terecht is en tekortdoet aan het unieke karakter van de bezettingstijd.”

Er klinkt in mijn oren een link naar Oorlogsduif van 40 jaar (!) later, maar dat is natuurlijk veel meer dan een “veredeld jongensboek”, al kan de kritiek van De Graaff er wellicht deels op toegepast worden. Hij zegt, desgevraagd, Oorlogsduif nog niet gelezen te hebben.

Blom diende De Graaff destijds van repliek dat diens kritiek “een grote vergissing is en herhaaldelijk gebaseerd op verkeerd lezen, verkeerd interpreteren en uit het verband citeren”. De Graaf kwam met een harde dupliek over de volgens hem “verblommende” stijl van argumenteren die Hans Blom eigen is, terwijl hij “slechts attaqueert en retireert met behulp van citatengoochelarij”.

Nog meer kritiek op Hans Blom in het boek Het Instituut (2019) van Gerard Aalders, oorlogsonderzoeker van het Niod (1996-2010), met als ondertitel: “Het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie als speelbal van het Koningshuis en Den Haag”. Aalders en Blom botsten over werkwijzen, commissies, belangenverstrengeling en over publiciteit van Aalders. Blom wil als bestuurder met ‘Den Haag’ (inclusief Koningshuis) op goede voet blijven verkeren. Aalders noemt Blom steeds ‘De Directeur’ en meent: “Hij luisterde gewoon slecht en hij was het liefst zelf aan het woord.” Blom, op zijn beurt, vindt Aalders “onhandelbaar en onbetrouwbaar”.

Eenzelfde soort aanvaring had Blom met historicus Hermann von der Dunk die hij vanwege diens publiciteit “de Theo Koomen van de Nederlandse geschiedenis” noemde. (Koomen was de populairste sportverslaggever vanwege zijn enthousiasme en fantasie). ‘Dat keffertje’ Blom deed hem niets, riposteerde Von der Dunk.

Appendix 3: Prins Bernhard

Aalders vertelt me de tv-serie niet te willen kijken noch Oorlogsduif te lezen, zo diep zit de emotionele aversie jegens Blom. Andere historici die ik spreek en liever anoniem blijven, waarderen Hans Blom vanwege zijn terechte nadruk op minder ‘goed of fout’ geschiedschrijving. Echter, ze rekenen hem niet tot de beste onderzoekers, vanwege gebrek aan wetenschappelijke nieuwsgierigheid en inzet. Hij lag goed bij bestuurders en ambtenaren, noodzakelijk voor een directeur. Blom verbureaucratiseerde het Niod volgens Aalders.

We moeten het qua ‘Historikerstreit’ kort hebben over prins Bernhard, voor wie Jan Blom na de oorlog werkte en die hij zeer waardeerde. In oktober 2023 kwam via een boek Bernhards lidmaatschapskaart van nazi-partij NSDAP naar buiten. Ophef alom, maar al in 1996 vond Aalders tijdens Niod-onderzoek in Washington hiervoor sluitend bewijs, met enorme heisa tot gevolg tussen onderzoekers, Riod-chefs en politiek, tot aan premier Wim Kok toe. Waardoor twijfel en ontkenningen van het NSDAP-lidmaatschap door Bernhard onterecht ruimte kregen.

In 2011 kwam Annejet van der Zijl met haar proefschrift en boek 'Bernhard. Een verborgen geschiedenis' nog eens met de onderbouwde bewijzen van vroege Nazisympathieën waaronder het NDSAP-lidmaatschap. 

Pieter Broertjes en Jan Tromp publiceerden in 2004 in hun Volkskrant interviews met Bernhard – na diens dood - waarin hij het NSDAP-lidmaatschap onweersproken ontkende “met de hand op de Bijbel”. Jan Tromp zei in 2023 tegen zijn eigen Volkskrant: “Wat raakt mij het nou dat hij tegen ons heeft gelogen?”

Dat gebrek aan reflectie dat journalistiek kenmerkt betoont Tromp wederom in een voortreffelijke aflevering van Argos Medialogica van Human van juni 2024, maar komt daar nu niet mee weg. Aalders krijgt alsnog zijn definitieve gelijk. De episode Annejet van der Zijl/2010 is helaas vergeten door Medialogica, dat wel aandacht schenkt aan de volgende Bernhard-biograaf, Dik van der Meulen. Die moet nog publiceren en komt met nieuwe onthullingen.

Hans Blom was promotor van Van der Zijl. Volgens Aalders heeft Blom al in 1995/96 zijn onthulling over Bernhards NSDAP-lidmaatschap nimmer ontkend of gebagatelliseerd, ook niet om ‘Den Haag’ een plezier te doen. Van der Zijl erkende de primeur van Aalders, maar op zijn beurt was Aalders voornamelijk negatief over het gebrekkig wetenschappelijk gehalte van haar proefschrift.

Dit uitstapje naar Nederlandse ‘Historikerstreit’ vind ik noodzakelijk voor de goed/fout benaderingen, net als de duiding van Oorlogsduif en de tv-serie inzake waarheidsvinding.

*) Foto's: MediaLane / BNNVARA
Onder meer Onno en Hans Blom met (oud)tantes Map en Door

Zetten Hans en Onno Blom de geschiedenis naar hun hand met boek en tv-serie?

Gepubliceerd

11 aug 2024
Netkwesties
Netkwesties is een webuitgave over internet, ict, media en samenleving met achtergrondartikelen, beschouwingen, columns en commentaren van een panel van deskundigen.
Colofon Nieuwsbrief RSS Feed Twitter

Nieuwsbrief ontvangen?

De Netkwesties nieuwsbrief bevat boeiende achtergrondartikelen, beschouwingen, columns en commentaren van een panel van deskundigen o.g.v. internet, ict, media en samenleving.

De nieuwsbrief is gratis. We gaan zorgvuldig met je gegevens om, we sturen nooit spam.

Abonneren Preview bekijken?

Netkwesties © 1999/2024. Alle rechten voorbehouden. Privacyverklaring

1
0