De Tegenlicht-documentaire Wiki's Waarheid op maandag 7 april 2008 betrof de volgende vraag: levert de participatie van - in principe - iedereen aan Wikipedia een betrouwbare en gezaghebbende encyclopedie op? Opvallend was vooral de felle controverse: je bent vóór- of tegenstander.
Ondergetekende is kritisch over de wijsheid die de web 2.0 (publicatie en participatie van iedereen) worden toegedicht: Wisdom of the Crowds is een betrekkelijke begrip. Er is te veel aan uiting, te amorf. Maar juist concurrentie en selectie aan de poort kunnen helpen bij het scheiden van kaf en koren. Wikipedia komt in de goede richting. Ik verwijs er vaak naar, ondanks de wetenschap dat er veel mis kan zijn met beschrijvingen van vooral controversiële onderwerpen en personen.
Of zoals 'bedenker' van de term web 2.0 Tim O'Reilly het uitdrukt in de documentaire: de op de schalen van betrouwbaarheid en gezag op internet zit Wikipedia vrijwel aan de uiterste goede kant van het spectrum. Volgens medeoprichter Larry Sanger is Wikipedia echter op zijn best een startpunt om kennis te vergaren. Hij stapte uit het project daar hij vond het gezag van Wikipedia te veel aan de wijsheid van het vrijwilligersleger en betrokkenen werd overgelaten.
Digitaal narcisme
Daarmee botste Sanger met de andere oprichter Jimmy Wales die de groei voorstond met vrije publicatie. Hij gelooft in het 'zelfcorrigerend vermogen' van Wikipedia dat transparant is. Immers, ook de correcties en discussie over onderwerpen zijn in te zien op Wikipedia.
De felste criticaster in de uitzending van Tegenlicht was Andrew Keen (weblog). De Brit spreekt over Wikipedia als een 'ramp voor de waarheid'. De totstandkoming ervan noemt hij 'digitaal narcisme' en 'intellectuele masturbatie'. Aan zijn zijde treft hij Robert McHenry, ex-chef van de Encyclopædia Britannica. Hij gelooft dat alleen een 'peer review' van deskundigen tot kennis betrouwbare en gezaghebbende kennis kan leiden.
Daartegen verzet zich Charles Leadbeater, die net het boek 'We Think' publiceerde als een web 2.0-achtig interactief proces. Hij gelooft in wat hij noemt 'massacreativiteit en massainnovatie' als gevolg van de unieke mogelijkheid om kennis en argumenten breed met de beste deskundigen te delen via internet. Afrika uit de duisternis
Ndesanjo Macha, Afrikaans internetactivist, is in de docu de overtuigendste pleitbezorger voor Wikipedia. Macha beargumenteert dat internet Afrikanen een stem biedt om hun kennis te delen met de wereld, zoals dat nooit tevoren mogelijk was. Zowel passief, in educatie, als actief met het ontsluiten van Afrikaanse culturen, kan Wikipedia veel meer betekenen dan traditionele encyclopedieën ooit aan aandacht voor de verscheidenheid van de kennis van en over het werelddeel hebben getoond.
Macha meent bovendien dat er vaak 'vele waarheden' zijn rond feiten. Hij noemt als voorbeeld Yasser Arafat, over wie de discussie op Wikipedia uitgebreid is te lezen voor iedereen naast het artikel over hem. Voorstanders van Wikipedia roemen de mogelijkheid tot voortdurend veranderen van lemma's. Volgens tegenstanders leidt dat tot een groot risico op onwaarheden.
IJsbrand van Veelen liet dus vele meningen horen in Tegenlicht. Maar de tegenstanders van Wikipedia liet hij, gewild of ongewild, op punten winnen. Dat komt niet op de laatste plaats door de krachtige taal van Andrew Keen. De Engelsman is welbespraakt en in woord, vorm en houding overtuigd elitair.
De apencultuur
Maar zijn 'overwinning' was van korte duur, zo bleek één dag later, op 8 april, in Felix Meritis aan de Amsterdamse Keizersgracht. Daar hield Aandrew Keen de Globaliseringslezing, met de verschijning van de Nederlandse vertaling van 'The Cult of the Amateur; how todays Internet is Killing our Culture and Assaulting Our Economy'. Dat zou, zo was bericht, 'De Apencultuur' gaan heten, maar dit was op het laatste moment veranderd 'De @-cultuur'. Geen aapjes. Te beledigend? Racistisch na Tegenlicht?
Keen begon nog vrolijk in Felix Merites, met het verhaal dat hij dertig jaar geleden als student met Interrail Amsterdam als eerste aandeed. En dat hij de vriend waarmee hij toen reisde dankzij internet weer had gevonden. En die vriend wist ook nog dat hij toen een links boek las dat hij nu zou verafschuwen.
Keen poogde als dotcom-ondernemer in Silicon Valley met Audiocafe.com kwalitatieve journalistiek over muziek goedkoop, dus online, mondiaal te distribueren. Met de bekentenis: Ik was een gelovige, maar hoopte ook op snelle rijkdom en roem. Iedere ondernemer toen op internet hoopte snel rijk te worden. Iedereen die dat ontkent, liegt.
Audiocafe.com ging in 2000 op de fles, een teleurgestelde Keen achterlatend. Zijn frustratie vond aanvullende voeding bij een grote bijeenkomst over democratisering van Tim O'Reilly, ongeveer de web 2.0 uitvinder. Hij reageerde zich, gefundeerd en aanstekelijk, af in genoemd boek. De verkoop is gediend met het zelfgekozen beeld 'anti-christ van Silicon Valley'.
Google rijk maken
De drempelverlaging met slimme software om iedereen te laten participeren in content op het web, alsmede om al ruilend rechten te ontduiken ('jatten') is volgens Keen een ramp. Voor de Westerse cultuur in het algemeen, en voor 'de waarheid' en relevantie van informatie in het bijzonder.
Het verlies van poortwachters overal, van de muziekindustrie tot journalisten en wetenschappers, tart de beschaving. Het overlevende webmodel, betaling van van alles en nog wat met reclame, staat Keen ook allerminst aan.
Gebruikers zijn kritiekloos. Dat iedereen meehelpt om Google zo machtig te maken door met elke zoekopdracht en het klikken daarna Google weer iets wijzer te maken, vindt Keen een groot gevaar. Google en andere websuccessen als de sociale netten maken gebruik van het intellectueel narcisme van internetters die vooral met en voor zichzelf in de weer zijn.
Deze 'zelfrealisatie' leidt cultureel en ook economisch - beperkte waarde - nergens toe. De massa van amateurisme verdringt de kwaliteit van de elite. Waarde wordt, in aan aantal opzichten, volgens Keen vernietigd door het internet.
Persoonlijke wordt publiek
Publiciste Karin Spaink draaide de zaak om: ze betichte Keen van alles waar hij het internet met zijn amateurisme van beschuldigt: intellectuele gemakzucht, hap-snap citeren en feiten verzamelen, een eenzijdige voorstelling van zaken, overdrijving.
Waarmee Spaink maar wilde zeggen dat zoekers naar de waarheid met het boek van Keen een stuk slechter af zijn dan met, bijvoorbeeld, Wikipedia, of geselecteerde kwaliteitsblogs. Bovendien geeft internet hooguit het laatste zetje voor de neergang van gedrukte kranten, want die is al meer dan twintig jaar gaande. En veel pers onderscheidt zich allerminst kwalitatief, anders dan Keen beweert.
Volgens Spaink mist Keen volledig de kern van internet: dat wat persoonlijk is nu publiek wordt, met alle vooral mooie facetten en soms problemen van dien. Dat de gemiddelde kwaliteit door de elite bezien cultureel van weinig betekenis is, is volstrekt irrelevant:
Je beoordeelt de tekening van je kind niet op z'n artistieke verdienste, de berichten van vrienden en bekenden niet op journalistieke pretenties. Internet is een alledaags communicatiemiddel geworden. Interessanter is waarom zo'n publiek kanaal zo persoonlijk aanvoelt. Een verklaring is dat je opinies en smaak bekendmaken de weg is om gelijkgestemden te vinden.
Niet dommer
Spaink heeft een ander gezichtspunt dan Keen ten opzichte van de nieuwe realiteit: Wat hij fragmentatie noemt, noem ik sociale diversiteit. Wat hij codificatie noemt, noem ik cultuurverschillen wegpoetsen en debat en diversiteit verdoezelen. Wat hij onnozel narcisme noemt, noem ik het weefsel van andermens' dagelijks leven.
Om te concluderen: Ja, we verliezen autoriteit en cultuurbewakers. Dat doen we al eeuwen. Meestal bleek dat een goede ontwikkeling, ook al raakten we er soms tijdelijk van in paniek. Anders dan Keen geloof ik niet dat we ooit door enige technologie sec dommer zijn geworden of van onze cultuur beroofd. Integendeel: we hebben elke nieuwe communicatietechnologie altijd weten om te zetten in een nieuwe manier om cultuur te produceren en te delen.
Spaink vergelijkt Keen met Allan Bloom en zijn The Closing of the American Mind, gericht tegen de popcultuur en 20ste-eeuwse beschaving. En daarmee hele bevolkingsgroepen uitsluitend.
Voedingsbodem voor dictatuur of niet
Die mening deelde ook de tweede gevraagde Keen-criticaster, Internetondernemer en idealist Michael Polman, die met Antenna ondermeer 500 maatschappelijke organisaties wereldwijd het internet op hielp. Polman zette Keen een socialistisch en idealistisch beeld van internet voor.
Volgens Polman heeft het web meer gelijke kansen dan ooit gebracht mondiaal; om zich te informeren en om te communiceren. Juist diversiteit van ideëen, beleid en informatie, zo volgde citeerde Polman prins Claus is het belangrijkste dat globalisering heeft te brengen. En internet is haar mediumdrager.
Creatie niet afhankelijk van rechten
Polman veegde de vloer aan met de uitgesproken angst van Keen dat gebrek aan mediawijsheid funest zal zijn bij de entree van 2 miljoen nieuwkomers uit ontwikkelingslanden op het net het komende decennium. Keen sprak in Amsterdam de vrees uit dat zo'n massa, eenvoudig te manipuleren met nieuwe media, de voedingsbodem kunnen vormen voor vreselijke nieuwe dictatuur.
Volgens Polman is het tegendeel het geval als de onderdrukte massa de kans krijgt zich te uiten en zich te ontworstelen aan politieke en commerciële onderdrukking van elites die zich, onder andere, bedienen van de huidige, elitaire massamedia. Internet is nu al een steun voor groepen onderdrukten in dictatoriale regimes en bleek al in veel conflicten een welkom middel tot verweer.
Volgens Polman gaat het op internet vaak om onderlinge communicatie waar geen enkel winstbejag een rol speelt. En ook bij 'hogere' cultuur zijn die poortwachters en hun beloningssysteem (vaak uitbuiting volgens Polman) niet nodig. Mozart en Van Gogh creëerden onafhankelijk van een eventuele beloning en stierven arm. Shakespeare schreef voor het publiek, niet voor zijn portemonnee. Ik weet zeker dat geen van hen bang voor internet zou zijn. Maar dat hun rechten en werk nog heel lang geëxploiteerd worden door concerns die aandeelhouder willen bevredigen is nergens goed voor.
Wel je rekeningen betalen
In de daarop volgende discussie in Felix Merites over de muziekindustrie probeerde Keen zijn gelijk terug te halen met de opmerking dat de muziekomzet jaarlijks 20 procent daalt. Volgens Spaink en Polman gaat dit niet ten koste van de muziekcreatie zelf, integendeel gezien het groeiende aantal festivals en concerten.
Maar Keen vocht terug met de opmerking dat artiesten nu te zien zijn voor honderden dollars voor tickets waar vroeger iedereen voor een schappelijke prijs een cd van Bob Dylan kon kopen.
Ook over betaalde en onbetaalde informatievoorziening bleven de meningen ver uiteen lopen. Keen tegen Spaink: Maar waar betaal jij dan je rekeningen van als je niet meer betaald zou worden? Polman over nieuwsvoorziening en wetenschap: Vertelt iemand die wordt betaald altijd de waarheid?
Ook over anonimiteit, voor Keen afschrikwekkend en volgens Spaink en Polman een groot goed, werden ze het niet eens. Tenslotte, na de zoveelste aanval, zei Keen dat zijn boek vooral als polemiek was bedoeld omdat niemand daarvoor het waagde iets negatiefs te zeggen over web 2.0. Ook dat was niet waar, zei Spaink...
Abram de Swaan
Zo hoppend naar NRC kwamen we bij Abram de Swaan en zijn lezing 'Het signaal is ruis geworden - Het kunstwerk in het tijdperk van zijn onbeperkte beschikbaarheid' bij de 20ste verjaardag van het Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Omroepproducties. Een indirect antwoord op de goed/fout discussie van de 'wikipedianen en anti-wikipedianen'.
Volgens deze subsidieclub moeten we de lezing voor 10 euro kopen - hoezo rechten van betaalde reeds wetenschappers - maar het werk staat, niet al te opvallend, met een andere kop op NRC.nl waarin het verscheen als opiniebijdrage: Opkomst van internet versterkt de culturele revolte tegen het dictaat van de goede smaak.
De Swaan etaleert meer het optimisme van Spaink dan het pessimisme van Keen, met als kern een citaat dat als klassieker de geschiedenis van de filosofie in mag gaan:
De wereld gaat naar de knoppen, letterlijk.
Joodse lesbiennes
En dan: Maar is dat zo erg? Er zit zoveel achter die knoppen en er kan nog zoveel meer uitkomen. Het internet is nog zo nieuw, nog zo vol reuring, en iedereen gaat daar ogenschijnlijk zijn eigen gang. Er ontstaan nieuwe uitingsvormen, nieuwe vormen van kunstgenoegens, vermaak en kennisoverdracht.
Maar wat nog belangrijker is, er vormen zich ook nieuwe patronen van onderling contact: weblogs en chatsites, internetforums en websites met eigengemaakte filmpjes die door andere bezoekers worden geplukt en bewerkt.
Over de invloed op de cultuur: Er zijn op het web trefpunten voor Joodse lesbiennes, maar nog niemand is daar Joods van geworden, of lesbisch; vriendinnen zien zich daar bevestigd in bestaande, wederzijdse voorkeuren en een enkele nieuweling ontdekt iets wat ze al wist en van zichzelf niet wilde weten.
En terloops over terreurvoeding: Er zijn sites voor fundamentalistische islamieten, maar de bezoekers komen daar terecht op voorspraak van de plaatselijke radicale imam en vinden er een versterking van hun overtuiging, die ze vervolgens in eigen kring uitdragen in een kleine ondergrondse van fanaten.
Ook dit is een illustratie van mondiale dat lokaal wordt gerealiseerd, zoals jongeren die via internet mondiaal hun muzieksmaken benadrukken en uitwisselen, maar in het weekend dansen in de lokale disco's.
Correctie en selectie volgen vanzelf
En tegen Keen, zonder hem te noemen: Het wereldcultuurstelsel wordt nu door elkaar geschud en alles trilt op zijn grondvesten, het lijkt even of er geen leiders meer zijn en geen oriëntatiepunten die de smaak en de mening kunnen richten.
Maar mensen willen zich van anderen onderscheiden door hun culturele voorkeuren. Die moeten niet alleen het onderscheid met hogeren en vooral met lageren markeren, maar ook gedeelde voorkeuren ook de overeenkomst en de binding met gelijkgestemden versterken.
Natuurlijk heeft de overvloed van internet negatieve effecten, maar die hebben volgens De Swaan uiteindelijk niet de overhand ook al heeft de traditioneel voor selectie zorgdragende elite (Keen) er, al dan niet tijdelijk, geen vat meer op:
Zolang het kunstwerk onbeperkt beschikbaar is, lijkt het daarom waardeloos. Het is overal en dus nooit ergens werkelijk aanwezig. Het is er altijd en dus nooit echt urgent.
In die overvloed zijn de signalen zelf ruis geworden, achtergrond zonder betekenis. Maar geleidelijk ontstaat in dat wereldwijde web een structuur van menselijke relaties, verankerd in de structuren van de lokale samenlevingsverbanden.
Langs die lijnen laten de alom beschikbare beelden, geluiden en teksten zich opnieuw selecteren en interpreteren. Dan wijkt de ruis voor de signalen...
[Peter Olsthoorn]