De voorbije weken is in de media herhaaldelijk aandacht besteed aan opkomende neurotechnologieën die gedachten en gevoelens van mensen kunnen achterhalen, waaronder twee berichten in de Volkskrant. De berichten doen verslag van het decoderen van het menselijk brein met hersenscans en artificiële intelligentie.
Men bleek in staat om afbeeldingen die werden getoond of verhalen die werden verteld aan proefpersonen, te reconstrueren aan de hand van hun hersenactiviteit – met indrukwekkende resultaten. De kern van deze berichten was: gedachtenlezen is vooralsnog niet mogelijk, maar de technologie ontwikkelt zich snel en met de nieuwste vormen van kunstmatige intelligentie, zoals generative pre-trained transformers (bekend van ChatGPT), zou dit binnenkort mogelijk kunnen worden.
Daarbij wordt telkens – terecht – gewezen op ethische zorgen die hierbij ontstaan. Zo benadrukt hoogleraar artificiële intelligentie Pim Haselager in de Volkskrant dat de vrijheid van denken op het spel komt te staan en dat de enige privacy die we nog écht dachten te hebben – die binnen onze schedel – langzaam maar zeker dreigt te verdwijnen.
Al militaire toepassing
In Trouw wijst hoogleraar militaire ethiek Lonneke Peperkamp op de risico’s van het gebruik van brain computer interfaces in het leger, waarbij ze oproept tot het beschermen van de autonomie, privacy en de vrijheid van gedachten van militairen. Neurotechnologie stelt ons niet alleen toenemend in staat het brein te ‘lezen’, maar ook te veranderen. Denk aan behandeling van de ziekte van Parkinson met diepe hersenstimulatie.
Zorgen over privacy en vrijheid van denken in het licht van neurotechnologie bestaan behalve in de ethiek ook in het recht. Internationaal is er veel aandacht voor de vraag of onze mensenrechten voldoende bescherming bieden tegen gebruik en misbruik van neurotechnologieën die ons mentale leven transparant maken. Niet alleen door de Raad van Europa en de VN-organisatie voor onderwijs, wetenschap en cultuur Unesco, maar ook door het Mensenrechtencomité van de Verenigde Naties, dat onlangs een resolutie aannam over neurotechnology and human rights.
Nederlands debat nodig
In Nederland is hiervoor nog nauwelijks aandacht. Onze Grondwet erkent een recht op lichamelijke integriteit, maar geen recht op mentale integriteit. Daarnaast garandeert de Grondwet wél een recht op vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, maar geen recht op vrijheid van gedachte. Met anderen woorden, gedachten die geen verband houden met levensovertuiging en religie, worden niet beschermd.
Gelukkig kunnen die rechten dan alsnog worden gegarandeerd door mensenrechtenverdragen, zoals het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Maar er bestaat veel onduidelijkheid over de precieze bescherming die deze mensenrechten bieden aan het brein en de ‘geest’. Volgens een heel aantal juristen en ethici zijn de bestaande mensenrechten hiertoe onvoldoende in staat.
Nieuwe ‘neurorechten’?
Toen ons huidige mensenrechtenkader net na de Tweede Wereldoorlog tot stand kwam, kon niemand bevroeden dat we anno 2023 met artificiële intelligentie hersenscans kunnen ontcijferen. Onze mensenrechten beschermen tegen de gevaren die men rond 1950 kende. Nieuwe mensenrechten zoals een recht op mentale privacy, cognitieve vrijheid, en psychologische continuïteit (‘neurorechten’) dienen zich aan.
Niet iedereen is voorstander van zulke neurorechten. Ook wij hebben onze twijfels. Bestaande mensenrechtenverdragen lijken in principe geschikt om ons brein – en ons denken en voelen – te beschermen. Het Europese mensenrechtenkader wordt immers geïnterpreteerd in het licht van veranderende maatschappelijke en technologische omstandigheden. Mensenrechten vormen geen statisch, maar een dynamisch kader.
De mate waarin ons mensenrechtenkader inderdaad flexibel is om tegen neurotechnologie te beschermen, is echter onzeker. Hoe ver reikt de bescherming? In hoeverre is aanvullende rechtsbescherming noodzakelijk?
In het licht van de recente nieuwsberichten is het hoog tijd ons niet alleen ethisch af te vragen wat toelaatbaar is en wat niet, maar ook juridische bescherming te overwegen. Dit thema moet in Nederland op de politieke en maatschappelijke agenda komen. Concreet: of en hoe zou de Nederlandse Grondwet bescherming moeten bieden aan ons brein en de geest?
* Sjors Ligthart is postdoctoraal onderzoeker aan de Universiteit van Utrecht en universitair docent strafrecht aan Tilburg University. Gerben Meynen is hoogleraar ethiek aan de Vrije Universiteit Amsterdam en hoogleraar forensische psychiatrie aan de Universiteit Utrecht. Zij doen onderzoek naar verantwoord gebruik van neurotechnologie. Een versie van deze opinie verscheen eerder bij de Volkskrant.