We zien de ene brandbrief na de andere komen waarin vooraanstaande wetenschappers, politici en ceo's van tech-bedrijven waarschuwen voor de mogelijke effecten van steeds slimmere kunstmatige intelligentie (AI). Markante voorbeeld isn de brief van prominenten als Elon Musk en Yuval Noah Harari in maart 2023. Hierin schetsten zij een dystopisch beeld van AI die een existentiële crisis voor de mensheid kan opleveren en pleitten zij voor een druk op de pauzeknop voor AI-ontwikkeling.
Begin juni kwam het Nederlandse 'Control AI', op initiatief van Kees Verhoeven en Mark Thiessen, met een oproep aan de politiek om zich meer bezig te houden met AI en een duidelijke verantwoordelijkheid te nemen.
Voorkant sturen
De urgentie die uit de petities spreekt, is begrijpelijk: we moeten alle zeilen bijzetten om AI op een veilige manier te gaan gebruiken en er verantwoord mee te interacteren. Daartoe is, zoals Verhoeven en Thiessen stellen, zeker ook sterkere wetgeving nodig. De op handen zijnde Europese wetgeving is vooral gericht op risicomanagement en legt veel verantwoordelijkheden neer bij de AI-bedrijven, met een (achteraf) controlerende overheid. Maar dat is niet voldoende. We moeten juist nu veel meer sturen aan de voorkant en beter gaan nadenken over de mogelijke consequenties van de inzet van AI-toepassingen en ons afvragen waar we dat wenselijk vinden.
Wij pleiten voor wetgeving 'aan de voorkant': een AI-belasting die kan worden aangewend om bij te sturen, en vooral ook de menselijkheid te belonen. Als voorbeeld: de eerste aanklachten tegen generatieve AI zijn al ingediend. Zo spanden onder andere kunstenaars een proces aan omdat ze van mening zijn dat tools als DALL E hun auteursrechten schenden. Generatieve AI genereert afbeeldingen en teksten uit reeds online bijeengeraapte creaties. Naar verwachting komen er nog veel processen van journalisten, scenarioschrijvers en vertalers, maar ook van gebruikers die door AI zijn gediscrimineerd of onheus bejegend.
Dat worden complexe processen, want toon maar eens aan dat het auteursrecht hier wordt geschonden of dat er sprake is van inkomstenderving. En wie is daar dan voor verantwoordelijk? AI zelf? Het bedrijf dat de toepassing ontwikkelt? Of degene die de AI-toepassing gebruikt?
Reprorecht en milieuheffing
Waarom draaien we de zaak niet om door een AI-belasting in te voeren, vergelijkbaar met het reprorecht? Toen kopieerapparaten en intranet in het bedrijfsleven opkwamen, bleek dat veel auteursrechtelijk beschermd werk werd gedupliceerd en verspreid zonder toestemming van de auteursrechthebbenden - én dat het praktisch bijna ondoenlijk was deze praktijk gedetailleerd bij te houden. Laten we leren van dit verleden.
We stellen voor dat bedrijven en organisaties die zakelijk ChatGPT of soortgelijke AI gebruiken op basis van de ingeschatte frequentie en bedrijfsgrootte een bedrag storten in een fonds, dat vervolgens ten goede komt aan geregistreerde auteurs wier werk dient ter inspiratie van AI-gegenereerde content.
Die belasting moet ook de milieulast van generatieve AI meerekenen. AI-toepassingen vragen veel trainingstijd en, daarmee samenhangend, energie. In de context van de energietransitie is het belangrijk bij iedere AI-toepassing goede afwegingen te maken. Wegen de maatschappelijke kosten op tegen de baten? Een belasting aan de voorkant dwingt tot keuzes waarin, in plaats van verdienmodellen en efficiency, vooral de maatschappelijke meerwaarde prevaleert. Bovendien heeft een dergelijke belasting niet alleen het positieve effect dat menselijk auteurschap wordt beloond, maar ook dat het in financiële zin de moeite blijft een menselijke auteur te zijn.
Want laten we niet vergeten: AI moet gevoed blijven worden met nieuwe, menselijke ideeën om zelf creatief te kunnen blijven. Deze voeding is cruciaal voor de zinvolle doorontwikkeling van AI, en wordt, in het belang van vrijwel iedereen, zodoende beloond.
*) Bart Wernaart is lector Moral Design Strategy aan de Fontys Hogeschool Economie en Communicatie. Daniëlle Arets is lector Journalistiek en Verantwoorde Innovatie aan de Fontys Hogeschool voor Journalistiek. Deze openie verscheen eerder in de Volkskrant.