En dan stuur je dit bericht rond:
‘Ruime helft Nederlanders kan geen week zonder mobiel (internet)
Van social media en spelletjes tot boodschappenlijstjes, nieuws, navigatie en noem het maar op: we zijn voor veel dingen steeds meer afhankelijk van onze smartphone. Sterker nog, uit onderzoek van Allesin1 onder 1.032 Nederlanders blijkt dat maar liefst 54 procent van hen nog geen week zonder zijn of haar telefoon kan. Vier op de tien respondenten willen dan ook minderen, maar weten vaak niet hoe.
Dat dit problematisch is, blijkt uit het feit dat maar liefst 35 procent van alle Nederlanders stress ervaart door zijn of haar toestel. Ook houdt een vijfde van de ondervraagden minder tijd over voor hobby’s en sport. Die technostress en tijdverspilling is met name van toepassing op jongere Nederlanders en met 64 procent is het ook vooral die groep die zijn telefoon minder wil gebruiken.’
Wie denkt hier wijzer van te worden, kan de rest elders lezen. Zoek daar niet naar een verantwoording van het ‘onderzoek’, dat is tevergeefs. Bij de plaatjes staat ‘N=1.032’. Er zijn stellingen voorgelegd. Bovendien worden resultaten weergegeven naar leeftijd, geslacht en woonplaats.
Of dat laatste is vastgesteld of aan de geënquêteerden gevraagd, is niet duidelijk. Is de steekproef aselect en representatief? Dat doet er niet meer toe, gezien de volstrekt waardeloze uitkomsten. Als er al een enquête heeft plaatsgevonden, hoe kan die zijn gehouden?
Je legt vier stellingen voor en laat mensen daar met ‘ja’ of ‘nee’ op antwoorden. Dat kan binnen één minuut per respondent telefonisch, en online kan het nog veel effiënter. Een paar stagiairs zijn er in een mum van tijd mee klaar. De antwoorden verwerk je automatisch in ‘visuals’, gooit er wat p.r. tegenaan en klaar is Kees.
Zelfbedrog tekent enquêtes
Althans, dan komt er nog wat logica en kritische zin bij kijken voor de interpretatie. Immers, een enquête is geen gedragsonderzoek. Nu schrijven de Amersfoortse marketeers dat ‘maar liefst 54 procent van hen nog geen week zonder zijn of haar telefoon kan.’
Draait het om en de leugen is direct waarneembaar: 46 procent kan een week zonder telefoon. Hoeveel van die ruim 475 respondenten – ervan uitgaande dat er werkelijk een enquête is gehouden en antwoorden juist zijn geboekstaafd – zou er werkelijk een week de telefoon willen wegleggen? Kijk om je heen om te zien hoezeer de verslaving aan het ding de samenleving in haar greep heeft.
De vraag is dan relevant hoe lang mensen hun telefoon werkelijk gebruiken en waarvoor, en hoe lang ze in staat zijn om ‘offline’ te leven; zeker nu het thuiswerken noodgedwongen weer toeneemt. En wat zijn de werkelijke effecten en oorzaken van de telefoonverslaving. Daarover vind je in Google Scholar honderden onderzoeken van heel divers pluimage. Die zijn wellicht overbodig wil je een goede marketeer worden.
Vervolgens zijn in deze vermoedelijke enquête stellingen voorgelegd over ‘technostress’, met als conclusie ‘het feit dat maar liefst 35 procent van alle Nederlanders stress ervaart door zijn of haar toestel.’ Opnieuw: die andere tweederde van de respondenten ervaart nooit stress van de telefoon?
En een aanzienlijk deel van de respondenten had de tegenwoordigheid van geest om de uitgebreide dagelijkse online periode als ‘tijdverspilling’ te erkennen; een vorm van zelfkennis die zeldzaam lijkt in een tijdsgewricht waarin zelfbedrog: de motorolie van de samenleving – meer dan ooit lijkt te tieren. (ofschoon ook dat niet onderzocht is…)
Verantwoording onderzoek
Het P.R. bureau reageerde verbolgen op bovenstaand artikel en stuurde de onderzoeksverantwoording van Panelwizard, dat ze noemt ‘het toonaangevende internetpanel dat het onderzoek heeft uitgevoerd voor Allesin1’.
Die is beschikbaar voor lezers. Hieruit blijkt dat ruim 1.900 mailadressen zijn benaderd. Hiervan bleken er 77 niet in gebruik (bounce), 23 zijn er ‘verwijderd’ na een check en nog eens ruim 750 personen gaven geen antwoord. Ruim 1.050 personen gaven response, 55 procent van de benaderde populatie.
Niettemin is dan van het volgende sprake: ‘Bij 1056 afgenomen vragenlijsten valt met een betrouwbaarheid van 95% te concluderen dat de steekproefuitkomst N 1057 maximaal 3,0% kan afwijken van de werkelijke situatie (als alle Nederlanders in de doelgroep ondervraagd zouden zijn).’
Er is geen reden om de mening, gekozen bewoordingen (‘flutenquête’ en ‘beroerd onderzoek’) te herzien. Dergelijke exercities, gedaan uit p.r.-overwegingen met wat tegenwoordig ‘contentmarketing’ heet, dragen niet bij aan kennis over het gedrag van mensen met hun telefoons.