Recent bracht klimaatpanel IPCC haar zesde rapport uit. We vroegen een serie wetenschappers om vragen, maar de meesten hadden het aan het begin van collegejaar veel te druk; onder wie drie vrouwen die we vroegen. Degenen die de antwoorden gaven
Mark Deuze, hoogleraar Media & Cultuur aan de Universiteit van Amsterdam (UvA), internationaal georiënteerd, ook in de aanstekelijke Deuzevlog en podcasts
Marijn Meijers, onderzoeker aan de Amsterdam School of Communication Research van de UvA (Ascor), gespecialiseerd in Environmental Communication; publiceerde o.a. over effect van klimaatverslaggeving.
Bart Verheggen, klimaatwetenschapper en docent aan Amsterdam University College; reageert op persuitingen op Klimaatveranda.nl; spreker op het Bessensap-congres van wetenschapsjournalisten
Aart van Stekelenburg, promovendus aan de Radboud Universiteit, onderzoek naar wetenschapscommunicatie
1) Wat gaat er goed en fout in de Nederlandse journalistiek over klimaatverandering; concreet met het laatste IPCC-rapport?
Meijers: ‘Je kunt klimaatwetenschap dichterbij brengen door de link te leggen met rampen en incidenten zoals bosbranden en overstromingen. Onderzoek toont aan dat maar in 30% procent van de verslagen daarvan gebeurt. En slechts 13 procent legt de link met het IPCC-rapport.
Verslaggeving kan dan veel overtuigender worden. Een klimaatrapport blijft vaak wat abstract voor mensen, door de koppeling te maken tussen met natuurrampen in verslaggeving, wordt klimaatverandering veel meer realiteit voor mensen. Dit heeft ook meer effect op het gedrag van mensen om zelf iets voor het klimaat te doen. Het is ook wisselwerking tussen zorgen en confronterende verslaggeving.’
Deuze: ‘Ik zie gebrek aan dossieropbouw en – kennis. Dat laatste rapport is heel erg als nieuws behandeld, maar daarvoor en daarna is er weinig mee gedaan. Je ziet wel wat commentaar: Telegraaf laat de sceptici van Clintel aan het woord en NRC en Vpro volgen meer de lijn daartegenover van Extinction Rebellion. Dat was het dan, volgende onderwerp.
De natuurrampen en branden worden wel enigszins in verband gebracht met het klimaatrapport, maar niet uitvoerig. Misschien is er te veel bezuinigd op wetenschapsredacties, te grote afhankelijkheid van freelancers en is er te weinig overleg met wetenschapsredacties bij actuele gebeurtenissen.
Juist dit onderwerp vraagt om een lange termijn behandeling waarbij je incidenten, tendensen en wetenschappelijke bevindingen met elkaar verbindt en in een perspectief plaatst. Dat kun je wel vinden bij specialistische publicaties waarnaar je op zoek moet, maar in de meer algemene Nederlandse media ontbreekt dit. Ik wil in een online dossier van AD en De Gelderlander, goed geannoteerd.’
Context ontbreekt? ‘Ja, en service. De verslaggeving op zich is goed, maar het is moeilijk om urgentie te vinden
2) The Guardian nam in 2019 een expliciet standpunt in pro-klimaat. Is dat een juiste manier of actiejournalistiek?
Verheggen: ‘Die vraagstelling is een valse tegenstelling. Ik vind het een moedige stellingname van de Guardian om transparant te zeggen waar ze staat. Dat kan ik veel meer waarderen dan een medium/journalist die beweert neutraal en objectief te zijn, maar intussen de wetenschappelijke inzichten te pas en te onpas verdraait in hun berichtgeving; dat kun je ook als “actiejournalistiek” bestempelen, maar dan zonder er transparant over te zijn. Ik denk dat een breed spectrum aan benaderingen van verschillende media gezond is, zolang wetenschap waarheidsgetrouw wordt weergegeven.’
Deuze: ‘Het stelling nemen door media is een tendens van de afgelopen vijftien jaar: steeds meer opinievorming in kranten en met talkshows, wat je in Amerika sterk ziet met CNN en Fox. Traditioneel feitelijk nieuws sneeuwt steeds meer onder in de geluiden van schreeuwlelijken, die misschien gloedvol opinies kunnen schrijven, maar je krijgt een kakofonie van steeds minder onderbouwde meningen. Vooral 50-plussers vinden dat interessant, ze twitteren graag mee. Dus The Guardian profileert zich helder, ook een vorm van marketing.
[Recent pleitten redacties van wetenschappelijke tijdschriften voor klimaatactie, red.]
3) Hoeveel ruimte mag er zijn voor sceptici die twijfelen over mensen als oorzaak van klimaatverandering: Simon Rozendaal, Marcel Crok, Telegraaf, Wynia’s Week, Marianne Zwagerman etc.?
Verheggen heeft een paneldiscussie daarover helder beschreven (met zichzelf als deelnemer dus gekleurd). Verheggen’s medeblogger Hans Custers reageert fel op verslagen over IPCC van Crok en De Telegraaf. Is dat verstandig? Verheggen: ‘Wij reageren wellicht vaker op desinformatie in de media dan dat we goede journalistieke stukken onder de aandacht brengen (wel op twitter en op Facebook). Sommige journalisten en kranten wijken in hun berichtgeving sterk af van de mainstream wetenschap.
Nu is een journalist natuurlijk meer dan alleen een doorgeefluik voor de wetenschap. De wetenschap in context plaatsen, er duiding aan geven, een eigen sausje over het verhaal heen: prima, graag zelfs. Maar er een heel andere betekenis aan geven, of een compleet alternatieve realiteit poneren als journalist geeft een vertekend beeld. We lezen ook niet steeds dat roken wellicht niet slecht is voor de gezondheid.’
4) Hoe moeten media omgaan met harde ‘ongelovigen’?
Van Stekelenburg: ‘Het uitgangspunt zou moeten zijn om het wetenschappelijk bewijs te communiceren. Maar dat kan voor de meesten ingewikkeld zijn. We kunnen en hoeven niet allemaal de complexe details van het klimaat te begrijpen. Als alternatief kun je de wetenschappelijke consensus communiceren, bijvoorbeeld: ’97 Procent van de klimaatwetenschappers is het erover eens dat menselijk handelen de belangrijkste oorzaak van klimaatverandering is’.
‘Ontkenners juist informeren is wel een proces van de lange termijn, met steeds het in beeld brengen van deze eenvoudige, overtuigende boodschappen. Je moet daarbij zorgvuldig omgaan met de journalistieke balans. Door klimaatwetenschappers met sceptici in debat te laten gaan communiceer je een soort valse balans die mensen kan doen twijfelen of er wel overeenstemming is over de feiten rond klimaatverandering.’
Meijers: ‘Het slechtste wat je kunt doen is het aanzetten van de tegenstelling, ook in terminologie. Ik vind ‘ongelovigen’ al een ongelukkige term, maar het is zeker verwerpelijk om ze als ‘gekkies’ of ‘wappies’ weg te zetten. Dat is werkelijk funest, want draagt bij aan de polarisatie van de meningsvorming. Daarentegen werken wel boodschappen die bijdragen aan de consensus, zoals die 97 procent. Door deze mensen begripvol te benaderen, kun je ze langzaam over de streep trekken, zodat ze tenminste gaan luisteren naar boodschappen die ze aanvankelijk onwelgevallig vinden.
En dat weer – zie 1) – verbinden met de rampen die het gevolg zijn van klimaatverandering. Krachtige beelden helpen daar goed bij. Het is fijn als de foto van dat geredde kalfje van de overstroming in Limburg op de voorpagina staat en in het nieuws op televisie komt, maar toon gerust de realiteit van de verdronken dieren en natuurlijk mensen die het slachtoffer zijn geworden, want onderzoek laat zien dat juist zulke beelden tot meer klimaatbezorgdheid leidt.
Daarnaast is het wel ook belangrijk om niet het beeld te schetsen dat het allemaal hopeloos is. Dus wanneer een klimaatwetenschapper in beeld komt die voor de laatste keer waarschuwt dat de aarde zal vergaan, vertel mensen dan ook wat ze eraan kunnen doen. Dat draagt bij aan de steun van miljardeninvesteringen in klimaatmaatregelen, maar ook aan gedragsaanpassing zoals vaker de auto laten staan.’
Verheggen: ‘Dat is inderdaad een dilemma: reageren of negeren. Als een bepaalde misvatting/mythe al wijdverbreid is, kan reageren beter zijn. En andersom: als het alleen maar te zien is in een kleine uithoek van het internet, dan is reageren wellicht minder handig, want dan loop je het risico dat je juist bijdraagt aan de verdere verspreiding ervan.
Als journalist word je een vehikel voor de verspreiding van desinformatie als je een balans denkt te creëren door wetenschappelijk bewijs neer te zetten tegenover een willekeurige mening. Het ethics handbook van de Amerikaanse publieke omroep NPR omschrijft dit goed: ‘Our goal is not to please those whom we report on or to produce stories that create the appearance of balance, but to seek the truth.’