Mijn navigatie bestond uit een handschreven papiertje, vastgeplakt op mijn dashboard. Ik cruiste tot mijn verbazing zonder enige digitale ondersteuning in een keer door tot aan Parijs. Het gaf mij een extatisch gevoel.
Ik was hier gekomen door mijn eigen kunnen, goede voorbereiding en alertheid op de borden van de snelweg. Ik geef toe, eenmaal aangekomen in Parijs – aangemoedigd door een lichte paniek vanwege de eindeloze afslagen en viaducten – raadpleegde ik toch even Google Maps. Om mijn mobiele telefoon daarna weer uit te zetten en trots op mijn bestemming te arriveren.
Door mij niet te beroepen op digitale navigatie rekende ik mijzelf een rijker mens, want ik was mij bewuster van mijn reis en omgeving. Waardoor ik mij automatisch afvroeg: is mijn leven daadwerkelijk beter als het makkelijker gemaakt wordt door een app die me vertelt wat ik moet doen? Wat leveren we eigenlijk in, door ons leven meer en meer te laten afhangen van technologie?
Het zijn vragen die mij steeds vaker bezighouden en grote maatschappelijke consequenties hebben. En vanwege het huidige coronatijdperk relevanter dan ooit. Ons leven speelt zich meer dan ooit af achter een scherm. Dat is tijdens een pandemie een zegen, maar onze afhankelijkheid neemt hierdoor alleen maar toe. En de gevolgen hiervan, specifiek voor jongeren, zijn verontrustend.
Schermvrij
Een artikel in de New York Times besteedde eerder al aandacht aan de beweging van Silicon Valley-managers, die hun kinderen in grote mate schermvrij opvoeden. Een opmerkelijke ontwikkeling: degenen die de nieuwste apps ontwerpen ontzeggen hun eigen kroost het gebruik ervan. Wat zit hierachter?
Zo’n schermvrij leven blijkt geen gekke gedachte, want deze apps hebben nogal wat gevolgen voor de ontwikkeling van een belangrijke doelgroep: kinderen.
Uit het driejaarlijkse Pisa-rapport, een wereldwijd onderzoek naar de leerprestaties van vijftienjarigen dat elke drie jaar wordt uitgevoerd, blijkt dat een kwart van de Nederlandse jongeren de taal niet goed genoeg beheerst om deel te nemen aan de moderne kennissamenleving. Een van de oorzaken: te veel schermtijd.
Tijdens corona nam die schermtijd alleen maar toe. Kinderen van vijf en zes gingen van twee naar drieënhalf uur schermstaren per dag. En wat blijkt: kinderen die meer dan twee uur per dag op hun scherm kijken, beschikken volgens Amerikaans onderzoek over lager redenerend vermogen en lagere taalvaardigheid. Het grootste deel van hun schermtijd gaat namelijk op aan video’s kijken.
Maar niet alleen kinderen brengen een groot deel van hun tijd starend naar het scherm door. Ik betrap mezelf er ook op dat ik steeds vaker mijn telefoon pak in plaats van papier. Intussen zit ik volgens de app Screen Time ook alweer tweeënhalf uur op mijn telefoon vandaag. Waarom? Het is overduidelijk geen eerlijke competitie. Deze apps beroepen zich op onze psychologische triggers die resulteren in verslaving.
Zingeving
Natuurlijk zit er ook een stukje ontspanning in deze bezigheden en is niet alle tijd op een scherm slecht. Af en toe een spelletje of filmpje kan geen kwaad. Het wordt een probleem als deze technologie ons weerhoudt van het doen van activiteiten die meer moeite kosten maar uiteindelijk ons meer zingeving opleveren en van ons empathische en kritische mensen maken. Nu de scholen weer open zijn en het nieuwe studiejaar begint, dient zich een welkome en nuttige afleiding aan. Maar ook een natuurlijk nieuw begin. En daardoor de uitnodiging aan ons allen om naast bewustwording over de effecten van de toenemende digitalisering in ons leven ook de waarde van offline activiteiten te heroverwegen.
Zoals zelf navigeren naar Frankrijk, het lezen van een goed boek en echt contact te maken met wie er tegenover je zit, op anderhalve meter afstand, dat wel.
*) Max Beijneveld is publicist en beleidsadviseur in Amsterdam. Dit artikel verscheen begin deze week in NRC Handelsblad