Proberen journalisten iemand een citaat of interview te ontlokken, zijn ze poeslief en geduldig. Zodra diegene publicatie van tekst of opname wil wijzigen, ook op goede gronden, nemen ze een heel andere houding aan.
Herkenbaar? Of nooit bij stilgestaan? Waarschijnlijk het laatste, en dat is het probleem. Machtsgebruik bij jezelf onderkennen is verdomd moeilijk. Likken naar boven en trappen naar onderen, meestal in de milde vorm: steeds afwegen waar we staan in gesprekken, debatten, privé sores en in werk. Op inzet van macht, en zeker van misbruik ervan, betrappen mensen zichzelf niet snel.
Koesteren journalisten enig benul van hun macht en ge/misbruik ervan in de ogen van anderen? Indachtig de grap van de rabbi: ik vertel in sjoel dat je dochter een hoer is en dan mag jij alle deuren langs om te vertellen dat het niet waar is. Sinds internet met e-mail en sociale media is er meer tegenspraak. Maar trekken journalisten zich daar veel van aan? Ze zijn voortdurend alert om macht en misbruik ervan te kapittelen, maar blind voor de eigen positie. Splinter en balk.
Dolly Parton dan
Grote filosofen, sociologen en historici hebben macht geanalyseerd. De Britse filosoof/wiskundige Bertrand Russell zag macht als belangrijkste drijfveer van menselijke gedrag. Maar de simpelste definitie komt uit een liedje van Dolly Parton, Jolene: ‘…just because you can.’
Dit stukje ligt al een poosje in de week, weer is er actuele aanleiding voor met Arjan Peters die waarschijnlijk z'n macht misbruikte. Onderzoek loopt nog, ofschoon zijn chef alvast excuses aanbood. Lize Spit schreef hermetisch over de machteloosheid van de auteurs die Peters benaderde. Ilja Leonard Pfeijffer beweerde dat Peters’ machtspositie altijd het voornaamste doel was geweest van zijn recenseren; dus geen middel. ‘Eerloos gejubel rond de guillotine’, oordeelde collega Tommy Wieringa over het oordeel van Pfeijffer. Wieringa laat Peters juist handelen vanuit de machteloosheid van de ‘vieze oude man’.
Loes Reijmer benadrukte uiteraard vrouwelijk slachtofferschap. Zou het overschrijden van de dunne lijn tussen en ge- en misbruik van journalistieke macht genderbepaald zijn? Ook vrouwelijke recensenten oefenen hun macht uit, mocht ik ervaren. Een ‘sorry’ van haar chef kon er nog wel vanaf, maar je blijft gebroken achter. Dan nog liever een lunch vooraf. Weinig journalisten hebben benul van de macht die ze dagelijks uitoefenen, vrouwen net zo goed als mannen.
Ook New York Times
Ofschoon de oorspronkelijke uitspraak van corrumperende macht wel eenzijdig op mannen sloeg, van de Britse aristocratische historicus John Dalberg-Acton: ‘Power tends to corrupt, and absolute power corrupts absolutely. Great men are almost always bad men...’ Macht corrumpeert altijd, ook bij journalisten. En vaak niet eens bewust, maar dat maakt het zo verraderlijk.
Hoeveel tegenspraak en uitdaging krijgen recensenten, en dominante columnisten en andere journalisten? Wie zegt hun dat 80 procent van wat ze produceren niet goed genoeg is? Waarom zeggen collega’s van de botte bijl van de zaterdagse achterpagina alleen schaapachtig: ‘Als we het maar niet hoeven te lezen’? Waarom mag iemand veel te lang een dominante plek bij het ochtendblad als columnist vol kwebbelen? Omdat vaste bakens en sjablonen voor kijkers en lezers als cocaïne zijn, juist vanwege hun voorspelbare meningen.
Daar lijden reinigend vermogen en tegenspraak onder, en macht tiert er wel bij. Van dominante politieke commentatoren en te lang zittende columnisten tot recensenten en sportjournalisten; en wie niet? De meeste macht wordt gegeven, niet bewust genomen. Zie de valkuilen waarin The New York Times loopt in The Fourth Estate, met de heftige pogingen om die andere macht, Trump, te ontmaskeren. Op jacht naar uitroeptekens worden vraagtekens omver gelopen.
Freelancers als vuiltjes
Ook in onderlinge verhoudingen speelt macht. Freelancers weten alles van de dunne lijn tussen machtsge- en misbruik van collega’s, maar ze zwijgen wijselijk; want staan al op de onderste tree en één zetje is genoeg. Ze ervaren meer en meer als oud vuil behandeld te worden, wat veel harder aankomt dan de problemen met de centen. Ideeën pikken; ongemotiveerde afzeggingen; bestelde producties die maanden blijven liggen; geen mail en telefoon meer beantwoord krijgen; of alleen het periodieke mailtje van die hoogvliegende ‘topjournalist’ die geen mogelijkheid onbenut laat om z’n eigen voortreffelijkheid te benadrukken door jou als minkukel weg te zetten.
Just because they can. Freelancers vallen in de categorie pakket- en maaltijdbezorgers. ‘Ze hebben er toch zelf voor gekozen…’ Dedain en machtsmisbruik, vaak niet eens uit kwaadwaardigheid; er zijn narcisten onder chefs en autisten net zo goed als onder onderzoeksjournalisten, maar de meesten kunnen verdomd aardig zijn. Bij aanvang van m’n journalistieke loopbaan leerde opmaker Ben Salome van het inmiddels allang verdwenen Economisch Dagblad me: ‘Journalisten zijn alleen te pruimen in de kroeg.’
In eigen boezem
Dat was nog een tijd waarin journalisten helemaal almachtig waren. Heb ik me zelf aan machtsmisbruik bezondigd? Het viel mee, denk ik zelf, maar dat is de slechtste maatstaf. Ooit ging ik terug naar een transportondernemer die maandenlang op mijn pijnbank ging vanwege vermeend illegaal opereren, ook een gevolg van framing door de vakbond. Hij zei, manmoedig (mensmoedig?): ‘Die anderen waren veel erger, jij onderzocht de feiten nog en vroeg tenminste míjn mening.’
Glimmend keek ik in de spiegel; machtsmisbruik viel dus wel mee. Maar natuurlijk niet: vrijwel alle journalistiek is macht. Hoe vaak komen we niet arrogant over omdat we de macht hebben bij mensen die smeken om een zin niet te publiceren, of die de pineut zijn aan de debattafels omdat ze net even niet bijdehand genoeg zijn?
'Nee, mevrouw/mijnheer, wij gaan over de waarheid, en gezegd is gezegd, ik was zo slim om dit te ontdekken.' Natuurlijk, ons gedrag als journalisten blijft vrijwel altijd binnen de grenzen van wat we zelf toelaatbaar achten, zoals Sara Berkeljon afgelopen week nog braaf noteerde. Arjen Peters’ groezelige gedoe niet. Maar het kan toch geen kwaad dat journalisten zich af en toe afvragen bij een bron/slachtoffer van reportages en publicaties en bedelende freelance collega’s: wat als ik in haar schoenen zou staan? (m/v)