The Game is de opvolger van het veelgeprezen De Barbaren waarin de vermaarde Italiaanse filosoof en (theater)schrijver Alessandro Baricco ruim tien jaar geleden trefzeker de veranderingen van onze beschaving als gevolg van de digitale revolutie duidt.
The Game is de opvolger, als tweede deel in een trilogie, zo belooft Baricco. Dat het tweede deel twaalf jaar op zich liet wachten kan twee oorzaken hebben: de auteur had tijd nodig voor studie en reflectie; of hij kwam er niet zo snel uit welke lijn nu te kiezen.
Na het lezen van The Game valt de keuze op het tweede vermoeden: Baricco weet de trefzekerheid van zijn eerste boek helaas niet te evenaren. Dat wordt soms eerlijk tastbaar, als de schrijver ons bijvoorbeeld deelgenoot wil maken dat hij eerst maar even een biertje moet scoren.
Nog steeds schrijft Baricco dus heel levendig, in een losse mediterrane stijl met veel passerende aspecten van het rijke leven. En het kan de goede en slechte kant opgaan, want er is een hoop mis met die digitale samenleving, maar niet alles is verderfelijk. Die levenshouding staat me meer aan dan van de stoet Westerse filosofen en schrijvers die op vaak calvinistische wijze de staf breken over de gebakken peren waarmee Facebook, Amazon, Uber en Airbnb ons hebben opgescheept. Of zelfs Google louter verketteren, al gebruiken ze die dagelijks met z’n poort naar weergaloos veel fantastische informatie. Allemaal ‘evil’, er deugt niets van.
Foutieve en goede geschiedenis
Baricco beschrijft The Game als digitale geschiedenis, wat me als historicus zou moeten plezieren. Hij schetst de digitale geschiedenis, noemt bijna vergeten fenomenen als Space Invaders, de Walkman en Napster. Echter, op pagina 55 volgt deze malle zin: ‘Het lijkt me nuttig om te beginnen met een nieuwtje dat je niet leuk zult vinden om te horen: internet en het web zijn twee verschillende dingen. Het is irritant, ik weet het, maar het is niet anders. Internet ontstond eerder dan het web, veel eerder. Ik zal proberen uit te leggen hoe het is gegaan.’
Baricco begint vervolgens de geschiedenis van internet met de Koude Oorlog en ‘paranoia van het Amerikaanse leger’ als redenen om aan een internet te gaan werken. Die mare is zo hardnekkig, dat die waarschijnlijk niet meer verdwijnt, zeker niet als populaire schrijvers die repeteren. De werkelijke geschiedenis luidt immers anders.
Dat is echter niet de kern van de historische benadering van The Game. Die luidt volgens Baricco dat we een ‘banale perspectieffout’ maken door te menen dat de digitale revolutie de oorzaak is van een verandering van samenleving en gedrag. Niet waar, vindt hij, de technologische revolutie is het gevolg van een mentale omwenteling waarin we ons ontworstelden aan grenzen en begrenzingen die in de twintigste eeuw desastreuze gevolgen had met grote oorlogen en totalitaire staten.
Baricco neemt hier de mentaliteitsgeschiedenis als uitgangspunt, de door Fransen gedomineerde stroming waarin ook Johan Huizinga één van de grondleggers was. Die stoelt vooral op verbanden, minder op de harde feiten. Je kunt ervan leren dat gebeurtenissen zelden één duidelijke oorzaak hebben, maar veeleer samenvallen met vele correlerende aspecten, ook van de lange termijn.
Cruijff en fracturen
De analyse van The Game meandert van bekende gevolgen als ‘de ondergang van elke vorm van tussenkomst’, ‘eliminatie van elites’ tot ‘dematerialisatie’ en de opkomst van een (virtuele) ‘nevenwereld’. Dit laatste noemt hij de ‘kern’ van The Game: het web creëerde een ‘digitale kopie van de wereld’ die niet was gemaakt vanuit een elite maar die ‘voortkwam uit het ambachtelijke detailwerk van eenieder’. Nogal romantisch, en in de loop der decennia steeds meer bezijden de waarheid.
Alsof er immers niet een nieuwe elite is opgestaan met hun legers van programmeurs, die de digitale paden coderen die we zo slaafs volgen, en verhullend ‘sociale media’ noemen. Baricco mist een paar afslagen, doet te veel aan hapsnap om zijn werk als historische filosofie al te serieus te nemen.
De amateurhistoricus wint m’n hart wel als hij de geschiedenis in decennia beschrijft: de opkomst van de supermarkt in de jaren vijftig, de televisie vanaf de jaren zestig, de lowbudgetvluchten in de jaren tachtig en ‘het totaalvoetbal van de Nederlanders in de jaren zeventig’ waarin ze ‘op alle hoeken van het veld voetballen zoals Cruijff speelde’. Baricco als leeftijdgenoot en voetballiefhebber die in 1974 aan de buis gekluisterd zat.
The Game moet het vooral hebben van de vele verrassende, zowel intelligente als malle opmerkingen. En op het laatst schetst Baricco de problemen waar we voor staan, ook als aanzet voor zijn volgende werk: de complexiteit waar we nauwelijks mee kunnen omgaan; de nieuwe gigantische en steeds rijker technologische machtsconcentraties.
En vooral het vasthouden aan de vormen van de oude instituties van ons leven zoals staten, democratie en onderwijs, waarbij ‘het geraamte van de wereld intact is gelaten om vervolgens enorme spiermassa’s te ontwikkelen, en de soepele gewrichten van een slangenmens. Logisch dat er vroeg of laat iets breekt, op verschillende punten, op verschillende momenten. Een verzameling kleine en grote fracturen’.
Oplossingen zijn niet dichtbij. Er is behoefte aan grote geesten die het oude en nieuwe verbinden in modellen, technici die bijsturen en bovenal nadruk op ‘humanisme’ om ons ‘mens te blijven voelen’ zeker als onze menselijkheid overspoeld dreigt te worden met kunstmatige intelligentie. Dat laatste zou best het thema van het derde werk in de trilogie kunnen worden.
The Game, Alessandro Baricco, vertaald door Manon Smits Uitgeverij De Bezige Bij, 336 blz. € 24,99.