In een boeiend advies van de Poolse advocaat-generaal Maciej Szpunar over een smaadzaak van een Oostenrijkse politica passeert het scala van problemen om Facebook juridisch aan te pakken. Volgens Szpunar kan Facebook ertoe worden verplicht om alle commentaar op te sporen dat identiek is aan onwettig bevonden uitingen. Dat geldt ook voor commentaar met dezelfde beledigende teneur, mits die van dezelfde gebruiker afkomstig is.
Echter, aan de eis dat Facebook de smaaduitingen wereldwijd verwijdert, kan het Hof niet voldoen. Dat wordt niet door Europees recht geregeld. Met andere woorden: Facebook hoeft Europese uitspraken niet buiten Europa op te volgen. Net als het vergeetrecht dat aan Google is opgelegd alleen geldt voor Europese zoekpagina’s van Google.
‘Corrupte trut’
De kwestie betreft Eva Glawischnig-Piesczek, gewezen fractievoorzitter van die Grünen van de Nationalrat (Oostenrijks Parlement). Ze spande in Wenen een kort geding aan tegen Facebook met de eis een einde te maken aan de publicatie van smadelijk commentaar.
Een Facebook-deelnemer deelde in april 2016 een artikel uit oe24.at, website van tabloidkrant Österreich, getiteld ‘De Groenen: vóór het behoud van een minimuminkomen voor vluchtelingen”, met een foto van Frau Glawischnig en een commentaar dat vernederend was, met de frase dat zij een ‘slappe verrader van het volk’ is, benevens een ‘corrupte trut’ en lid van een ‘fascistische partij’.
Negeren deed ze het niet en schreef Facebook Ireland aan, het Europese hoofdkantoor: ‘verwijder het commentaar onmiddellijk!’. Facebook reageerde niet, dus eiste de parlementariër voor de Oostenrijkse rechter Facebook te verbieden nog langer foto’s van haar te helpen verspreiden met smadelijk commentaar, en ook gelijksoortige uitingen.
De rechter willigde het verzoek in, waarop Facebook de toegang tot de uiting blokkeerde, maar louter in Oostenrijk. Dat was voor Glawischnig onvoldoende. Het Oberste Gerichtshof bevestigde dat de uiting voor de politica schadelijk en dus ongewenst is. Maar de hoogste Oostenrijkse rechter kwam er niet uit of de verwijdering ook wereldwijd kan worden afgedwongen; en elke gelijksoortige smadelijke uiting. De Europese rechter werd voor hulp ingeroepen om de eis van Glawischnig te toetsen aan e-commerce Richtlijn 2000/31/EG, die ook over hosting en verwijdering gaat.
Vrije meningsuiting op Facebook
Volgens die richtlijn is een hostingprovider pas aansprakelijk voor kwalijke informatie van een website of app zodra hij te weten komt dat het onwettige informatie betreft. Dan moet het hostingbedrijf die verwijderen of de toegang blokkeren. Een exploitant van een sociaal net, zoals Facebook, kan als hostingprovider onder de Richtlijn vallen.
In zijn conclusie zegt Szpunar dat een nationale rechter Facebook bovendien kan verplichten om alle informatie op haar platform te screenen op smaad en andere uitingen die al als onwettig zijn bestempeld door de rechter; maar enkel van diezelfde gebruiker.
Een verplichting om overeenkomstige onwettige uitingen op te sporen die door willekeurige andere gebruikers zijn gepost, kan Facebook volgens de rechter op grond van de huidige e-commerce richtlijn niet worden opgelegd. ‘Om dergelijke informatie op te sporen en te identificeren zijn immers dure oplossingen nodig, en de toepassing ervan zou tot censuur leiden, waardoor de vrijheid van meningsuiting en van informatie stelselmatig zou kunnen worden beperkt.’
Ook schrijft de advocaat-generaal dat de territoriale omvang van een verplichting tot verwijdering van informatie niet vastligt, dus kan een nationale rechter wel eisen dat Facebook dergelijke informatie voor alle gebruikers wereldwijd verwijdert. Echter, de ‘territoriale omvang van een dergelijke verplichting moet met name in het licht van het volkenrecht en het internationaal privaatrecht worden onderzocht.’
John de Mol moet praten
John de Mol had een gelijksoortige eis voor verwijdering van een gewraakte advertentie, maar ook voor het verwijderen van gelijksoortige uitingen. Het gaat om reclame voor bitcoin-investeringen waaraan ter promotie foto’s van bekende Nederlanders worden gekoppeld.
Dit zou Facebook handmatig of met software moeten filteren, en wil dat niet. Want dat zou tot censuur leiden van andere uitingen die wel toegestaan zijn. Facebook weet zich gesterkt door het advies van de Europese advocaat-generaal.
Echter, volgens de advocaat van John de Mol heeft Facebook voor reclame een plicht om die actief en tevoren te toetsen of die voldoet aan de reclameregels. Dat ontkent Facebook die daarvoor, handig, de frase ‘bemoeit zich niet met de inhoud van advertenties’ poneert.
De Amsterdamse voorzieningenrechter heeft kennelijk niet veel zin in een uitspraak in deze moeilijke kwestie, want gebood partijen tot overleg. Hopelijk houdt John de Mol zijn poot stijf, want jurisprudentie is belangrijker. Ook al is het een kort geding.
(Facebook en Talpa Networks van De Mol zijn op de Nederlandse markt grote concurrenten in reclame en profilering van klanten.)