Robbert Baruch is professioneel lobbyist van Buma/Stemra, de organisatie die gelden incasseert namens aangesloten auteurs en muziekuitgevers. Peter Solleveld is directeur van de NVPI, de vertegenwoordiger van amusementsbedrijven en film- en game-uitgevers.
Dus verdedigen ze met hun stuk Onzin van Google over beoogd auteursrecht het voorstel dat medio september 2018 in stemming komt in het Europese Parlement, nadat het daar eerder struikelde in een commissie. Het is zwaar omstreden, zo blijkt ook uit eerdere stukken pro en contra het voorstel op Netkwesties.
De twist behelst twee artikelen. Ten eerste artikel 11, dat de ‘link taks’ introduceert: zoekdiensten en platforms als Facebook en LinkedIn die hyperlinks laten zien naar materiaal van rechthebbenden en/of fragmenten daaruit, kunnen voor het gebruik van die links een rekening krijgen van die rechthebbenden. In de praktijk zullen organisaties als Buma/Stemra de vergoedingen incasseren.
Het tweede twistpunt betreft het artikel 13: de verplichting voor alle internetbedrijven om contracten af te sluiten met rechthebbenden voor het voeren van materiaal onder auteursrecht van derden op hun platforms of servers. Met de mogelijkheid voor rechthebbenden om vergoedingen te eisen. Internetbedrijven worden aansprakelijk voor materiaal op hun platforms en servers zonder dekking van een contract. Dan krijgen ze clubs als Buma/Stemra achter zich aan.
Filters noodzakelijk
De wet maakt geen onderscheid tussen soorten van internetbedrijven. Iedereen die content op zijn servers heeft staan, zoals video- en audioplatforms, hostingbedrijven en allerlei soorten cloud service providers, wordt door de nieuwe voorstellen geraakt.
Om hoge naheffingen te voorkomen moeten internetbedrijven met alle rechthebbenden in de EU dan wel hun vertegenwoordigers als Buma/Stemra contracten afsluiten. En bovendien filtersoftware installeren om te voorkomen dat ze ‘illegaal’ meewerken aan distributie van content met rechten.
Dat filter heeft een verbinding met de databank van rechthebbenden via een softwarebrug (API), waarna – al dan niet - toestemming volgt om toegang tot de content te geven. Dit wordt een bron van ellende. Wat te denken van memes en parodieën? Met deze maatregel besteden we onze vrijheid van meningsuiting dus uit aan de algoritmen van mediabedrijven. Daarom noemen wij – van de internetbedrijven – dit artikel 13 ‘the censorship machine’.
Verdeling van geld
Baruch en Solleveld spreken over een ‘passende vergoeding’ voor makers en een ‘eerlijke verdeling van opbrengsten’. Immers, in hun ogen halen YouTube en Facebook nu het gros van de opbrengsten in de amusementsdistributie binnen over de ruggen van makers: muzikanten, filmmakers, journalisten en hun exploitanten. En deze wet repareert dit lek.
Ik vrees dat de nieuwe wet vooral ten goede komt aan de exploitanten die via Buma/Stemra c.s. hun kassa’s laten rinkelen. Want voor zelfstandige creatieven is deze nieuwe wet niet praktisch uitvoerbaar. Hoe moeten zij contracten gaan afsluiten, gelden gaan innen, en schade gaan verhalen bij alle Europese internetbedrijven? Waarschijnlijk krijgen zij het moeilijker om hun werk zelf via het internet te verspreiden, omdat geen enkele provider of platform nog content online beschikbaar zal stellen zonder contract.
Meer dan 200 juristen en wetenschappers stellen dan ook dat de situatie voor kleine, zelfstandige creatieven met deze wet fors zal verslechteren, ten faveure van de positie van grote uitgevers, mediabedrijven en hun branche vertegenwoordigers.
Neutrale rol uitgehold
Baruch en Solleveld vinden het hoog tijd de ‘uitzonderingspositie’ voor internetbedrijven ‘met een intermediaire rol’ af te schaffen. Zij doelen op de huidige Europese e-commerce richtlijn van 2001 die ISP's, hosters, cloud platforms en andere netwerkbedrijven vrijwaart van aansprakelijkheid voor het handelen van de klanten die hun infrastructuur gebruiken. Ook netneutraliteit is op dit principe gebaseerd.
Dit vormt de basis van een vrij en open internet en is dus allesbehalve een ‘uitzondering’. Dit als ‘uitzondering’ beschouwen geeft blijk van een volstrekt achterhaalde kijk op internet; als een soort grote omroep, waar alle internetbedrijven actief content onder eindgebruikers distribueren. Hun term ‘verspreiding’ is even misplaatst. Internetbedrijven verspreiden niet, zij bieden infrastructuur voor distributie door anderen.
Baruch en Solleveld noemen de vereiste van een ‘uploadfilter’ voor internetbedrijven ‘onzin’. Dat is onjuist: de wet stelt dat de vrijwaring van aansprakelijkheid voor internetbedrijven vervalt als zij geen maatregelen treffen om onrechtmatige content van hun platforms te weren. De uitvoering daarvan is onmogelijk zonder filters.
Dat weten Baruch en Solleveld ook, want ze spreken zichzelf tegen door te stellen dat de filters ‘vrij verkrijgbare’ en ‘betaalbare’ technologie zijn, die een YouTube en Facebook al gebruiken. Echter, commercieel verkrijgbare filtersoftware alleen al kost al tonnen, nog afgezien van extra kosten van servers, onbehapbare administratieve rompslomp etc.
Bovenal zijn filters onvolmaakte en discutabele middelen. Facebook en YouTube verwijderen met hun filters dagelijks onterecht content, die geen enkele wet of fatsoensnorm overschrijdt.
Google niet de enige lobbyist
Dan is er het verwijt dat Google miljoenen uitgeeft aan haar lobby tegen de richtlijn. Dat is eenzijdig en dus misleidend. De gehele internetsector, wetenschap, juristen en maatschappelijke organisaties als Bits of Freedom zijn in verzet gekomen tegen deze wet. Die bevindt zich tegenover een omvangrijke lobby van mediabedrijven en uitgevers die kosten nog moeite heeft gespaard om de EU te overtuigen; pot en ketel.
De afgunst van klassieke uitgevers en mediabedrijven die de digitale boot hebben gemist over de verdiensten in de digitale sector, en de suggestie dat organisaties als Buma/Stemra de kleine creatieven moeten beschermen tegen internetgiganten, heeft zich vertaald zich in een wetsvoorstel dat zeer grote gevolgen zal hebben voor het open en vrije internet.
Het is te hopen dat de EU zich uiteindelijk niet voor dat karretje laat spannen. En dat vertegenwoordigers van de media-industrie nog snel een stoomcursus over de werking van het internet doorlopen voordat zij weer met dit soort schadelijke ideeën een lobby starten bij de EU.
*) Michiel Steltman is directeur van Stichting Digitale Infrastructuur Nederland (DINL)
Photo by Jack Antal on Unsplash