Vooraf:
(Beeld: Bart van den Tooren)
Bij Boom Filosofie verscheen van Gijs van Oenen (1959) , universitair hoofddocent filosofie aan de Erasmus Universiteit. het boek Overspannen Democratie. Van Oenen legt uit dat we te hoge verwachtingen koesteren van de democratie en biedt oplossingen voor de toekomst. De meeste boeiende voor Netkwesties is zijn optie om democratie te ondersteunen met inzet van algoritmen, waarover onderstaand essay handelt.
Gijs van Oenen beschrijft in het fascinerende boek de ‘metaalmoed van de democratie’ vanuit politiek-historische, filosofische en sociologische theorie. Paradoxaal betoont Van Oenen zich juist een pragmatisch filosoof waar het gaat om oplossingen, maar wel vanuit een momenteel eenvoudig vergeten principe: ‘De burger is er voor de democratie, en niet andersom’.
De oplossing ligt dus niet in nog meer democratie en inbreng van iedereen maar juist in een grotere afstand van tussen democratie en burger. Maar ook in aanpassingen aan de ‘moderne tijd’. Zo luidt de titel van de laatste onderdeel uitdagend: ‘de democratie als een service’, gelijkluidend aan wat in de cloud-diensten van IT ‘Software as a service’ heet.
‘Democratie wordt verleend als dienst – aan burgers voor wie de democratie als politiek arrangement te veel van het goede is geworden’. Het lijkt ironie, maar Van Oenen is heel serieus. Al permitteert hij zich de ‘grap’ dat met de Wiv 2017 het ‘luisteren’ door de dienende overheid is vervangen door ‘afluisteren’.
Criticasters staan uiteraard klaar om Van Oenen een kopje kleiner te maken, want ze identificeren algoritmes met het grote kwaad en als die invloed krijgen op de democratie, of zelfs bepalend worden, is de politiestaat nabij. Fleur Jongepier ging er in NRC direct tegenin, en we mogen dit verweer ook publiceren.
Maar zo betoogt van Oenen, weliswaar worden veel data zonder onze instemming of zelfs geniepig verzameld, burgers verschaffen ook zelf graag data aan de grootmachten en overheid. (Hetzelfde principe ligt ten grondslag aan De macht van Facebook en Privacy bestaat niet). Al gaat Van Oenen wel ver met ‘Dat stiekeme profileren zou je net zo goed als een service kunnen beschouwen’.
De ‘artificiële politieke intelligentie’ als basis voor de democratie kan uiteraard tot willekeur of ongewenste en onvoorziene uitkomsten leiden. Maar de politieke levert die nu ook aan de lopende band op, of ze nu Trump, Wilders of Denk heten., aldus Van Oenen. Bovenal wordt de huidige democratie niet vervangen door bepaling met formules vanuit data, maar ze staan naast elkaar.
In Trouw verscheen een boeiend artikel over de theorieën van Van Oenen. Onderstaand essay verscheen eerst in NRC. Het begint met een overigens niet geheel juist observatie over Yahoo, dat immers behalve een index ook een zoekdienst bood die ook op ‘algoritmes’ gebaseerd waren, maar veel slechter dan die van Google.
Essey Gijs van Oenen
Ooit navigeerden we op het prille internet via de indexpagina van Yahoo, een soort Gouden Gids voor cyberspace. Dat kostte veel tijd, en je vond zelden wat je zocht. Dat veranderde in een klap met Google. Ineens kon je wel vinden wat je zocht. En het kost niets, het gaat in een oogwenk, en een paar trefwoorden zijn genoeg. Wauw! Het geheim van Google? Zijn algoritme. Het internet is zo complex geworden dat ‘gewone’ computerkracht, hoe fenomenaal ook, tekortschiet om klassiek systematisch alle informatie te doorzoeken en te ordenen. Zoeken moet ‘slim’ gebeuren, en geen zoekgereedschap is slimmer dan het algoritme.
Wat het algoritme bovenal goed kan, is het gat dichten tussen de objectieve logica van de computerwereld en de subjectieve logica van de menselijke wereld. Het algoritme van Google is zo goed omdat het precies lijkt te begrijpen wat je zoekt. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld Microsoft, dat geen idee lijkt te hebben.
Meer of minder slim, algoritmes zijn op alle fronten actief. TomTom, Netflix en Tesla gebruiken ze ook, net als banken, verzekeringsmaatschappijen, gemeenten en onze smartphones. We kunnen nauwelijks nog zonder hun bemiddeling. Ze zijn onze onmisbare, onzichtbare en altijd parate gids, coach en wegwijzer in het moderne leven dat steeds inniger is vervlochten met internet en ict.
Algoritmes beïnvloeden ons dagelijks leven en de keuzes die wij, schijnbaar vrijwillig en autonoom, maken op een even onmiskenbare als ondoorzichtige wijze. Dit roept terecht allerlei vragen op. Hoe doen die algoritmes dat precies? Hoe komen ze aan de kennis waarmee ze mij zo goed lijken te begrijpen? Kunnen we algoritmes wel vertrouwen? Aan wie zijn ze eigenlijk loyaal?
Complexiteit vereist algoritmes
Van de profielen van ons surfgedrag die iedere milliseconde op internet worden samengesteld en bij opbod geveild merken we normaal gesproken niets; we klikken onbezorgd voort. Bij uitzondering horen we over hoe algoritmes worden gebruikt om ons te manipuleren. Zo publiceerde NRC op 27 maart een interview met klokkenluider Christopher Wylie, voormalig directeur onderzoek bij Cambridge Analytica, die een boekje opendoet over hoe dit bedrijf niet alleen in de Verenigde Staten maar ook in ontwikkelingslanden verkiezingen manipuleert. Wylie constateert dat bedrijven en instellingen die met big data en algoritmes werken, vooral reuzen als Google en Facebook, eigenlijk een soort nieuwe nutsbedrijven zijn. Hij pleit daarom voor meer regulering om de publieke functie van zulke bedrijven te waarborgen.
Dat is een goed inzicht, maar ik denk dat er een gedachte achter dit punt schuilt die we nog verder kunnen en moeten doorgronden, namelijk waar het gaat om mogelijke positieve bijdragen van algoritmes aan de democratie. De logica van het algoritme is daar al verder in doorgedrongen dan we ons realiseren. Er bestaat een structurele overeenkomst tussen hoe algoritmes ons leven beïnvloeden en de wijze waarop de democratie zich recent ontwikkelt. Algoritmische principes leveren ons een antwoord – of ons dat nu bevalt of niet – op een lastige en mijns inziens onontkoombare vraag die de ontwikkeling van de democratie ons stelt.
Eerst die vraag. Democratie heeft de afgelopen decennia een ongekende vlucht genomen. Na de roerige jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw is democratisering getransformeerd van radicale kritiek tot gangbare praktijk. Er is nauwelijks nog een institutie, instelling of praktijk te vinden die niet is gedemocratiseerd. In de politiek bestaat er geen hoger goed dan democratie. Boosheid, onvrede of kritiek wordt steeds vaker verwoord als aantijging dat een procedure of besluit onvoldoende democratisch is genomen: er is niet geluisterd naar de burger, er is onvoldoende met diens kritiek gedaan, de informatie kwam te laat, de inspraak was fake.
Soms is er niet eens een probleem nodig om meer democratie te eisen, zoals bij de gekozen burgemeester. Zijn er eigenlijk wel problemen die speciaal samenhangen met het feit dat burgemeesters worden benoemd? De vraag wordt niet eens meer gesteld; burgemeesters moeten gewoon worden gekozen, want dat is democratisch!
Genoeg democratie
Voor de duidelijkheid: ik ben een voorstander van democratie. Fijn dat allerlei organen zijn gedemocratiseerd en dat autoritaire structuren zijn verdwenen. Maar het probleem is dat we van democratie letterlijk geen genoeg lijken te kunnen krijgen. Wat het probleem ook is, de eis van ‘meer democratie’ belooft de oplossing. Er is geen maatstaf voor wanneer er genoeg democratie is. En misschien belangrijker nog, aan zo’n maatstaf lijkt ook geen behoefte te bestaan. We realiseren ons echter niet dat we hiermee niet alleen de instituties die we bekritiseren, maar ook en vooral onszelf een steeds hogere last opleggen.
We kunnen dit inzien aan de hand van een klassieke formulering van de Duitse filosoof Jürgen Habermas, een verdediger van de moderne democratie bij uitstek, die betoogt dat alleen die normen legitiem zijn „waarmee alle mogelijk betrokken personen zouden kunnen instemmen, als deelnemer aan rationele discussies”.
Maar over hoeveel normen, in het publieke maar ook in het private leven, moeten we ons dan wel niet afvragen of we er bij betrokken zijn en of we er mee zouden kunnen instemmen, in een discussie met alle andere betrokkenen?
Net als Google en Amazon
Het antwoord is: buitensporig veel. Al hoeven we niet altijd daadwerkelijk in discussie, we dragen als moderne, geëmancipeerde en democratische burger en privépersoon continu de medeverantwoordelijkheid voor de normen die ons leven bepalen. Dat is de prijs van emancipatie en democratie. We mogen nu meedenken en meebeslissen met de machten die over ons leven beschikken, maar de prijs is: dat moeten we nu ook – anders zouden we onszelf, en de samenleving, tekort doen. Jij wil toch ook meer democratie?
Mijn stelling is dat we hierdoor gaan lijden aan ‘democratische metaalmoeheid’. De last die de democratie ons oplegt is te zwaar geworden. We halen tegenwoordig graag alles uit onszelf wat erin zit, ook in democratisch opzicht, maar in feite is dit een soort roofbouw. We roepen wel om meer democratie, maar in feite wordt die ons letterlijk en figuurlijk te veel van het goede. Burgers en democratie raken overspannen.
Het antwoord op dit probleem is de algoritmische democratie. De Habermasiaanse last kan van onze schouders worden genomen door een systeem dat namens ons argumenteert, afweegt en concludeert. Zoiets als een parlement, maar dan zonder representatie, dus op basis van onze daadwerkelijke voorkeuren en verlangens.
Dat is mogelijk doordat we die voorkeuren en verlangens inmiddels al zo veel en zo vaak via allerlei interactieve mechanismen hebben kenbaar gemaakt, en nog steeds kenbaar maken, dat het bestuur inmiddels in staat is om die voor ons ‘waar te nemen’. In principe hetzelfde als wat algoritmen doen.
Sterker nog, dit zou ook daadwerkelijk algoritmisch kunnen worden gerealiseerd. Google en Amazon doen dat nu al in de commerciële sfeer: Google weet al wat ik ga intypen en Amazon weet al wat ik ga bestellen. Dat komt doordat ze in zekere zin heel goed naar ons luisteren (systemen als Siri en Echo doen dat zelfs zo letterlijk dat ze ons eigenlijk afluisteren).
Luisteren = data verzamelen
Op een wat simpeler maar vergelijkbaar niveau vertrouwen veel kiezers tegenwoordig al op instrumenten als de Stemwijzer. Misschien weten wij niet meer welke partij nog bij ons past, maar de stemwijzer weet het namens ons. Deze is ‘wijzer’ dan wijzelf. Toch legt zij ons niets op; zij komt op basis van een peiling van onze voorkeuren en standpunten tot een interpretatie van onze politieke overtuiging.
Ook de overheid is tegenwoordig al bereid en in staat ons ‘waar te nemen’. Nogal wat boze burgers eisen dat de overheid eindelijk ‘gaat luisteren naar de burger’, maar in werkelijkheid doet onze democratische overheid al vele jaren haar uiterste best om zo responsief mogelijk te zijn en zo precies mogelijk uit te vinden wat ons beweegt en waar onze voorkeuren naar uit gaan.
Daarbij heeft ook de overheid beschikking over big data en algoritmes. Ook zij kan die inzetten voor zo’n algoritmische democratie, die ons nog beter begrijpt dan wij onszelf begrijpen. Niet in de ouderwetse, autoritaire zin, maar juist in een heel democratische zin, in overeenstemming met het verlangen van de hedendaagse overheid om juist namens en met ons te denken en te handelen. Zo beschouwd zijn algoritmes allerminst een bedreiging voor de democratie.
Geen heilige graal
Evenmin zijn algoritmes een heilige graal. Ze werken niet ‘neutraal’ en ze zijn per definitie niet transparant. We begrijpen niet altijd hoe ze tot hun conclusies komen. Maar dat geldt voor de bestaande democratische praktijk ook; denk aan het eeuwige geklaag over de achterkamertjes. Verder zou het weinig zin hebben om te eisen dat het algoritme democratisch in elkaar wordt gezet. Dat zou de democratische overbelasting die ik nu al zie optreden juist nog verder opschroeven, in plaats van verminderen.
Niettemin zijn natuurlijk ‘checks and balances’ nodig op de inzichten die de algoritmische democratie namens ons produceert. En die vinden we in de uitkomsten van de gangbare democratische deliberatie, waar we gewoon mee doorgaan, zij het liefst wat in een gematigder en minder overspannen vorm dan thans.
Die democratische praktijk is een onvervreemdbaar onderdeel van onze moderne geëmancipeerde levensstijl; het algoritme kan die niet vervangen. We krijgen dan dus een ‘tweesporenbeleid’. Geen van beide sporen levert ons juiste of volledig bevredigende democratische inzichten – en geen enkel systeem zou ons die kunnen leveren – maar tezamen genomen kunnen zij, in hun onderlinge confrontatie, daar een redelijke benadering van vormen. We krijgen zo een extra democratische ‘check’, terwijl we hopelijk tegelijkertijd de democratie wat meer kunnen ontspannen.
Dit is vooralsnog een filosofische gedachte. Maar zij adresseert een heel reëel probleem, dat van de overspannenheid van de democratie. We hebben hulp nodig om onze democratische overbelasting terug te brengen naar draagbare proporties.
De algoritmische democratie zou ons die dienst kunnen verlenen.