‘Share’, zo luiden in één woord de kern van het bedrijfsmodel (‘businessmodel’) en strategie van Facebook om nummer 1 sociaal netwerk te blijven. Zolang gebruikers maar blijven ‘deeeeelen’, vullen ze de databank van Facebook met kennis over hun eigen persoonlijkheid en die van vrienden en familieleden en – niet te vergeten – van het nageslacht.
Toch volgen er steeds onthullingen die voorsorteren op verontwaardiging over deze staande praktijk. Nu blijkt Facebook ook vanaf 2007 data van Facebook-gebruikers en van hun (relaties tot) vrienden te ‘deeeeelen’ met telefoonmakers. Dat bericht The New York Times, met een nadere uitleg. Facebook gunde zestig telefoon- en tabletfabrikanten de data, maar vooral de groten profiteerden zoals Apple en Samsung en in mindere mate HTC, Blackberry en Nokia/Microsoft.
Ook Huawei was erbij, de Chinese leverancier die de Amerikaanse overheid op de stafbank zette wegens het vermeende faciliteren van spionage via apparatuur. Dat gaf opnieuw politieke ophef in de Washington, ofschoon Huawei ontkende met Facebookdata aan de haal te zijn gegaan. Wat die makers met die data konden doen maakt de krant overigens niet duidelijk. Daarover meer.
De essentie
Het verschaffen van data door Facebook aan Apple, Samsung, HTC etc. vanaf 2007 betrof ruilhandel met als doel om een positie te verwerven op de telefoons. Facebook begon tien jaar terug met mobiel berichten- en belverkeer te concurreren met de aanbieders van telefonie zoals Vodafone, KPN en T-Mobile. Die toen hun inkomsten uit gesprekken en sms ras zagen dalen door toedoen van Facebook, Skype en (toen nog) MSN.
Ze hadden dus weinig trek om Facebook ook mobiel dominant te helpen maker. Echter, hier hielpen de telefoonproducenten een handje. De toestellen gingen en gaan meestal over de toonbank als onderdeel van de abonnementen van telefonie-aanbieders. Facebook maakte met de producenten afspraken om toegang te krijgen tot het scherm in de applicaties van de makers zelf. Onderdeel van de deal was verschaffing van data van Facebookers. Zo kreeg Facebook een vaste plek op de toestellen en hadden de telefonie-aanbieders het nakijken.
Deze zakelijke belangen meldt New York Times niet. Wel was Facebook bepaald slordig. NYT-journalist Michael LaForgia kreeg via een Blackberry-app op een toestel uit 2013 toegang tot ‘gevoelige data’ over religie en politieke voorkeuren van z’n 556 vrienden, maar ook over bijna 300.000 vrienden van vrienden. Wat een telefoonmaker met de kennis over religie in vredesnaam moet beginnen is niet duidelijk.
Wel melding gemaakt, niet opgemerkt
Volgens de krant werden ook data verstrekt van Facebookers die hadden aangevinkt geen gegevens met derden te willen delen.. De The New York Times citeert de uitstekende onderzoeker Ashkan Soltani die Facebook vergelijkt ‘een slotenmaker die reservesleutels aan al z'n vrienden geeft, zodat zij jouw spullen zonder toestemming kunnen doorzoeken’.
Volgens Sandy Parakilas, voorheen chef bij Facebook en nu diens criticaster bij het Center for Humane Technology, was deze verschaffing van data eerder al een privacykwestie binnen Facebook, maar werd er niets tegen gedaan. Het werd maar verzwegen.
Volgens New York Times is deze datadeal recent nog verzwegen in antwoorden in Duits privacyonderzoek naar Facebook. Echter, daar staat met zoveel woorden: ‘Facebook also has device-integrated APIs that enable partners to provide Facebook experiences under partnership agreements. A device-integrated API would be a Blackberry-built Facebook app or an integration that allowed people to call their Facebook friends using their phone. We are working on winding down many of these partnerships.’
De term ‘provide Facebook experiences’ is verhullend. Maar het staat onderzoekers en journalisten vrij om te vragen en eventueel uit te zoeken wat Facebook bedoelt. Er staat immers duidelijk dat het toestellen gaat en ‘partnerschapsovereenkomsten’.
Verwezen wordt naar de grote ommezwaai die Facebook in april 2018 aankondigde om derden niet langer data te gunnen. Daarin staat onder de kop ‘Device-integrated APIs’: ‘We are winding down access to device-integrated APIs that enabled partners to provide Facebook experiences under partnership agreements. We will be working closely with these partners to minimize consumer impact by providing alternative solutions where applicable or leveraging Facebook's sites and apps where relevant.’
Niemand sloeg daarop aan met de vraag: wat is dat dan? Tot twee maanden later de New York Times met hulp van ex-Facebookers tot de ontdekking kwam dat telefoonmakers toegang tot Facebook-data hadden.
Verweer Facebook
Zoals het aankondigde is Facebook na de onthulling van het Cambridge Analytica-schandaal begonnen met het stopzetten van deze dataruilovereenkomsten. Dat doet geen zeer, want geen telefonie-aanbieder of telefoonmaker kan nog zonder Facebook om data-abonnementen en telefoons te verkopen.
Betaling met data door Facebook om toegang te krijgen tot gebruikers is dus niet langer noodzakelijk. Telefonie en sms zijn bijzaak geworden, Facebook en Google regeren ook de telecommarkt. Maar afgelopen week was nog niet de helft van de 60 contracten met telefoonproducenten beëindigd. Dat kost tijd.
Facebook gaat in een reactie in tegen de NYT-onthulling, na eerst bekend te hebben dat de krant eerder vaak terecht kritiek uitoefende in privacykwesties van Facebook. Puntsgewijs, op naam van Ime Archibong, VP of Product Partnerships, en Nigeriaan van afkomst:
* Facebook had in 2007 nog geen apps voor elke telefoon en de toegang tot Facebook vanaf de telefoons moest met softwarebruggen (api’s) worden gebouwd, wat ook gold voor Twitter, Google en YouTube;
* Telefoonmakers zijn partners en geen derde partijen;
* Onder controle van Facebook mochten en moesten ze data van gebruikers en vrienden gebruiken om de communicatie te ondersteunen;
* Het is niet zo data van Facebookers die toestemming voor gebruik van data uitvinkten wel gebruikt zijn, beweert hij ook.
Het klinkt vager dan noodzakelijk. Facebook heeft een voorkeur voor verhullend taalgebruik, net als Google, Amazon en vrijwel alle machtige concerns waar in dit soort kwesties juristen regeren en niet de belangen van klanten.
Wat is in vredesnaam ‘to recreate Facebook-like experiences’ in de verklaring van de heer Archibong? We hebben de vraag neergelegd bij Facebook Press en bij Archibong zelf op Facebook ofschoon hij niet toestaat om vrienden te worden. Als je wilt uitzoeken wat de data-uitwisseling precies behelsde zul je dit moeten weten. We hebben de vraag ook bij telefoonmakers neergelegd.
Vertaald: moesten de telefoonmakers werkelijk toegang hebben tot de data van gebruikers en hun vrienden om ze kunnen laten bellen en chatten via Facebook? Of was het anderszins niet mogelijk om die API technisch te laten functioneren zonder dat data van gebruikers zichtbaar werden voor telefoonmakers? En wat moesten zij met die data?
En nu Facebook een einde aan de overeenkomsten maakt, wat betekent dit precies in de praktijk? Moeten de telefoonmakers de data van Facebook die ze op eigen servers en in eigen apps met de API hebben overgenomen dan ook wissen?
Het is wel jammer dat Nederlandse media door de bank genomen erg goed zijn in het overschrijven van de New York Times, een kennelijk altijd 100 procent en dus onbetwistbaar juiste bron, en deze essentiële vragen niet stellen. Direct wordt aan het overschrijven van NYT een veroordeling van Facebook gekoppeld, dat is veel eenvoudiger.
Data aan concerns
Niet dat Facebook zo’n braverik is, maar het zijn altijd nog de gebruikers die de macht verschaffen aan Zuckerberg & Co. Afgelopen week bleek bovendien dat Facebook nog data bleef ‘deeeeelen’ met concerns na de datum in 2015 toen dit volgens Facebook gestopt was.
Er was een ‘whitelist’ met bedrijven die volgens Wall Street Journal nog mochten profiteren van het ‘deeeeelen’ van data. Het betrof de ‘friend link’ met informatie over de intensiteit van zogenaamde ‘vriendschappen’ op Facebook. Royal Bank of Canada en Nissan werden met name genoemd. Deze bedrijven vroegen en kregen uitstel van het stopzetten van data delen en/of deden samen met Facebook experimenten voor marketing met vriendengroepen.
Verbazingwekkend is eerder de verontwaardiging die de pers nog steeds tentoonspreidt over de methoden van Facebook om te optimaliseren. Facebook is in essentie niet een sociaal netwerk maar een marketingmachine, zowel voor personen om zich zo goed mogelijk te profileren tegenover vrienden, kennissen en fans als voor organisaties om te pogen individuen in te palmen. IJdelheid en hebzucht zijn onlosmakelijk verbonden.
Verontwaardiging is ook opportunistisch. Toen Obama in 2008 en 2012 optimaal gebruikmaakte van Facebook werd dit alom in termen van bewondering beschreven, toen zijn opvolger in 2016 tot het uiterste ging om gelijkgezinden te treffen en burgers te manipuleren, braken media er de staf over.
Als allemaal nog ‘onthuld’ wordt door New York Times hoe ver Facebook marketingbureaus en Facebook gingen en gaan, dan krijgen Nederlandse media het nog heel druk met overschrijven en schande roepen.