Minister-president Rutte bleek opnieuw meester om bestaande beleidsregels te voorzien van een zogenaamd nieuw patroon en in staat zich te verheffen tot de door hem zelf permanent gepraktiseerde kantkloskunst.
In ‘zijn’ kabinetsbrief van 6 april 2018 (2018-0000207965) schrijft onze premier dat - vanwege zorgen bij de bevolking over de uitvoering van de wet – het kabinet “de nadrukkelijke wens (heeft) om de waarborgen uit de wet op onderdelen te verduidelijken” en de uitvoering in de praktijk “zo nodig in te perken door middel van beleidsregels”. Maar dan wel zo dat de AIVD en de MIVD er geen nadeel van zullen ondervinden.
Dat lijkt op ‘champions league kantklossen met oude patronen’ en daarom begrijp ik de onvrede bij tegenstanders van deze wet over deze ‘wijzigingen van cosmetische aard.’ Maar net zoals bij gewone onderhandelingen; het komt bijna nooit voor dat je op alle punten wint.
Beoordeling regimes discutabel
Een belangrijk, zo niet het belangrijkste, kritiekpunt op de deze inlichtingenwet is het delen van ongeëvalueerde bulkdata met andere ‘niet democratische’ landen, gekoppeld aan de angst van Nederlandse burgers dat persoonsgegevens in handen zouden komen van buitenlandse dictators. Maar ook vrees dat bij een rigide beoordeling van data door de Amerikaanse overheid we op luchthavens in VS worden op- of zelfs tegengehouden.
Het kabinet gaat ervan uit dat de AIVD en de MIVD er zelf in slagen een afweging te maken met welke buitenlandse diensten zij wel of niet kunnen samenwerken en of met die diensten informatie wordt uitgewisseld. Met andere woorden, de Nederlandse regering laat gemakshalve de beoordeling van ‘veilige samenwerking met buitenlandse inlichtingendiensten’ over aan de inlichtingen- en veiligheidsdiensten zelf.
Hoe beoordeel je ‘specifieke waarden’ van een democratie, wie heeft daar objectieve maatstaven voor en hoe lang is die specificatie houdbaar? Het is een volstrekt onzinnig te denken dat de Nederlandse diensten objectief kunnen beoordelen of en in welke mate een land:
- de mensenrechten naleeft;
- of de dienst democratisch is ingebed;
- of de dienst betrouwbaar en professioneel is;
- op welke wijze de dienst haar gegevens beschermt;
- welke wettelijke bevoegdheden en mogelijkheden een dienst heeft;
- hoe het toezicht daarop georganiseerd is.
Vervolgens zegt het kabinet dat wanneer “een land minder [minder dan?] voldoet aan deze criteria, zullen de AIVD en MIVD terughoudender [terughoudender dan?] zijn met het uitwisselen van ‘gevoelige’ [wat is gevoelig?] informatie om te voorkomen [hoe doe je dat?] dat daar op ongewenste [hoe stel je dat vast?] manier gebruik van wordt gemaakt.
De regering laat hiertoe ‘wegingsnotities’ maken over samenwerking met min of meer democratisch ingebedde inlichtingendiensten. Volgens mij horen deze afwegingen thuis thuis in categorie ‘kantklossen’. En misschien is dat ook wel de bedoeling.
Want hoe definieer je ‘specifieke waarden’ van een democratie, wie stelt daar objectieve maatstaven voor vast en hoe lang is die specificatie houdbaar? Is de mening van het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken maatgevend? Of van de Verenigde Naties, WRR, Clingendael, universiteiten, de onafhankelijke toetsingscommissie TIB, of de toezichthouder op de inlichtingendiensten CTIVD? Het overlaten van die beoordeling aan Wikipedia lijkt onzinnig!
En dan de meest bespottelijke opmerking van het kabinet over het delen van ongeëvalueerde bulkdata met andere ‘niet democratische’ landen: “De verantwoordelijk ministers zullen streng toezien op de tijdige afronding van de wegingsnotities en op het delen van ongeëvalueerde gegevens”.
In de wetenschap dat de ministers van Binnenlandse zaken en van Defensie daartoe nooit in staat kunnen en zullen zijn, wordt “de CTIVD wordt gevraagd hierover aan de Tweede Kamer te rapporteren” en mee te nemen naar de wetsevaluatie over twee jaar.
Uitbesteding aan CTIVD lukt niet
De ervaring leert dat dit een hele kluif wordt voor de CTIVD. Niet vanwege onkunde of gebrek aan inzicht en toegang binnen de diensten, maar vooral omdat het de AIVD (en MIVD) al decennia lang zelf niet is gelukt om intern - permanent of ad hoc - die afwegingen over samenwerking met welke diensten dan ook structureel vorm te geven.
Moet de CTIVD hier soms de rol van aanjager binnen de diensten op zich nemen en ervoor zorgen dat wegingsnotities als waarborg in de samenwerking met alle buitenlandse diensten nog dit jaar worden opgesteld?
Gezien de onstandvastige politici en de onvoorspelbare geopolitieke ontwikkelingen in de Midden- en Oost-Europese landen wordt het opstellen van wegingsnotities over deze landen, vooral binnen de Europese Counter Terrorism Group (CTG), een hobby die past in de categorie ‘kantklossen’.
Al met al, een regering, een kabinet en ongetwijfeld een parlement die de uitvoering van werkzaamheden zoals gebruikelijk overlaat aan de inlichtingendiensten zelf. Een volstrekt begrijpelijke keuze omdat dit opnieuw duidelijk maakt dat politici geen snars verstand hebben van inlichtingenwerk.