Hun motivatie: “De wet is in strijd met fundamentele grondrechten die privéleven, communicatie en persoonsgegevens beschermen, zo oordeelden zowel de Raad van State als het Europese Hof van Justitie eerder. De Nederlandse regering weigert niettemin de Wet Bewaarplicht Telecommunicatie buiten werking stellen”
Sinds 2009 zijn telecom- en internetbedrijven verplicht vast te leggen wie wanneer met wie belde en vanaf welke locatie, en wie er wanneer met wie mailde of in- en uitlogde op internet.
Op 8 april 2014 heeft het Europese Hof van Justitie de Dataretentierichtlijn 2006/24/EG in zijn geheel en met terugwerkende kracht ongeldig verklaard. Volgens het Hof is het lange tijd vastleggen van communicatiegegevens van iedereen, zonder concrete verdenking, in strijd met fundamentele rechten van privacy.
Er moeten volgens het Hof objectieve criteria worden toegepast om de noodzaak van verzamelen en opslaan vast te stellen, en er moet voorafgaande controle zijn door een onafhankelijk instantie of rechter. Het onbeperkt ongericht verzamelen van metadata in het kader van zogenaamde ‘mass surveilance’ is volgens het Hof niet toegestaan.
In Nederland is regelgeving op dit gebied vastgelegd in de Wet Bewaarplicht Telecommunicatie, die grotendeels overeenkomt met de Dataretentierichtlijn. De wet houdt in dat telecombedrijven en internetproviders diverse gegevens over internet- en telefoniegebruik zes tot twaalf maanden moeten bewaren zodat Justitie die kan gebruiken voor het handhaven van de wet.
De Raad van State oordeelde onlangs dat de wet in strijd is met de grondrechten die privéleven, communicatie en persoonsgegevens beschermen. De Nederlandse regering legt het advies van de Raad van State naast zich neer en weigert de wet buiten werking te stellen. Naleving van de wet zal worden gehandhaafd.
Onlangs maakte minister Ivo Opstelten van Justitie + Veiligheid bekend de wet te willen aanpassen, maar de massale opslag voort te zetten. Daarmee handelt Nederland volgens juristen in strijd met de uitspraak van het Europees Hof. Zie het recente artikel van Egbert Dommering en Nico van Eijk.