Tijdens de voortzetting van de procedurele zittingen tegen Bradley Manning afgelopen week heeft de militaire rechter dit uitgesproken.
De aanklagers hebben verklaard te willen aantonen, dat onder meer Bin Laden aan een medeplichtige zou hebben gevraagd om documenten van Wikileaks. Dit lijkt misschien weinig steekhoudend, maar het criterium kan tricky blijken, omdat er eerder berichten zijn geweest dat de Amerikaanse overheid bezig is om ook Wikileaks zelf als een vijandige instantie te beschouwen.
Justitie zou hierover in de periode die nu nog rest tot het proces (dat volgens de laatste berichten pas in juni op de rol staat) een onverwachte konijn uit de hoed kunnen toveren.
Nog ongunstiger voor Manning is, dat onderzoeksrechter kolonel Denise Lind ook heeft bepaald dat het motief van Manning tijdens het proces alleen een rol mag spelen als het erom gaat, aan te tonen dat hij inderdaad niet wist dat door hem doorgespeeld materiaal door de vijand kon worden gezien.
Verder mag deze kant van de zaak louter aan de orde komen als het er om gaat hoe hoog de straf wordt indien het delict bewezen wordt verklaard, dus in de allerlaatste fase van het proces. Dit verzwakt Mannings positie als mogelijke klokkenluider, omdat hij nu niet vanaf het begin af aan mag betogen dat hij in het algemeen belang heeft gehandeld en dat alleen dat zijn motief is geweest.
Lind bepaalde voorts, dat Manning tijdens het proces de schaderapporten van de inlichtingendiensten over de effecten van het uitlekken van de documenten alleen mag gebruiken als het gaat over het bepalen van de strafmaat. Ook dit is niet gunstig voor Manning, want de verdediging had die rapporten willen gebruiken om aan te tonen dat de nationale veiligheid niet in het geding is geweest.
De militaire onderzoeksrechter zal in februari beslissen over de argumenten van de verdediging dat de aanklagers hun recht op vervolging verspeeld hebben door het alsmaar rekken van het proces (Manning zit nu twee jaar en acht maanden in voorarrest).
Illegale bestraffing
De onderzoeksrechter in de zaak Manning heeft vastgesteld dat de beperkingen tijdens zijn hechtenis in de mariniersgevangenis 'excessief' en bij tijd en wijlen illegaal waren. Dat ging verder dan nodig was om zijn veiligheid te waarborgen en het risico van zelfmoord te voorkomen.
Bij het toekennen van compensatie hiervoor was de rechter echter erg karig. Volgens de wet was het mogelijk om het hele proces te stoppen vanwege deze inbreuk op de rechten van de gevangene Manning. In het geval dit niet gebeurde hadden de advocaten gevraagd voor elke dag dat zijn rechten geschonden waren tien dagen te verrekenen met de eventuele uiteindelijke strafoplegging. De rechter compenseerde echter slechts met één-op-één, zodat Manning uiteindelijk zo'n maand of vier strafvermindering kan krijgen.
Rechter Denise Lind besloot vervolgens het eigenlijke proces opnieuw uit te stellen van maart tot begin juni 2013 om extra tijd te hebben om eventueel geheime gegevens die ingebracht worden in de procedure beter te kunnen beoordelen.
Journalistieke zorgen
Tijdens de jongste reeks ‘pre-trial’-zittingen is duidelijk geworden, dat de militaire aanklagers het (nog te bewijzen) lekken naar Wikileaks gelijk stellen aan het lekken naar welk medium dan ook. Journalisten in de VS zijn hier inmiddels tegen te hoop gelopen.
Nooit eerder is een militair in de VS geïnterneerd op beschuldiging van hulp aan de vijand na het doorgeven van militaire ‘geheimen’ aan de media. In het geval van Bradley Manning neemt dit onderdeel van de aanklachten (waar levenslang op kan staan) perverse vormen aan, nu de aanklagers stellen, dat het er niet zozeer toe doet of Manning de bedoeling had de vijand te helpen, maar dat het voldoende is als hij het had kunnen weten.
In een commentaar op deze wel erg gemakzuchtig aandoende constructie heeft inmiddels onder meer de Los Angeles Times de aanklagers opgeroepen om de aanklacht ‘hulp aan de vijand’ te laten vallen, al was het maar ‘omdat deze beschuldiging ons gezien het gebrek aan bewijs even onzinnig voorkomt als het idee dat Manning zich bewust zou hebben gericht op vijandige naties of terroristen’.
Ook de ‘public editor’ van de New York Times, Margaret Sullivan, heeft zich bezorgd getoond over de implicaties van de vervolging van Manning op dit punt in een harde kritiek op haar eigen krant: “Aangezien het publiek van de pers verwacht dat zij haar cruciale taak in de democratie vervult is het verbazingwekkend dat zij hierop nog nauwelijks is aangesproken.”
Haar NYT-collega en columnist Bill Keller sloot zich hierbij aan en stelde, dat ‘de mogelijk geleden schade door Mannings actie in geen verhouding staat tot de manier waarop hij militair-strafrechtelijk wordt vervolgd’.
In The Guardian schreef Glenn Greenwald, dat deze aanklacht mutatis mutandis van toepassing kan worden geacht op vrijwel alle ‘inside’-bronnen waar bekende onderzoeksjournalisten zich doorgaans op baseren. Volgens Greenwald zouden serieuze media er verstandig aan doen zich goed te verdiepen in dit aspect van de zaak tegen Manning en massaal verzet moeten aantekenen, willen ze voorkomen dat zij vanwege hun huidige en toekomstige klokkenluidende bronnen vergelijkbaar gaan worden aangepakt en vervolgd.